Ministerie van Financiën

Nota inzake de bestrijding van misbruik non-profitorganisaties voor terrorismefinanciering

Inleiding

Na de aanslagen van 11 september 2001 is aan het vraagstuk misbruik van non-profitorganisaties en 'charities' (goede doelen organisaties) in internationaal verband hoge prioriteit gegeven. Gebleken was dat een aantal van dergelijke organisaties een belangrijke rol speelden bij de financiering van terrorisme. Een van de belangrijkste speciale aanbevelingen, die de FATF (Financial Action Task Force on money laundring and terrorismfinancing) in oktober 2001 uitvaardigde, was dan ook dat landen hun wet- en regelgeving zouden moeten doorlichten teneinde zeker te stellen, dat misbruik via deze entiteiten wordt bestreden. Mede in antwoord op deze internationale verplichtingen is door een werkgroep van het Financieel Expertise Centrum , op verzoek van het ministerie van Financiën, de Nederlandse regelgeving en de implementatie daarvan doorgelicht. Allereerst was er de constatering dat in Nederland organisaties betrokken waren bij de financiering van terrorisme of organisatorisch zijn gelieerd aan organisaties die in internationaal kader met terrorisme in verband zijn gebracht. De middelen van deze organisaties zijn bevroren. De tweede constatering was dat, hoewel zeker geen misbruik op grote schaal is gebleken, de Nederlandse wet- en regelgeving, alsmede de implementatie daarvan, bijzonder summier is. Hierdoor kan (ongemerkt) misbruik op grotere schaal niet worden uitgesloten en is optreden daartegen niet gemakkelijk. Gesignaleerd zijn met name zwakheden in registratie, toezicht en transparantie.

In de beantwoording van gestelde Kamervragen over dit onderwerp alsook in de "Madrid brief" van de Minister van Justitie aan de Kamer d.d. 31 maart is aangegeven dat door de relevante departementen in het gezamenlijke comité terrorismebestrijding gewerkt wordt aan te nemen maatregelen. Door middel van deze nota willen wij u op de hoogte stellen van de stand van zaken in dit proces. Allereerst zal een probleemomschrijving worden gegeven. Vervolgens komen de verschillende maatregelen aan de orde. In het slot van deze nota is een korte opsomming van voorgenomen maatregelen opgenomen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen maatregelen die nu reeds in gang zijn gezet of zullen worden en maatregelen die nog nader onderzoek of uitwerking behoeven. Deze uitwerking zal op korte termijn geschieden.

Probleemomschrijving

Op basis van de conclusies uit het FEC-rapport alsmede de internationale verplichtingen is de problematiek in meer algemene zin te verdelen in twee componenten:

· Er is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht en controle op "goede doelen", of ­ in fiscale termen ­ op instellingen en organisaties die het algemene nut nastreven.

· Een gebrek aan transparantie en controlemogelijkheden t.a.v. non-profits (met name stichtingen) in het algemeen, d.w.z. ook buiten de goede doel sector.

Hoewel de internationale aandacht (FATF) zich op beide elementen richt, ligt internationaal de meeste nadruk op de aanpak van de "goede doelen of "charities" (zie ook FATF-best practices paper en AML/CFT-methodologie inzake Speciale Aanbeveling nummer VIII). Het betreft dan met name organisaties die geld inzamelen voor het "goede doel", waarvan bewust of onbewust een belangrijk deel in de verkeerde handen terecht komt. Zoals gezegd hebben zich ook in Nederland dergelijke gevallen voorgedaan. In Nederland zijn in de "goede doelen sector" een aantal controle mechanismen van toepassing, waarvan de belangrijkste zijn de vrijwillige keurmerkverlening van het Centraal Bureau Fondsen (een particuliere organisatie) en de eveneens vrijwillige rangschikking en controles door de Belastingdienst voor instellingen die het algemene nut nastreven. Een van de constateringen uit het FEC-rapport is dat deze controles en bijbehorende regulering een beperkte reikwijdte hebben en dat het in Nederland dus nog altijd vrij gemakkelijk is om geld op te halen voor het verkeerde doel onder het mom van het goede doel. Een maatregel die inmiddels reeds is genomen is dat de controle op de ca. 16.000 instellingen die zich hebben aangemeld om in aanmerking te komen voor het bijzondere tarief van 11% voor het successie- en schenkingsrecht (art. 24, vierde lid-instellingen) is geïntensiveerd. Op meer structurele maatregelen voor misbruikbestrijding zal nader worden ingegaan als onderdeel van een later deze zomer aan Uw Kamer toe te zenden notitie in vervolg op het kabinetsstandpunt ter zake van het rapport modernisering successiewetgeving (werkgroep Moltmaker). In het rapport van Moltmaker is de fiscale behandeling van goede doelen in het kader van successiewetgeving aan de orde geweest.

Het tweede probleem ­ het gebrek aan transparantie en controle van non-profits in het algemeen - is echter evenzeer relevant. Immers, een volledig gebrek aan transparantie en controlemogelijkheden op het overige deel van de non-profit-sector maakt het al te gemakkelijk om eventuele verbeterde regulering en toezicht binnen de groep goede doelen te ontduiken. Het ligt zelfs voor de hand dat een groot deel van de verdachte handelingen plaats vindt binnen organisaties die zich niet gedragen en aanmelden als goede doel organisaties, maar in besloten kring opereren of ongecontroleerd geld ontvangen uit het buitenland. Het FEC-rapport constateert hierbij met name misbruik en kwetsbaarheid van de rechtsvorm stichting. Stichtingen zijn vrij gemakkelijk op te richten met beperkt toezicht. Wanneer deze eenmaal zijn opgericht is er vervolgens weinig toezicht op de uitvoering van de activiteiten. Anders dan bij verenigingen is er bij stichtingen bovendien geen sprake van een interne verantwoordingsplicht. Ook de recente AIVD brief omtrent Saoedische invloeden in Nederland onderstreept de risico's van misbruik van deze rechtsvorm. Een beter gebruik van bestaande instrumenten en aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk om de transparantie en toezicht te vergroten en daarmee de mogelijkheden voor misbruik te verkleinen. In het onderstaande zijn derhalve verschillende maatregelen geschetst, die hieraan een bijdrage kunnen leveren. Opgemerkt zij overigens dat ook andere rechtsvormen in de non-profit sector, bv. verenigingen, kwetsbaar kunnen zijn voor misbruik. Bij bepaalde van de hieronder genoemde maatregelen zal dan ook moeten worden overwogen of deze ook een bredere toepassing zouden moeten krijgen.

Maatregelen stichtingen

Misbruik via stichtingen wordt- in algemene zin- mogelijk gemaakt door zwakke plekken op vier deelgebieden;

· Informatie en informatie-uitwisseling

· Risicoanalyse

· Nader onderzoek en controle

· Sanctionering

Deze zwakke plekken beïnvloeden elkaar. Het maken van een risicoanalyse is bijvoorbeeld zonder voldoende en betrouwbare informatie zeer lastig. Ook zijn controlemogelijkheden weinig zinvol wanneer bij eventueel geconstateerd misbruik sanctiemogelijkheden ontbreken. Om te komen tot een goedwerkend systeem zouden eventuele maatregelen dan ook zwakheden op alle vier deelterreinen moeten verhelpen.

De hieronder geschetste maatregelen hebben overigens niet primair een repressief maar ook in belangrijke mate een preventief karakter. De voorgestelde maatregelen beogen namelijk zowel verbeteringen aan te brengen in het opsporen en vervolgen van misbruik, als ook (of voornamelijk) in het voorkomen ervan. Zo zal het opleggen van aanvullende informatieverplichtingen en het toenemen van de controlekansen vooral ook bijdragen aan een grotere zelfdiscipline bij het handhaven van de integriteit in de non-profit sector.

Wij zijn ons er overigens van bewust, dat sommige voorgestelde maatregelen extra verplichtingen en daarmee ook een verzwaring van de administratieve lasten met zich mee zullen brengen. Om te komen tot een effectieve bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering (alsmede andere vormen van misbruik) is dit onvermijdelijk. Bezien zal echter worden hoe bij deze noodzakelijke verbeteringen de extra belasting zo beperkt mogelijk kan worden gehouden.

Informatie en informatie-uitwisseling

In Nederland ontbreekt nagenoeg een verslagleggingplicht voor stichtingen. In vrijwel alle andere landen van Europa zijn deze verplichtingen voor soortgelijke rechtspersonen gemeengoed. Nederland neemt wat dat betreft in Europa dus een uitzonderingspositie in. Hoewel aan de verstrekking van informatie in de vorm van jaarrekeningen zeker ook beperkingen zijn verbonden, is het ontbreken van enige vorm van informatie (anders dan de inschrijving in het handelsregister) een duidelijke handicap bij het handhaven van de integriteit van een sector. Overwogen zou daarom kunnen worden om de huidige hoge drempel voor het openbaar maken van financiële rapportage (jaaromzet van meer dan 3,5 miljoen euro plus commerciële activiteiten) af te schaffen. In plaats daarvan zou een algemene plicht tot het neerleggen van een jaarrekening bij de Kamer van Koophandel (evt. inclusief publicatie op het internet) kunnen worden ingevoerd. Een dergelijke publieke verslagleggingplicht zou meerdere doelen dienen. Naast de hierboven reeds genoemde preventieve werking, zou de verslaglegging een meerwaarde hebben bij de analyse van de risico's (m.n. bij inschakeling van IT) en zouden ook controlerende instanties en de burger zelf geholpen zijn bij een grotere transparantie. Van belang is uiteraard ook dat een dergelijke rapportageplicht afdwingbaar is door controle en sancties. Te denken valt aan het "uitschrijven" uit het handelsregister van organisaties die in gebreke blijven. Hierdoor zou van een dergelijke plicht ook een opschonende werking uitgaan.

Ook het verschaffen van onjuiste informatie zou streng gesanctioneerd moeten worden. Bij eventueel nader onderzoek (bijvoorbeeld door het OM of de Belastingdienst) zou dit een extra aanknopingspunt geven voor het aanpakken van onbetrouwbare organisaties.

Opgemerkt zij dat de additionele administratieve lasten van dergelijke verplichtingen beperkt kunnen blijven, aangezien het bijhouden van een boekhouding en het opmaken van balans en resultatenrekening nu reeds een algemene plicht is voor alle rechtspersonen. Het publiceren van een ­ beperkte - jaarrapportage zou zodoende een beperkte stap kunnen zijn. Bovendien zouden voor kleinere stichtingen lichtere eisen gesteld kunnen worden dan voor grotere stichtingen. Dit onderscheid zou ook gemaakt kunnen worden voor het verplicht stellen van een accountantscontrole.

Tenslotte is het uiteraard wel van belang dat de nu reeds beschikbare informatie bij de Kamer van Koophandel voldoende betrouwbaar en actueel is. Inmiddels wordt in het kader van het project 'basis bedrijven register' gewerkt aan verbeteringen op dit terrein. Aanvullende maatregelen zouden echter ook overwogen moeten worden, zoals een strengere handhaving van de verplichting om bestuurswisselingen door te geven en betere methodes om de identiteit van bestuurders te verifiëren.

Behalve het verzamelen van bruikbare informatie is het eveneens belangrijk, dat deze informatie wordt uitgewisseld. Hierbij speelt de informatie-uitwisseling in het kader van het FEC uiteraard een belangrijke rol, ondermeer in een binnenkort te starten apart project over stichtingen (zie ook onder risico-analyse). Ook zou voor informatie-uitwisseling intensiever gebruik gemaakt kunnen worden van de bestaande gegevensbestanden. Deze mogelijkheden worden door de inwerkingtreding van de Wet Documentatie Vennootschappen (WDV) in het najaar van 2004 vergroot. In deze wet wordt de registratie geregeld van verzamelde gegevens die verwerkt zijn in een geautomatiseerd systeem. Tevens wordt hierin het verstrekkingsregime geregeld van deze geregistreerde gegevens.

De WDV regelt ook de informatieverwerking van de databank Vennoot. Met het gegevensbestand van die databank wordt het werkproces van het (preventief) toezicht op vennootschappen ondersteund. Het bestand wordt bovendien ingezet bij het voorkomen en tegengaan van het misbruik van vennootschappen. Daartoe kan op verzoek of pro-actief informatie uit het systeem ter beschikking worden gesteld aan uiteenlopende overheidsorganisaties of functionarissen die daarmee hun informatiepositie kunnen versterken. Zo kan bijvoorbeeld informatie worden verstrekt aan de FIOD-ECD, de NMa, De Nederlandsche Bank, het OM en curatoren in faillissementen. De kracht van het systeem schuilt in het vermogen om relatiepatronen tussen natuurlijke personen (bestuurders) en rechtspersonen zichtbaar te maken. Probleem is echter, dat deze wet nu alleen van toepassing is op vennootschappen en dat stichtingen alleen in de databank Vennoot worden opgenomen als zij in verbinding staan met een vennootschap.

Conform het advies van de Raad van State worden thans de mogelijkheden bestudeerd om de WDV ook uit te strekken tot stichtingen.

Risicoanalyse

Het FEC is voornemens een nieuw project te starten. Belangrijk doel hiervan is om ­ aan de hand van verschillende voorbeelden van "verdachte" stichtingen en de informatie die hierover beschikbaar is bij de verschillende deelnemers ­ gezamenlijk profielen te ontwikkelen van dergelijke stichtingen. Hierbij zal uiteraard ook informatie worden uitgewisseld over deze concrete gevallen. Deze profielen en informatie zouden door de verschillende deelnemers gebruikt kunnen worden in hun opsporings- of toezichtstaak.

Tevens wordt op dit moment gewerkt aan het ontwikkelen van "guidance" (richtlijnen) aan banken en andere meldende instanties voor het melden van ongebruikelijke transacties in relatie tot terrorismefinanciering, met name waar de klant een non-profit organisatie is. Ook zou in het kader van het "know your customer" beleid aan banken gevraagd kunnen worden om extra aandacht aan verdachte of risicovolle stichtingen te geven. Deze maatregelen zouden aan de ene kant eventueel misbruik makkelijker aan het licht kunnen brengen, maar aan de andere kant het voor "foute" stichtingen lastiger maken het financiële systeem te gebruiken. Uiteraard is het van groot belang dat eventuele informatie omtrent verdachte transacties van non-profits ook gebruikt kan worden door controlerende instanties, zoals het OM, de Belastingdienst (zie onder controle en onderzoek) en de dienst Bestuurszaken van Justitie, die zich bezighoudt met het preventief toezicht op vennootschappen.

Verder wordt gedacht aan een vorm van risicogericht toezicht door het Ministerie van Justitie gedurende de levensloop van stichtingen, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de ICT (dataminingtools). Dit omdat het huidige toezicht zich in hoofdzaak richt op de oprichtingsfase van rechtspersonen, terwijl het misbruik zich vaak pas voordoet na de oprichting. Aan de hand van de beschikbare gegevens, bij voorkeur uitgebreid met jaarrekeningen, kan worden gekeken of bepaalde entiteiten voldoen aan hiertoe opgestelde (verdachte) patronen (risicoprofielen). Verder wordt op dit moment gewerkt aan een beleidsplan met maatregelen en eventuele wetswijzigingen ter bestrijding van de misbruik van rechtspersonen, in het kader van de Werkgroep Rechtspersonen. Hierbij gaat het vooral om de betrouwbaarheid van eigenaren en bestuurders van rechtspersonen niet bij oprichting maar gedurende het gehele bestaan van een rechtspersoon te kunnen controleren en zonodig in te kunnen grijpen. Hierbij wordt ook gekeken naar stichtingen. Deze werkgroep zal uiterlijk oktober 2004 advies uitbrengen.

Als laatste zou ook een actievere rol van de Kamer van Koophandel wenselijk zijn. Bekeken kan worden of tijdens de oprichting en inschrijving bij de Kamer van Koophandel geconstateerde verdachte omstandigheden op een effectieve wijze kenbaar gemaakt kunnen worden aan het OM en opsporingsinstanties.

Nader onderzoek en controle

Mocht uit de risico-analyse of uit andere signalen mogelijk misbruik van stichtingen voor terrorisme financiering blijken, dan is het essentieel, dat nader onderzoek kan worden uitgevoerd.

De huidige wetgeving lijkt het Openbaar Ministerie de mogelijkheid te bieden, nog voor een strafrechtelijk onderzoek, bij stichtingen informatie op te vragen. Het Burgerlijk Wetboek (Boek 2) stelt het OM in staat bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd, dan wel het bestuur naar behoren wordt gevoerd, het bestuur om inlichtingen te verzoeken. Bij het niet voldoen aan dit verzoek kan informatie worden afgedwongen via de rechtbank.

Tot op heden wordt dit instrumentarium terughoudend gebruikt. Aan de hand van concrete gevallen zal onderzocht worden op welke wijze deze mogelijkheden actiever ingezet kunnen worden ten behoeve van het voorkomen van mogelijke terrorismefinanciering of terrorisme.

Ook de Belastingdienst is bereid om in die gevallen waar een vermoeden bestaat van terrorismefinanciering informatie uit te wisselen en ­ voor zover tevens sprake is van een fiscaal belang - gerichte controles uit te oefenen. Hierbij zal hij ook afhankelijk zijn van signalen van anderen, zoals het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT). Mocht hij hierbij misstanden constateren dan zal hij dit doorgeven aan opsporingsinstanties of andere ter zake bevoegde autoriteiten.

Sanctionering

Naast de mogelijkheid tot het uitoefenen van controles, is het sanctioneren van misbruik eveneens cruciaal.

De Sanctiewet 1977, in combinatie met VN-Veiligheidsraad resolutie 1373, maakt het mogelijk om tegoeden en andere financiële of economische middelen te bevriezen van personen en organisaties, waarvan het vermoeden bestaat dat zij zich bezighouden met terrorismefinanciering. Mocht uit onderzoek blijken dat er sterke aanwijzingen zijn dat een organisatie zich hier in Nederland mee bezighoudt kunnen door de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Financiën financiële sanctiemaatregelen worden opgelegd. Tevens kan de organisatie worden voorgedragen bij de VN of het EU Clearing House voor plaatsing op de internationale sanctielijsten.

Het civiele recht biedt thans ook mogelijkheden voor sanctionering. De mogelijkheden om bestuurders van stichtingen te schorsen, ontslaan of uit te sluiten, wanneer misstanden zijn ontdekt, zouden vaker ingezet kunnen worden. Ook biedt het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid voor het ontbinden van een stichting, als aan bepaalde criteria wordt voldaan, bijvoorbeeld wanneer onvoldoende middelen beschikbaar zijn voor het bereiken van haar doelstelling. Afhankelijk van de omstandigheden kan de stichting worden ontbonden door de Kamer van Koophandel of door de rechter, op vordering van het OM. Dit lijkt de mogelijkheid te bieden, om in het geval van bevriezing van de tegoeden ook ontbinding van de rechtspersoon aan te vragen; er zijn immers in dat geval geen middelen meer beschikbaar om de doelstelling te bereiken. In de praktijk zal dit wellicht lastig zijn. Inmiddels is een voorstel van de minister van Justitie voor advies aan de Raad van State voorgelegd om in de wet te bepalen dat rechtspersonen die op een Europese terroristenlijst zijn geplaatst van rechtswege verboden zijn en niet meer bevoegd zijn rechtshandelingen te verrichten. Deelname aan zo'n verboden rechtspersoon wordt strafbaar gesteld.

Uiteraard staat bij terrorisme en terrorismefinanciering, naast de hierboven geschetste instrumenten, ook het huidige strafrechtelijke instrumentarium ter beschikking.

Slot

Het nemen van maatregelen om effectief te kunnen optreden tegen misbruik van non-profits voor terrorismefinanciering is een hoge prioriteit. Op de korte termijn zal hierbij zoveel mogelijk aangesloten worden bij bestaande instrumenten en mogelijkheden. Waar deze tekort schieten dienen echter ook nadere maatregelen genomen te worden. Deze dienen zoveel mogelijk ook het algemene belang van de integriteit en transparantie van deze maatschappelijk cruciale sector te dienen.

Overigens achten wij naast een nationale aanpak van misbruik in de non-profit sector ook de internationale dimensie van groot belang. Nederland neemt hier in de FATF een voortrekkersol in en heeft als voorzitter van een werkgroep typologieën ontwikkeld. Ook tijdens het EU-voorzitterschap willen wij dit onderwerp prioriteit geven. In een recente brief van 15 juni jl. aan het Voorzitterschap van de Europese Unie hebben wij nogmaals gewezen op het belang van de bestrijding van terrorismefinanciering. Daarbij hebben wij ook bijzonder aandacht gevraagd voor een Europese aanpak bij de bestrijding van misbruik van non-profit organisaties.

De volgende maatregelen zullen reeds op korte termijn in werking gesteld worden (of zijn reeds in werking gesteld):

* Op het terrein van de goede doelen zal de Belastingdienst intensievere controles uitoefenen van organisaties die zich hebben aangemeld om in aanmerking te komen voor een gunstig tarief voor het successie- en schenkingsrecht. Het risico van terrorismefinanciering zal worden meegenomen;

* Het FEC zal een project starten waarin tussen de deelnemers informatie wordt uitgewisseld over verdachte stichtingen, ook ten behoeve van het ontwikkelen van risicoprofielen; * Er zal guidance ontwikkeld worden voor banken en andere meldplichtige organisaties teneinde deze te helpen bij het kunnen herkennen van ongebruikelijke transacties van non-profit organisaties met een mogelijk verband met terrorismefinanciering; * In concrete gevallen zal het Openbaar Ministerie zijn bevoegdheden met betrekking tot het opvragen van informatie bij stichtingen actiever inzetten in de strijd tegen de financiering van terrorisme; * Ook de Belastingdienst zal in die gevallen waar een vermoeden bestaat van terrorismefinanciering informatie uitwisselen en ­ voor zover tevens sprake is van een fiscaal belang - gerichte controles uitoefenen; * Een wetsvoorstel is voorgelegd aan de Raad van State om rechtspersonen die op een Europese terroristenlijst zijn geplaatst van rechtswege te verbieden. Deelname aan zo'n verboden rechtspersoon wordt daarmee ook strafbaar.

De volgende maatregelen zullen nog nader worden bestudeerd en uitgewerkt:

* Op nadere maatregelen ter bestrijding van misbruik van goede doelen zal nader worden ingegaan als onderdeel van een later deze zomer aan Uw Kamer toe te zenden notitie in vervolg op het kabinetsstandpunt ter zake van het rapport modernisering successiewetgeving (werkgroep Moltmaker); * Invoering van een algemene publicatieplicht van de jaarrekening van stichtingen, met mogelijk verschillende verplichtingen voor grotere en kleinere stichtingen; * De wijze waarop de betrouwbaarheid van de informatie bij de Kamer van Koophandel kan worden vergroot; * Naar aanleiding van een advies van de Werkgroep Transparantie Rechtspersonen in oktober 2004 zal het kabinet dit najaar beleidswijzigingen in gang zetten en zo nodig wetsvoorstellen doen om de betrouwbaarheid van bestuurders en eigenaars gedurende de levensloop van de rechtspersoon (inclusief stichtingen) te kunnen controleren.


---

De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van AIVD, De Nederlandsche Bank, FIOD-ECD, KLPD, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, OM, ministerie van Financiën en Justitie