Ingezonden persbericht

600.000 aanslagen Limburgse waterschappen illegaal

BAEXEM, 20040713 -- Op basis van de rechtspraak wordt geconstateerd dat de belastingverordeningen 2004 van de Limburgse waterschappen te laat zijn vastgesteld. Volgens vaste jurisprudentie is terugwerkende kracht dan niet toegestaan en is de verordening onverbindend. De gevolgen hiervan voor de meer dan 600.000 belastingplichtigen kunnen niet uitblijven.


Per 1 januari 2004 zijn de 3 Limburgse waterschappen samengegaan. Juridische zijn ze alle drie opgeheven. In het zuiden is het waterschap Roer en Overmaas geheel opnieuw ingesteld. In het noorden het waterschap Peel en Maasvallei. Beide namen ze in hun gebied de taken van het derde voormalige waterschap, Zuiveringschap Limburg, over.

Het (voorlopig) bestuur van elk (nieuw) waterschap heeft op 5 januari 2004 de belastingverordeningen 2004 vastgesteld en op 9 (Roer en Overmaas) respectievelijk 12 (Peel en Maasvallei) januari 2004 gepubliceerd. Op 1 januari 2004 hadden beide waterschappen geen belastingverordeningen. In de belastingverordeningen is daarom bepaald dat de heffing (met terugwerkende kracht) ingaat per 1 januari 2004. Voor de omslagen is 1 januari 2004 tevens peildatum, d.w.z. bepalend voor de belastingplicht voor het gehele jaar 2004.

In beginsel is belastingheffing met terugwerkende kracht niet toegestaan, omdat wetgevende maatregelen alleen voor de toekomst behoren te gelden (rechtszekerheidsbeginsel). De vraag is of beide Limburgse waterschappen zeer bijzondere redenen hebben die de terugwerkende kracht kunnen rechtvaardigen. Bovendien is vaste jurisprudentie dat terugwerkende kracht onder bijzondere omstandigheden alleen is toegestaan, mits voor de belastingplichtigen de heffingen en de tarieven voorzienbaar waren. Zonder deze omstandigheden en/of voorzienbaarheid zijn de belastingverordeningen 2004 niet rechtsgeldig en kunnen op basis daarvan geen aanslagen 2004 worden opgelegd aan de 600.000 belastingplichtigen.

Uit eigen onderzoek (dit bericht is daarvan een voor publicatie bewerkte versie) is gebleken dat de Limburgse waterschappen volstrekt onvoldoende aandacht hebben besteed aan de vereiste tijdige bekendmaking. Dat belastingplichtigen uit het feit dat er een nieuw waterschap komt alsmede uit de begroting konden opmaken dat het waterschap zou gaan heffen en tegen welke tarieven, is onvoldoende om te bereiken dat "het een ieder duidelijk is dat met ingang van de oprichtingsdatum door het nieuwe waterschap omslag zal worden geheven".

Volgens de Limburgse waterschappen kon de vaststelling en bekendmaking niet eerder plaatsvinden, omdat het waterschap pas per 1 januari 2004 is opgericht. Van enige overmacht is echter geen sprake. De (door de rechter goedgekeurde) mogelijkheid om vóór de fusie een bestuur in te stellen dat de nodige besluiten neemt, waaraan het waterschap na oprichting is gebonden, is niet benut. Zo zouden de verordeningen tijdig kunnen worden vastgesteld en bekendgemaakt. Het second best alternatief, om het eerste jaar na de datum van oprichting geen omslag te heffen, is evenmin ingezet. De kosten worden dan uit de reserves voorgefinancierd en over de toekomstige jaren uitgesmeerd en verhaald met een hoger tarief.

Gevolgen voor de 600.000 belastingplichtigen
Bij de gevolgen voor de belastingplichtigen is een aantal verschillende situaties te onderscheiden:

Aanslag 2004 reeds ontvangen, wel bezwaar gemaakt
Totdat de heffingsambtenaar van het waterschap uitspraak heeft gedaan op het bezwaarschrift, kan het worden aangevuld met de stelling dat de belastingverordening wegens ongeoorloofde terugwerkende kracht onverbindend is.

Aanslag 2004 reeds ontvangen, maar niet binnen de termijn bezwaar gemaakt
Belastingplichtigen van waterschap Roer en Overmaas kunnen in een bezwaarschrift stellen dat hun termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat het waterschap Roer en Overmaas bij de bekendmaking van de verordeningen misleidende informatie heeft verschaft door ten onrechte te vermelden dat de terugwerkende kracht op grond van jurisprudentie geoorloofd zou zijn omdat de bekendmaking binnen 3 weken na de inwerkingtreding van de heffing heeft plaatsgevonden.
Belastingplichtigen van beide waterschappen kunnen een brief richten aan het waterschap waarin zij het volgende standpunt innemen: "De aanslag is wegens ongeoorloofde terugwerkende kracht opgelegd op een onverbindend voorschrift. Dit is in strijd met art. 104 van de Grondwet. Toepassing van de wet is het eerste en belangrijkste beginsel van behoorlijk bestuur. Op grond hiervan dient het waterschap ambtshalve teruggaaf te verlenen". Een weigering van ambtshalve teruggaaf is een onrechtmatige daad, die niet bij de belastingrechter kan worden aangevochten. Daartoe moet men zich wenden tot de burgerlijke rechter.

Aanslag 2004 nog niet ontvangen
Zodra de (definitieve) aanslag is ontvangen, kan men daartegen bezwaar aantekenen met de stelling dat de belastingverordening wegens ongeoorloofde terugwerkende kracht onverbindend is. Indien de heffingsambtenaar het bezwaar afwijst, kan men in beroep gaan bij de belastingrechter.

Het vorenstaande is gebaseerd op en betreft mijn interpretatie van de huidige stand van wetgeving en jurisprudentie alsmede op de informatie die de waterschappen tot op heden in deze kwestie aan mij hebben verstrekt. Het is voorts altijd mogelijk dat de belastingrechter tot een ander oordeel komt dan in het verleden. Het gehele bericht is bestemd voor informatieve/publicitaire doeleinden, zodat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend.




Ingezonden persbericht