Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 14 juli 2004

Auteur


- Mw. drs. B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-339/04

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/22

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)

9

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


-

-

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1.Ontwerp-kaderbesluit over de bewaring van gegevens die zijn verwerkt en opgeslagen in verband met het aanbieden van openbare elektronische-communicatiediensten of gegevens in openbare communicatienetwerken met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, daaronder begrepen terrorisme


2.Voorstel van de Commissie voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr 1365/75 betreffende de instelling van een Europese Stichting voor de Verbetering van Levens- en Arbeidsomstandigheden


3.- Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over de evaluatie van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk


- Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk


4.Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Integratie van milieuaspecten in de Europese normalisatie{SEC(2004)206}


5.Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Connecting Europe at High Speed: National Broadband Strategies


6.Aanbeveling van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten


7.Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions e-Health ­ making healthcare better for European citizens: An action plan for a European e-Health Area


8.Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Een pro-actief mededingingsbeleid als hefboom voor Europees concurrentievermogen


9.Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de gereguleerde binnenkomst in de EU van personen die internationale bescherming behoeven en de versterking van de beschermingscapaciteit van de regio's van herkomst. "Verbetering van de toegang tot duurzame oplossingen."

De staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Ontwerp-kaderbesluit over bewaring van gegevens met het oog op strafbare feiten w.o. terrorisme

Titel:

Ontwerp-kaderbesluit over de bewaring van gegevens die zijn verwerkt en opgeslagen in verband met het aanbieden van openbare elektronische-communicatiediensten of gegevens in openbare communicatienetwerken met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, daaronder begrepen terrorisme


Datum Raadsdocument: 28 april 2004

Nr Raadsdocument: 8958/04

Nr. Commissiedocument: n.v.t. (lidstaten-initiatief)

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie i.o.m. EZ, BZK, FIN en DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Strafrechtelijke samenwerking, CATS, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de Verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme, die op 25 maart 2004 door de Europese Raad werd aangenomen, wordt de Raad de opdracht gegevens om maatregelen te bestuderen voor het opstellen van voorschriften voor het bewaren van verkeersgegevens door telecommunicatie-aanbieders, zodat deze voor 1 juni 2005 kunnen worden aangenomen. Dit ontwerp-kaderbesluit is een vervolg op de door de Europese Raad aangenomen Verklaring.

Het ontwerp stelt een bewaarplicht voor van ten minste 12 maanden, en ten hoogste 36 maanden. Met betrekking tot de in artikel 2 lid 2 benoemde gegevens voor zover voortgebracht door SMS, EMS, MMS en Internet protocollen kunnen lidstaten van deze bewaarperiodes afwijken. De gegevens worden gedefinieerd als de verkeersgegevens (d.w.z. gegevens die worden verwerkt voor het overbrengen van communicatie over een elektronische communicatienetwerk of voor de facturering daarvan - zie art. 2 onder b) Richtlijn 2002/58/EG) en locatiegegevens (d.w.z. gegevens die worden verwerkt in een elektronische-communicatienetwerk waarmee de geografische positie van de eindapparatuur van een gebruiker van een algemeen beschikbaar elektronische-communicatiedienst wordt aangegeven - zie art. 2 onder c) Richtlijn 2002/58/EG), met inbegrip van abonneegegevens en daaraan gerelateerde gebruikersgegevens (art. 2 lid 1). Voorts worden minimumsets aan categorieën gegevens (art. 2 lid 2) en communicatiediensten (art. 2 lid 3) benoemd die onder de bewaarplicht dienen te vallen. Het ontwerp kent verder enkele bepalingen betreffende gegevensbescherming en gegevensbeveiliging. Deze sommen minimum beschermingsbeginselen op waaraan de bewaarde gegevens onderworpen moeten worden.

Het ontwerp strekt ertoe de bestaande wetgeving van de lidstaten met betrekking tot het bewaren van gegevens door telecommunicatieaanbieders met het oog op het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten, te harmoniseren. Dit om effectieve politiële en justitiële samenwerking in strafzaken mogelijk te maken. Ook dienen de aldus bewaarde gegevens de andere lidstaten ter beschikking te staan in overeenstemming met de krachtens titel VI van het EU-Verdrag vastgestelde instrumenten inzake justitiële samenwerking.

Rechtsbasis van het voorstel: art. 31, lid 1 onder c) en art. 34, lid 2 onder b) EU-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Unanimiteitsbesluitvorming in de Raad, raadplegingsprocedure Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité:Geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: Positief. Betreft het vaststellen van (minimum) harmonisatievoorschriften.

Proportionaliteit: Afhankelijk van de uiteindelijke modaliteiten met betrekking tot het aantal/soorten te bewaren gegevens en duur van de bewaarplicht.

Nederland kan zich voorts vinden in de rechtsgrondslag en behandeling in de derde pijler. Het ontwerp kaderbesluit heeft primair als doel het waarborgen van de verenigbaarheid van de wetgeving van de lidstaten inzake de bewaring van telecommunicatiegegevens met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, inclusief terrorisme, en deze harmonisatie is duidelijk gericht op een verbetering van de justitiële samenwerking in stafzaken. De inhoud van het ontwerp is hiermee in overeenstemming. Een mogelijke invloed van het ontwerp-kaderbesluit op de (werking van de) interne markt, is afhankelijk van de wijze waarop dit kaderbesluit ingevuld wordt en de gegevens die het betreft. Niettegenstaande het feit dat de aanbieders vanuit het belang van de bedrijfsvoering gebaat zouden kunnen zijn bij een gemeenschappelijke regeling voor de EU-lidstaten dienen de verplichtingen van de aanbieders in evenwicht te blijven met de doelstellingen van het eEurope action Plan.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Aan het invoeren van een bewaarplicht zullen voor het bedrijfsleven en wellicht ook de overheid kosten zijn verbonden. Met het bedrijfsleven zal overleg worden gepleegd over de financiering van de bewaarplicht, in het bijzonder de mogelijkheid en modaliteiten van een financiële tegemoetkoming in de kosten die uit een bewaarplicht voortvloeien. De omvang van de kosten is afhankelijk van beslissingen over vragen zoals: welke specifieke gegevens bewaard moeten worden, wie de gegevens bewaart, voor hoelang, hoe en onder welke voorwaarden de gegevens toegankelijk zijn etc. Voorgesteld is een onderzoek te laten doen naar de mogelijke modellen voor de uitvoering van een bewaarplicht, inclusief de kosten daarvan. Gelet op de reikwijdte van de in artikel 2, tweede lid, van het ontwerp kaderbesluit voorgestelde minimum gegevensset en het feit dat thans niet geheel helder is in hoeverre dit ontwerp beoogt een bewaarplicht op te leggen aan de aanbieders terzake van gegevens die niet in het kader van de eigen bedrijfsvoering worden bewaard, is het voor een evenwichtig eindresultaat van belang dat de behoeften van de opsporingsdiensten op nationaal niveau nader in kaart worden gebracht. Dit geldt in het bijzonder voor de gegevens die op internet betrekking hebben. De uitvoerbaarheid van de verschillende modellen (m.n. financiering) zal in gezamenlijkheid worden beoordeeld. Nederland zal in het onderhandelingsproces in Brussel inzetten op het beperken van de kosten tot het niveau dat noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken. Zodra meer duidelijkheid bestaat over de omvang van de kosten zal in de 2e helft van 2004 in nader interdepartementaal overleg een voorstel tot dekking worden uitgewerkt, op basis van de regels budgetdiscipline.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Momenteel bestaat er in Nederland geen algemene bewaarplicht van verkeers- en gebruikersgegevens. Ingevolge artikel 13. 4 van de Telecommunicatiewet bestaat er evenwel een bewaarplicht voor aanbieders van mobiele telefonie, die beperkt is naar categorieën gegevens en naar termijn (drie maanden). Deze bewaarplicht hangt samen met de door de aanbieder zelf uit te voeren bestandsanalyse op grond van het Besluit Bijzondere Vergaring Nummergegevens. Zie ook het Besluit Bijzondere Vergaring Nummergegevens Telecommunicatie. De Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) regelt de mogelijkheden voor de verwerking van persoonsgegevens, in het bijzonder artikel 8 sub c laat hiertoe onder voorwaarden ruimte.

Het ontwerp, dat beoogt een bewaarplicht in te voeren met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, zou in ieder geval aanpassing van de Telecommunicatiewet en van het Wetboek van Strafvordering vereisen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Voorgestelde datum van inwerkingtreding is juni 2007, dan wel binnen twee jaar na de datum van aanneming. Hiermee kan worden ingestemd.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Het Nederlandse standpunt ten aanzien van een bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens is in beginsel positief. Hierbij dient wel de nodige aandacht te worden geschonken aan de wijze waarop deze verplichting wordt ingevuld.

Voorts is recentelijk ter uitvoering van actie 17 van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid een onderzoek verricht naar de categorieën gegevens die telecommunicatieaanbieders bewaren. Zoals hierboven reeds is vermeld zullen de behoeftes van de opsporingsdiensten en de belemmeringen die laatstgenoemden ondervinden door de afwezigheid van bewaarplichten voor historische gegevens nader in kaart moeten worden gebracht. De algemene conclusie van het eerdergenoemde onderzoek is dat in de praktijk aanbieders van telefonie een groot deel van de informatie waar de opsporingsdiensten behoefte aan hebben binnen de reguliere bedrijfsvoering registreren en verwerken, bij aanbieders van internetdiensten levert dit een veel diverser beeld op. De resultaten van het onderzoek zijn op 15 december 2003 aan de Tweede Kamer aangeboden. Tegelijkertijd is aangegeven dat mede op basis van deze resultaten zal worden bezien of/hoe de aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en ­diensten verplicht moeten worden tot het gedurende een bepaalde periode bewaren van verkeersgegevens en dat hiertoe met alle belanghebbenden overleg zal plaatsvinden. In het licht van de mogelijke reikwijdte van de verplichtingen van het ontwerp-kaderbesluit op het gebied van het bewaren van gegevens is de nodige aandacht vereist voor de vraag in hoeverre aanbieders op grond van dit ontwerp kaderbesluit verplicht zouden zijn gegevens te bewaren die niet in het kader van de eigen bedrijfsvoering worden bewaard.

Gelet op het voorgaande heeft Nederland er belang bij dat het ontwerp met voorrang in behandeling wordt genomen. Binnen de door het kaderbesluit vastgestelde parameters, is het aan de lidstaten om de precieze modaliteiten van de bewaarplicht te bepalen. Hiervoor is nodig dat een onderzoek wordt verricht naar de mogelijke modellen voor de uitvoering van een bewaarplicht, inclusief de kosten daarvan. Daarbij zullen de belanghebbenden worden betrokken, waarmee tevens wordt voldaan aan de toezegging aan de Kamer op dit punt.

Voor Nederland is voorts van belang dat met het ontwerp-kaderbesluit de bewaring van telecomgegevens op een efficiënte en geharmoniseerde wijze zal geschieden, hetgeen op zijn beurt de effectiviteit van de politiële en justitiële samenwerking ten goede zal komen en de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven niet nadelig zal beïnvloeden.

Nederland zal in het onderhandelingsproces in Brussel inzetten op het beperken van de kosten tot het niveau dat noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken.

Fiche 2: Verordening betreffende instelling van Europese Stichting voor Verbetering van Levens- en Arbeidsomstandigheden

Titel:

Voorstel van de Commissie voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr 1365/75 betreffende de instelling van een Europese Stichting voor de Verbetering van Levens- en Arbeidsomstandigheden


Datum Raadsdocument: 30 april 2004

Nr Raadsdocument: 9031/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004)57

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van SZW i.o.m. FIN, EZ, BZK, JUS.

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken, Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Taken van de Europese Stichting zijn het ontwikkelen en opvolgen van ideeën betreffende de verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden op middellange en langere termijn in het licht van praktijkervaring, alsmede identificatie van factoren die tot verandering kunnen leiden. De Stichting levert gegevens en analyses ter ondersteuning van de formulering van EU-beleid m.b.t. levens- en arbeidsomstandigheden.

Het voorstel is een reactie op de in 2001 uitgevoerde, externe evaluatie van de Europese Stichting. Tevens worden er aanpassingen voorgesteld, die voortvloeien uit de uitbreiding van de EU naar 25 lidstaten. Conform de instellingsverordening heeft de Europese Stichting een nationaal en tripartiet samengesteld bestuur. Dit is na de toetreding van 10 nieuwe lidstaten uitgebreid van 48 naar 78 leden. Het voorstel erkent de fundamentele betekenis van de nationale en tripartiete samenstelling voor het functioneren van de Stichting, maar wil anderzijds waarborgen dat het bestuur ­ na de EU-uitbreiding ­ de capaciteit houdt om een strategische bijdrage aan het werk van de Stichting te leveren.

Het wetgevingsvoorstel streeft een verhoging van effectiviteit en kosten-efficiency na. Doelstelling is om te komen tot versterking van de strategische rol van het bestuur van de Europese Stichting, onder gelijktijdige toedeling van meer administratieve taken aan het ­ al bestaande ­ Bureau van de Stichting. Dit Bureau is indertijd in het leven geroepen om dringende zaken die tussen bestuursvergaderingen spelen te kunnen afhandelen. Het bestuur komt nu twee keer per jaar bijeen, maar in dit voorstel is nog maar één bijeenkomst per jaar voorzien. Aldus wordt voorkomen dat de EU-uitbreiding negatieve financiële consequenties heeft.

Het voorstel regelt voorts de formele erkenning van de rol van het Bureau in de Verordening. Ook wordt beoogd te komen tot een moderner en flexibeler model voor de bijdrage van onafhankelijke experts aan de activiteiten van de Stichting. Voorgesteld wordt ook om de samenwerking met het EU-Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het werk (Bilbao) in de Verordening een plaats te geven. Tenslotte wordt de staf van de Europese Stichting onder de regelingen voor het EU-personeel gebracht. De Stichting is het enige EU-Agentschap met een eigen regeling voor personeel.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 308 van het EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad besluit met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité:N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: Positief. Het onderwerp betreft transnationale aspecten die door een optreden van de lidstaten niet bevredigend kunnen worden geregeld. Voorts heeft optreden op communautair niveau duidelijke schaalvoordelen t.o.v. een nationaal optreden.

Proportionaliteit: Positief. De voorgestelde wijziging van de bestuurlijke structuur van de Stichting i.v.m. de toetreding van 10 nieuwe lidstaten tot de EU rechtvaardigt een aanpassing van de bestaande instellingsverordening. De bestaande instellingsverordening kan alleen maar door een verordening zoals nu voorligt worden gewijzigd.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding op de 20e dag volgend op bekendmaking in het Publicatieblad van de EU is geen probleem.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland staat positief tegenover de voorgestelde wijzigingen, die een beter functionerende Europese Stichting voor de Verbetering van Levens- en Arbeidsomstandigheden beogen na de uitbreiding van de EU. De Stichting draagt bij aan de internationale en nationale kennisontwikkeling op het terrein van arbeidsverhoudingen, levens- en arbeids-omstandigheden. Aanbevelingen van de Stichting bieden een goede basis voor de ontwikkeling van nationaal en Europees beleid op de genoemde beleidsterreinen.

Fiche 3: Verordening en mededeling over het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

Titel:


- Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over de evaluatie van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk


- Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk


Datum Raadsdocument: 30 april 2004

Nr Raadsdocument: 9050/04

Nr. Commissiedocument:COM (2004)50

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van SZW i.o.m. EZ, FIN, BZK en JUS

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken, Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de Mededeling komt de Commissie tot de conclusie dat het Agentschap kan doorgaan met de huidige werkwijze, maar dat enkele specificaties en wijzigingen noodzakelijk zijn om bepaalde aspecten van de verordening te verduidelijken en om de verordening aan te passen na de uitbreiding van de EU met 10 lidstaten. De Mededeling is een extra toelichting bij het voorstel tot herziening van de instellingsverordening.

De voorgestelde aanpassingen in de instellingsverordening strekken er toe de efficiency te verzekeren en de toegevoegde waarde van het werk van het Agentschap te vergroten. De wijzigingen laten de doelstelling en structuur van het Agentschap in de kern onverlet en betreffen: een kleine verduidelijking van de doelstelling en taken van het Agentschap; versterking van de strategisch rol van het Bestuur en formalisering van de rol van het naar tevredenheid functionerende Bureau (dagelijks bestuur); versterking van de rol van sociale partners in het netwerk van het Agentschap in de lidstaten en de samenwerking van het Agentschap met andere gemeenschapsinstituties op het terrein van de sociale politiek zoals de Europese Stichting ter verbetering van de levens­ en arbeidsomstandigheden in Dublin.

Rechtsbasis van het voorstel: Mededeling: n.v.t., Verordening: artikel 308 van het EG verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Mededeling: n.v.t., Verordening: de Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité:Mededeling: n.v.t., Verordening: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Voor de mededeling: strikt genomen niet van toepassing. Voor de verordening geldt het volgende:

Subsidiariteit:positief. Het betreft doelstellingen die niet voldoende door de lidstaten zelf kunnen worden verwezenlijkt en daarom beter op EU niveau kunnen worden gerealiseerd.

Proportionaliteit:positief. De bestaande instellingsverordening kan alleen maar door een verordening zoals nu voor ligt worden gewijzigd.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Het voorstel kan leiden tot een bescheiden verzwaring van de taak van het Arboplatform Nederland dat de rol van nationaal knooppunt voor het Agentschap vervult en waarvan TNO Arbeid het secretariaat voert. Deze mogelijke verzwaring vloeit voort uit het voorstel om de samenwerking te intensiveren tussen het Agentschap en de nationale knooppunten van iedere lidstaat met als doel de door het Agentschap verspreide informatie begrijpelijk te maken voor de gebruikers (m.n. werkgevers en werknemers). Eventuele financiële consequenties in verband met bijvoorbeeld het controleren van vertalingen komen ten laste van de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

De uitvoering van de taken die uit de verordening voortvloeien zijn en blijven opgedragen aan het Arboplatform Nederland.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:Inwerkingtreding op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie is geen probleem.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland staat positief tegenover de voorgestelde wijzigingen. Een goed functionerend Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk draagt bij aan het functioneren van de internationale en daarmee ook aan de nationale arbo-kennisinfrastructuur en daarmee aan de beperking van ongevallen en beroepsziekten en de verbetering van het concurrentievermogen.

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Integratie van milieuaspecten in de Europese normalisatie{SEC(2004)206}


Datum Raadsdocument: 5 maart 2004

Nr Raadsdocument: 7080/04

Nr. Commissiedocument:COM(2004) 130 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van VROM i.o.m. EZ, LNV, SZW, BZK, JUS, V&W, IPO, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Concurrentievermogen, Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Duurzame ontwikkeling heeft tot doel een evenwicht tot stand te brengen tussen economische, sociale en milieuoverwegingen. In het EG-Verdrag is vastgesteld dat milieu-eisen in andere beleidslijnen moeten worden geïntegreerd. Bij Europese normen- komen vaak factoren kijken als handel, kwaliteit, gezondheid en de veiligheid van producten, processen of diensten. De Commissie is van oordeel dat door milieu aan deze lijst toe te voegen, het Europese normalisatieproces een positieve bijdrage kan leveren aan duurzame ontwikkeling.

De betrokken partijen moeten daarbij milieu-aspecten systematisch een plaats geven in het Europese normalisatieproces, met name als het gaat om normalisatie van producten en diensten. Hierbij is de hele levenscyclus van producten (LCA) relevant. Daarnaast geeft de Commissie aan dat het van belang is dat normalisatie van meetmethoden gerichter wordt uitgevoerd en dat wordt zorggedragen voor meer onderlinge afstemming en uniformiteit. Hierdoor zijn meetmethoden over een breed veld toepasbaar en wordt informatie vanuit verschillende werkvelden makkelijker uitwisselbaar en beoordeelbaar wordt. Daarbij is opleiding een centraal aandachtspunt.

Belanghebbenden worden in deze Mededeling uitgenodigd na te denken over deze thema's en dienovereenkomstig maatregelen te treffen om zo het normalisatiesysteem naar een hoger niveau te tillen. De Commissie vraagt aandacht voor het feit dat in hetkader van de 'Nieuwe aanpak'- tot nu toe nog maar weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om milieu-aspecten mee te nemen in de 'Nieuwe-aanpak Richtlijnen'.

Het doel van deze Mededeling is om alle betrokkenen in het Europese normalisatieproces bewust te maken van het belang om milieu-aspecten te integreren in het op vrijwilligheid gebaseerde en door belanghebbenden aangestuurde normalisatieproces. Dat proces zou zo ingericht moeten worden dat het milieu-aspect directer en op handzamer wijze in alle normalisatie wordt betrokken. In de Mededeling worden daartoe een aantal vormen van normalisatie en een aantal mogelijkheden van verbetering genoemd. De Commissie gaat er van uit dat bij inpassing van milieu-aspecten in de normalisatie, milieudoelen makkelijker onder de aandacht van alle betrokkenen komen en beter worden geïncorporeerd in productieprocessen en andere maatschappelijke activiteiten. Bovendien worden daarmee de Europese normen aantrekkelijker voor wetgevings- en beleidsdoeleinden.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:N.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Strikt genomen niet van toepassing, betreft een mededeling.

Subsidiariteit:positief. De opstelling van internationale normalisatie documenten vindt o.a. plaats in normcommissies van CEN, CENELEC en ISO. In die normcommissies kunnen alle belanghebbenden uit het maatschappelijk verkeer en van overheden deelnemen. Daarmee is de Commissie niet zelf direct sturend in de inhoud van de normalisatie. Aangezien het hier gaat om maatschappelijke afspraken op Europees niveau, die van belang zijn voor de handel, voor de wetenschap, voor uitwisseling van gegevens moet ook de stroomlijning van dergelijke afspraken op Europees niveau plaatsvinden.

Proportionaliteit:positief. Een mededeling is het geëigende instrument om alle betrokkenen bewust te maken van het belang om milieuaspecten te integreren in het normalisatieproces.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen. De beoogde medefinanciering van ondersteunend onderzoek zal met name plaats moeten vinden door hiervoor ruimte te creëren binnen het bestaande 6e kaderprogramma voor onderzoek.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Beperkt. Het doel is niet om stringente milieu-eisen te introduceren maar om in het internationale Europese vrijwillige normalisatieproces ook aandacht te geven aan het milieuaspect. Op grond van die vrijwilligheid is geen sprake van administratieve lasten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Er worden geen nieuwe organisaties vereist, of bestaande organisaties met nieuwe taken belast. Ook wordt geen rapportage verplichting, e.d. aan lidstaten opgelegd. Het voldoen aan Europese (geharmoniseerde) normen kan in het Europese recht slechts leiden tot het verkrijgen van "het vermoeden van conformiteit"...

Lidstaten en maatschappelijke organisaties worden wel gevraagd een actieve inbreng te leveren in de bestaande organisaties die de normalisatie uitvoeren.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Inbreng van de milieu-aspecten in productnormen en andere vormen van normalisatie betekent dat deze aspecten een directere aandacht krijgen op 'werkvloer niveau'. Door normalisatie op Europees niveau te bevorderen en in te passen in o.a. CEN-normen en ISO normen krijgt deze een breed draagvlak. Het zal daardoor eenvoudiger worden en makkelijker geaccepteerd worden om milieu-onderwerpen in productieprocessen en bij andere handelingen te betrekken. Immers er is dan Europees een 'level-playing field' gecreëerd en de instrumentatie is in het algemeen op een duidelijke en goed toegankelijke wijze uitgewerkt.

In de uitwerking van de normalisatie is het van belang dat duidelijk wordt gemaakt welke punten wel en welke niet worden geconcretiseerd in dergelijke normalisatiedocumenten. Op een aantal velden is daarmee ervaring, zoals in de Mededeling wordt aangegeven. Dit betreft onder meer de 'Nieuwe aanpak richtlijnen', waarbij een groot deel van de nadere uitwerking in technische specificaties gemandateerd is naar o.a. CEN.

Om tot een efficiënte verdere ontwikkeling van 'milieunormalisatie' te komen is het van groot belang dat ook binnen de normalisatie-instituten zoveel mogelijk op uniforme wijze wordt gewerkt en dat doublures worden voorkomen. De Commissie stelt een nieuwe aanpak voor, waarbij in een mandaat CEN wordt gevraagd om voor enkele werkvelden met 'horizontale normen' te komen. Met medefinanciering van de Commissie en de meeste lidstaten is hiertoe het project 'Horizontal' opgezet dat moet leiden tot samenbrengen van kennis, ervaring en bestaande sectorgerichte normen. Deze wijze van werken sluit aan bij een ontwikkeling die de afgelopen jaren in de Nederlandse normalisatie al in gang was gezet, maar die zonder een Europese evenknie niet goed tot een brede implementatie zou kunnen leiden.

Samenvattend kan worden gesteld dat de Commissie met deze Mededeling een belangrijke stap doet, niet alleen door het ontwikkelen van een visie, maar ook door zich voor te nemen bij haar eigen inbreng in normalisatie (o.a. via mandaten in relatie met richtlijnen) en door het organiseren van een jaarlijkse evaluatiebijeenkomst uitvoering te geven aan deze visie.

Fiche 5: Mededeling: nationale breedband strategieën

Titel:-

Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Connecting Europe at High Speed: National Broadband Strategies


Datum Raadsdocument: 17 mei 2004

Nr Raadsdocument: 9111/04

Nr. Commissiedocument:COM(2004)369

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken i.o.m. EZ/CBS, FIN, BZK, VWS, OCW, BZ, IPO,

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Telecommunicatie, Transport, Telecommunicatie en Energie Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De mededeling "Connecting Europe at High Speed: national Broadband Strategies" geeft een overzicht van de afzonderlijke nationale breedbandstrategieën van de EU-15 en vloeit voort uit de verplichtingen die de lidstaten in Europese (Voorjaars)Raad van 2003 zijn aangegaan op het gebied van de bevordering van breedband.

De mededeling bevat verder een aantal aanbevelingen voor bijstelling aan zowel de aanbodkant (- uitrol van de infrastructuur), als de vraagkant (toename gebruik). Verder wordt voorgesteld dat de EU-15 lidstaten hun nationale breedbandstrategie aanpassen voor ultimo 2005 en dat de nieuwe lidstaten voor het eind van 2004 een nationale breedbandstrategie opstellen. De breedbandnota die in april 2004 naar de Tweede Kamer is gestuurd moet worden beschouwd als de Nederlandse invulling hiervan. Bedoeling is dat de Commissie uiteindelijk een beschrijving geeft van de overeenkomsten in de karakteristieken van de verschillende breedbandstrategieën.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t. betreft een mededeling

Subsidiariteit en proportionaliteit: Niet van toepassing, betreft een mededeling (evaluatie van een bestaand programma).

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland behoort tot de kopgroep in Europa voor wat betreft de nationale beeldbandstrategien. In de recente Breedbandnota geeft Nederland invulling aan het streven om deze koppositie te behouden.

Nederland onderschrijft de mededeling. In aanvulling op de reeds lopende beleidsinspanningen in Europees verband zijn de genoemde acties bedoeld om eerder en beter de vruchten te kunnen plukken van de ontwikkelingen van de informatiemaatschappijen. Daarmee wordt ook het behalen van de Lissabondoelstellingen (m.n. groei, cohesie en duurzaamheid) dichterbij gebracht.

De conclusies zijn bondig en helder geformuleerd en worden door een ruime meerderheid van de lidstaten ondersteund.

Titel:

Aanbeveling van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten


Datum Raadsdocument: 5 mei 2004

Nr.Raadsdocument:9195/04

Nr Commissiedocument: COM (2004) 341

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van OCW i.o.m. EZ, BZK, FIN, JUST en VWS

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Audiovisueel, Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Op 24 september 1998 heeft de Raad een aanbeveling goedgekeurd betreffende de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten door de bevordering van nationale kaders zodat een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid wordt bereikt (98/560/EG, PB L 270 van 7.10.1998, blz. 48). Deze aanbeveling was het eerste wettelijke instrument op EU-niveau met betrekking tot de inhoud van audiovisuele en informatiediensten dat alle kanalen van afgifte bestrijkt, van omroep tot Internet. Het subsidieprogramma Safer Internet Action plan beoogt maatregelen ter bescherming van minderjarigen in de lidstaten te bevorderen.

Om gelijke tred te kunnen houden met de technologische ontwikkelingen en de uitdagingen die deze met zich meebrengen, stelt de Commissie nu deze aanvullende aanbeveling voor. De aanbeveling verzoekt de lidstaten, het bedrijfsleven en andere betrokken partijen (incl. de Commissie) om maatregelen te nemen om minderjarigen beter te beschermen in de omroepwereld en de internetsector. Door de toename van illegale inhoud, de ontwikkeling van nieuwe platforms en nieuwe producten, de voortdurende verwerkings- en opslagcapaciteit van computers en het feit dat breedband technologieën verspreiding van beeld en geluid ook via 3G-mobiele telefoons mogelijk maakt, is er volgens de Commissie meer dan ooit behoefte aan een veilige omgeving.


-het recht op weerwoord in alle media te verzekeren;


-minderjarigen door middel van media-alfabetiserings- of media-opvoedingsprogramma's bewust te maken van de wijze waarop zij veilig kunnen gebruik maken van de nieuwe diensten;


-identificatie te vergemakkelijken van voor jongeren bestemde inhoud en diensten met een hoge kwaliteit, en deze diensten toegankelijker te maken voor jongeren;


-bedrijfstakken aan te moedigen iedere vorm van discriminatie in alle media te voorkomen en te bestrijden.


-positieve maatregelen ten behoeve van minderjarigen te ontwikkelen (bredere toegang tot audiovisueel- en informatiediensten, schadelijke inhoud vermijden) door middel van bottom-up harmonisatie (samenwerking tussen zelfregulerende organisaties bevorderen, uitwisseling goede praktijken bijvoorbeeld m.b.t. een systeem van gemeenschappelijke descriptieve symbolen om kijkers te helpen de inhoud van programma's in te schatten).


-Effectieve maatregelen te ontwikkelen ter voorkoming van discriminatie en ter bevordering van een gediversifieerd en realistisch beeld van de mogelijkheden en bekwaamheden van vrouwen en mannen in de maatschappij.

Rechtsbasis van het voorstel: Art 157 EG verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie procedure

Instelling nieuw Comitologie-comité:N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. De aanbeveling is gericht op de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten door de bevordering van nationale kaders teneinde een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te bereiken. De in de (aanvullende) aanbeveling voorgestelde maatregelen hebben een niet-dwingend karakter en laten lidstaten voldoende ruimte voor nadere invulling en interpretatie.

Proportionaliteit: positief. De (aanvullende) aanbeveling is het geëigende middel om het gestelde doel te bereiken.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:N.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Om gelijke tred te kunnen houden met de technologische ontwikkelingen onderschrijft Nederland de doelstelling om aanvullende maatregelen te nemen ter bescherming van minderjarigen. De voorgestelde maatregelen hebben een niet-dwingend karakter en laten lidstaten voldoende ruimte voor nadere invulling en interpretatie. Wel zal Nederland meer duidelijkheid vragen wat precies van de lidstaten wordt verwacht. Zo is niet duidelijk wat wordt bedoeld met "Effectieve maatregelen te ontwikkelen ter voorkoming van discriminatie en ter bevordering van een gediversifieerd en realistisch beeld van de mogelijkheden en bekwaamheden van vrouwen en mannen in de maatschappij."

Inzake het voorstel voor een systeem van gemeenschappelijke descriptieve symbolen om kijkers te helpen de inhoud van programma's in te schatten, zal Nederland het NICAM model als voorbeeld uitdragen. NICAM is het Nederlands Instituut voor classificatie van audiovisuele media (TV, video, film en games). Ten aanzien van het voorgestelde recht van weerwoord voor alle media is Nederland in principe geen voorstander van een specifieke wettelijke regeling. Voor de Nederlandse situatie geldt dat de het Wetboek van Strafrecht en het Burgerlijk Wetboek voldoende garanties bieden. De opname in de voorgestelde tekst "of vergelijkbare maatregelen" lijkt hieraan tegemoet te komen. De inzet van Nederland is dat uit het voorstel geen aanvullende wetgevende verplichtingen volgen.

Fiche 7: Mededeling: een actie plan voor een Europese e-Health ruimte

Titel:

Communication from the Commission to the Council, theEuropeanParliament, the European Economic and Social Committee andthe Committee of the Regions e-Health ­ making healthcare better for European citizens: An action plan for a European e-Health Area.


Datum Raadsdocument: 04 mei 2004

Nr Raadsdocument: 9158/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004) 356 final

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van VWS i.o.m. EZ, BZK, FIN en BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Gezondheid, Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

E-Health maakt onderdeel uit van de e-Europe strategie, die een bijdrage levert aan het Lissabonproces. In de mededeling wordt een actieplan voor de realisatie van een "Europese e-Health ruimte" bepleit. Deze e-Health ruimte wordt omschreven als een raamwerk voor gezamenlijk optreden op het gebied van e-Health, ter bevordering van de integratie van gerelateerde beleidsterreinen op gemeenschapsniveau. De Commissie tracht hiermee een aantal EU-initiatieven die betrekking hebben op of raken aan eHealth in één mededeling te vervatten. De Commissie stelt dat zowel de patiënten als de werknemers in de zorgsector zullen profiteren van verbeterde toegang tot gezondheidszorg als gevolg van de introductie van e-Health toepassingen.

In de mededeling wordt een drietal prioriteiten geformuleerd voor het realiseren van een European e-Health Area, te weten het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen; het opzetten van pilot-projecten; en het delen van best practices.

Daarbij behorende acties zijn nader uitgewerkt en bevat onder meer de volgende onderdelen:


-Eind 2005 dienen lidstaten een nationale of regionale routekaart voor e-Health te hebben.


-Eind 2006 dienen lidstaten in samenwerking met de Commissie een gemeenschappelijke benadering vast te stellen voor patiëntidentificatie


-Eind 2006 dienen lidstaten in samenwerking met de Commissie standaarden voor interoperabiliteit vast te stellen en uit te zetten voor uitwisseling van gezondheidsgegevens en elektronische patiëntendossiers.


-Medio 2005 dient de Commissie een overzicht van Europese best practices te publiceren als leidraad voor lidstaten.


-In 2004 dient de Commissie een e-Health forum in te richten die het werk op dit terrein ondersteunt.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., het betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité:geen.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., het betreft een Mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen. De bepleite acties zijn in hoge mate in lijn met de ontwikkelingen op het gebied van ICT in de zorg in Nederland. De actiepunten en de bijbehorende tijdpaden hebben geen dwingend karakter.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan met het actieplan goed uit de voeten. Het sluit grotendeels aan bij de ontwikkelingen in Nederland en de internationale afstemming die daarvoor nodig is.

Voor wat betreft de uitwisseling van gegevens over patiënten, ziekten e.d. dient altijd de bescherming van persoonsgegevens en persoonlijke levenssfeer in acht te worden genomen zoals die in (inter)nationale wetgeving en richtlijnen is vastgelegd.

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Een pro-actief mededingingsbeleid als hefboom voor Europees concurrentievermogen


Datum Raadsdocument: 27 april 2004

Nr Raadsdocument: 8923/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004) 293 final

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken i.o.m. FIN, OCW, BZK, IPO

Behandelingstraject in Brussel: RWG Concurrentievermogen en Groei, Raad Concurrentievermogen

In deze mededeling stelt de Commissie dat een meer pro-actieve handhaving van EU mededingingsbeleid zal bijdragen aan het behalen van de doelen van de Lissabon Strategie - - door bij te dragen aan een vergrote productiviteit en economische groei.

De Commissie noemt in dat verband de volgende beleidsvoornemens en identificeert enkele bijzondere aandachtspunten met betrekking tot de Europese mededingingsregels:


-Het scheppen van zgn. 'nationale kampioenen', d.w.z. succesvolle, grote bedrijven, die in zekere zin als nationale trots kunnen worden beschouwd en die door hun gewicht in het buitenland makkelijker kunnen concurreren, is onwenselijk.


-Het nieuwe pakket van mededingingsregels dat in werking getreden is op 1 mei 2004 (Verordening 1/2003) wordt gekenmerkt door: (a) één wettelijke standaard door de hele EU, (b) meer economische benadering en (c) meer transparantie en gestroomlijnde procedures. Ook zullen consumentenbelangen beter worden geïntegreerd in de structuur van de mededingingsregelgeving. Daartoe versterkt de Commissie haar dialoog met consumenten.


-De Commissie zet in op heldere prioritering van handhaving, pro-actief optreden en initieren van sectoronderzoeken nu zij haar handen vrij heeft door het verdwijnen van ontheffingsverzoeken met de inwerkingtreding van Verordening 1/2003. Zij zal zich daarbij met name richten op toetredingsdrempels in markten. De Commissie is uit op een gecoördineerde aanpak: deregulering en mededingingstoezicht moeten hand in hand gaan.


-De Commissie houdt vast aan inzet op kartelbestrijding en voldoende afschrikwekkende en geloofwaardige boetes bij kartelovertredingen. Het clementieprogramma van de Commissie wordt ten minste behouden, wellicht verder ontwikkeld. Dit programma is vergelijkbaar met dat van de NMa en is met name gericht op het destabiliseren van bestaande kartels. Het clementieprogramma is geenszins een verzachtende tegemoetkoming aan het bedrijfsleven.


-De Commissie blijft inzetten op liberalisering van post, telecommunicatie, transport en energie: hier zijn grote winsten voor de concurrentiekracht van de EU te behalen.


-Vrije beroepen blijft op de agenda van de Commissie: deze sector wordt gekenmerkt door een excessieve hoeveelheid regulering die uiteindelijk ten koste gaat van de consument.


-De financiële sector zal aandacht krijgen: dit blijft tot op heden een gefragmenteerde markt langs nationale lijnen, die de concurrentiekracht van de EU in de weg staat.


-In 2005-2006 zal een groot aantal staatssteunregelingen in aanmerking komen voor herziening, waaronder een aantal vrijstellingsregelingen, de richtsnoeren inzake regionale steun, het kader voor R&D steun en de richtsnoeren voor risicokapitaal. Voorts zullen eind 2007 de richtsnoeren voor milieusteun aflopen. Dit biedt de mogelijkheid om bij een gehele herziening van de horizontale staatssteunregelingen rekening te houden met de horizontale en met name de Lissabon-doelstellingen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen, betreft een mededeling.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):De Commissie is van plan meer te gaan samenwerken met de nationale mededingingsautoriteiten, onder meer in het nieuwe European Competition Network. Dit kan tot meer werkzaamheden voor de NMa leiden.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Het voorgenomen beleid ligt zo goed als geheel in het verlengde van het Nederlandse marktwerkings- en handhavingsbeleid van de NMa. In meer algemene zin onderschrijft Nederland de wens van de Commissie om door een meer pro-actieve handhaving van EU-mededingingsbeleid, met nadruk op een economische benadering van marktstructuren en gedragingen, de productiviteit en economische groei te vergroten. Ook de Nederlandse economie is daar bij gebaat. Nederland heeft ten aanzien van de prioritering van handhaving, pro-actief optreden en het doen van sectoronderzoeken ingezet op een transparant afwegingskader: "Waarom is een sector of een markt prioritair?". Nederland vindt het wenselijk dat de burger ook inzicht heeft in hoe de Commissie tot een bepaalde afweging komt.

Met betrekking tot staatssteun ondersteunt Nederland de inspanningen van de Commissie om te komen tot een effectiever staatssteuncontrolebeleid en een eenvoudiger regelgeving. Met name de individuele bedrijfssteun moet verder worden teruggedrongen. Ook het idee van administratieve lastenverlichting voor vrije beroepen wordt door Nederland omarmd.

Fiche 9: Mededeling inzake personen die internationale bescherming behoeven en versterking beschermingscapaciteit van regio's van herkomst

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de gereguleerde binnenkomst in de EU van personen die internationale bescherming behoeven en de versterking van de beschermingscapaciteit van de regio's van herkomst. "Verbetering van de toegang tot duurzame oplossingen."


Datum Raadsdocument: 6 juni 2004

Nr Raadsdocument: 10102/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004) 410 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ in nauwe samenwerking met JUS i.o.m. FIN

Behandelingstraject in Brussel: Groep op Hoog Niveau inzake Asiel en Migratie (HLWG), Raadswerkgroep OS, het Strategisch Comité inzake Immigratie, Buitengrenzen en Asiel (SCIFA), JBZ- Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Met deze Mededeling komt de Commissie tegemoet aan een verzoek van de Europese Raad van Thessaloniki. Vorig jaar juni verzochten de regeringsleiders de Commissie om "alle parameters te onderzoeken om te zorgen voor een beter gereguleerde en beheerde inreis in de EU van personen die internationale bescherming behoeven, en methoden en middelen te onderzoeken om de beschermingscapaciteit van de regio's van oorsprong op te voeren."

De Commissie reageert op dit verzoek met twee concrete voorstellen. Voor wat betreft de beter gereguleerde en beheerde inreis van personen die internationale bescherming behoeven, stelt de Commissie voor een Europees hervestigingsprogramma voor uitgenodigde vluchtelingen in het leven te roepen. Een dergelijk programma zou, volgens de Commissie, onder andere mensensmokkel kunnen terugdringen en tot een betere planning van huisvesting, integratie en financiële uitgaven kunnen leiden

Kernbegrippen van dit hervestigingsprogramma zijn flexibiliteit en een situatie-specifieke aanpak. De Commissie gaat ervan uit dat lidstaten geen quota zullen accepteren en spreekt daarom over streefcijfers. Lidstaten die reeds een nationaal hervestigingsprogramma kennen, zouden worden gevraagd plaatsen voor specifieke situaties te reserveren. Landen die nog geen nationaal hervestigingsprogramma kennen, zouden ertoe worden aangemoedigd op ad-hoc basis deel te nemen of anders tot de financiering van het programma bij te dragen.

Selectiecriteria zullen nader moeten worden bezien. Financiering zou in eerste instantie uit het onderdeel "communautaire maatregelen" van het Europees Vluchtelingenfonds (EVF) kunnen worden gehaald. Op langere termijn denkt de Commissie aan een specifiek onderdeel binnen de tweede meerjarenprogramma-periode van het EVF (2008-2010). De Commissie spreekt de hoop uit dat de Raad haar zal verzoeken uiterlijk in juli 2005 een voorstel voor een EU-hervestingsprogramma te presenteren.

Het tweede voorstel van de Commissie richt zich op methoden en middelen om de beschermingscapaciteit van regio's van herkomst op te voeren. In voorgaande Mededelingen gaf de Commissie reeds aan dat financiële middelen voor vluchtelingen effectiever kunnen worden besteed. Nieuwe benaderingen van het asielvraagstuk dienen volgens de Commissie sterker de nadruk te leggen op maatregelen die buiten de EU worden genomen. Een versterking van bescherming in de regio sluit hierbij aan. De Commissie ondersteunt concrete voorstellen van UNHCR op dit punt. Deze voorstellen richten zich onder meer op een analyse van beschermingshiaten, versterking van internationale bescherming en mogelijkheden voor vluchtelingen om in eigen onderhoud te kunnen voorzien.

In algemene zin acht de Commissie het van belang dat landen van eerste opvang er beter in slagen op duurzame basis effectieve bescherming te bieden. De Commissie onderscheidt daartoe een aantal beschermingscomponenten, zoals toetreding tot vluchtelingeninstrumenten, vaststelling nationale wetgeving, registratie en dossiervorming, toelating en opvang, bevordering zelfstandigheid en lokale integratie. Daarnaast somt de Commissie een aantal uitgangspunten op aan de hand waarvan zou kunnen worden bepaald of effectieve bescherming in een individueel geval wel dan niet binnen bereik is.

De Commissie pleit voor de totstandkoming van "regionale beschermingsprogramma's van de EU" die in samenhang met en volgens dezelfde cyclus worden opgesteld als de regionale en nationale strategiedocumenten. Het zou hierbij om meerjarenprogramma's moeten gaan, in nauw overleg op te stellen met landen van eerste opvang en met een centrale rol voor UNHCR. Deze beschermingsprogramma's kunnen op specifieke situaties worden toegesneden. Elementen die daarbij aan de orde zouden kunnen komen, zijn onder meer: versterken beschermingscapaciteit, registratie, hervestiging, verbetering plaatselijke infrastructuur, lokale integratie, samenwerking inzake legale migratie, migratiebeheer en terugkeer.

Voor de financiering van deze programma's verwijst de Commissie voor de korte termijn naar het nieuwe Aeneas-programma voor financiële en technische bijstand aan derde landen op migratie- en asielgebied. De Commissie hoopt in juli 2005 een actieplan op te stellen en in december 2005 een compleet regionaal beschermingsprogramma.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t, betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Strikt genomen niet van toepassing, Bij vervolgvoorstellen geldt:

Subsidiariteit:Positief. Een Europees hervestigingsprogramma kan tot een betere afstemming van afzonderlijke nationale programma's leiden. Een Europees hervestigingsprogramma kan daarnaast de samenwerking met derde landen inzake asiel en migratie bevorderen. Het tweede element, de regionale beschermingsprogramma's, wordt eveneens positief beoordeeld. Deze gezamenlijke programma's kunnen een positieve invloed hebben op het streven vluchtelingen zo vroeg mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis bescherming te bieden. De praktische uitwerking van een concept als bescherming in de regio vraagt bovendien om een bredere dan louter nationale aanpak. Europese samenwerking op dit punt vergroot de kans op succesvolle samenwerking met landen van eerste opvang en UNHCR.

Proportionaliteit:Het voorstel voor een Europees hervestigingsprogramma is proportioneel. Een dergelijk programma kan ertoe bijdragen dat meer vluchtelingen toegang tot bescherming en duurzame oplossingen krijgen. Het programma laat de lidstaten bovendien de nodige ruimte bij de toepassing ervan. De Commissie spreekt over een flexibel programma en over streefcijfers. De Commissie vermijdt bewust de term quota voor uit te nodigen vluchtelingen.

De regionale beschermingsprogramma's dienen volgens de Commissie een situatie-specifiek karakter te krijgen. Opzet en invulling ervan zullen per situatie, en in gezamenlijk overleg met de betrokken internationale partners, worden bepaald.

Consequenties voor de EU-begroting:

Geen, betreft een mededeling. De Commissie zal meer informatie worden gevraagd over de budgettaire consequenties van vervolgvoorstellen. In algemene zin kan worden opgemerkt dat er hiermee geen voorschot op de nog te onderhandelen nieuwe Financiële Perspectieven (meerjarenbegroting 2007-2013) kan worden genomen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De mededeling van de Commissie legt de lidstaten geen financiële verplichting op. Wel is het mogelijk dat een nadere uitwerking van de hierboven beschreven voorstellen financiële consequenties met zich mee zal brengen. Er zal hierover meer duidelijkheid aan de Commissie worden gevraagd.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:

Strikt genomen niet van toepassing, betreft een mededeling. Vervolgvoorstellen kunnen echter gevolgen voor ontwikkelingslanden hebben. Zo kan een Europees hervestigingsprogramma ertoe bijdragen dat de asieldruk op landen van eerste opvang vermindert. Een Europees programma voor regionale bescherming kan de capaciteit van ontwikkelingslanden om vluchtelingen opvang en bescherming te bieden vergroten en de eventueel negatieve effecten hiervan verminderen. Daarbij is het van groot belang, zoals de Commissie terecht benadrukt, dat landen van eerste opvang direct worden betrokken bij het opstellen van deze beschermingsprogramma's.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De Nederlandse regering hecht sterk aan een verbeterde bescherming van asielzoekers en vluchtelingen in de regio. Het Hoofdlijnenakkoord stelt dat vluchtelingen bij voorkeur in de regio worden opgevangen. De regering meent dat financiële middelen die wereldwijd voor vluchtelingen beschikbaar zijn, efficiënter kunnen worden ingezet, opdat meer vluchtelingen toegang tot bescherming en duurzame oplossingen krijgen. Bovendien verloopt terugkeer, wanneer mogelijk, in de regel makkelijker als men relatief dichtbij huis verblijft. Een ander argument houdt verband met mensensmokkel. Door erop toe te zien dat er in de regio bescherming kan worden gevonden, zouden asielzoekers zich niet meer, meestal via mensensmokkelaars, op illegale wijze naar Europa hoeven te begeven. Bovendien zouden vluchtelingen op deze manier al in een vroegtijdig stadium bescherming kunnen genieten, een punt dat UNHCR bij herhaling benadrukt en waarvan de regering het belang evenzeer onderschrijft. Het beleid inzake bescherming in de regio dient deel uit te maken van het externe beleid van de Unie.

Nederland staat positief ten opzichte van een Europees hervestigingsprogramma voor uitgenodigde vluchtelingen. Net als enkele andere lidstaten kent Nederland reeds een nationaal hervestigingsbeleid. Een uitbreiding van het aantal hervestigingslanden onder de lidstaten en een hechtere samenwerking op Europees niveau acht de regering positief.

Nederland zal aan de Commissie meer duidelijkheid vragen over evt. EU en nationale budgettaire consequenties van vervolgvoorstellen.


- Hier is bedoeld 'normalisatie' door daarvoor ingestelde Europees werkende instituten, zoals CEN en CENELEC. Deze instituten zijn een samenwerkingsverband van nationale normalisatie-instituten en staan los van de EU.


- Bij 'Nieuwe-aanpak richtlijnen' wordt de technische uitwerking van voorschriften in de richtlijn verwezen naar o.a. geharmoniseerde productnormen van CEN en CENELEC. Daartoe worden in het kader van die richtlijnen door de Commissie mandaten aan o.a. CE en CENELEC gegeven,