Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Artikel, 15-7-2004

Formulieren tijdelijke stimuleringsregeling ID-banen in de lokale sport (voor gemeenten)

Gemeenten kunnen tot 15 augustus 2004 bij het ministerie van VWS een financiële bijdrage aanvragen voor het behoud van de ID-banen in de sport voor 2004. Hiervoor is een tijdelijke subsidieregeling gemaakt met een looptijd tot het einde van dit jaar. Voor het doen van een aanvraag moeten gemeenten gebruik maken van een voorgeschreven formulier(model). Over deze nieuwe regeling en de aanvraagprocedure zijn alle gemeenten eerder dit jaar uitgebreid geïnformeerd. Alle informatie is hieronder te downloaden.

Besluit
Tijdelijke stimuleringsregeling ID-banen in de sport

Besluit, 15-7-2004
Circulaire
Circulaire aan gemeenten stimuleringsregeling ID-banen in de sport

Circulaire, 15-7-2004
Formulier
Aanvraagformulier stimuleringsregeling ID-banen in de sport

Formulier, 15-7-2004
Formulier
Modelformulier stimuleringsregeling ID-banen in de sport

Formulier, 15-7-2004

Regeling van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van 28 juni 2004,
S/2488220, houdende de tijdelijke
stimuleringsregeling gesubsidieerde
dienstbetrekkingen in de lokale sportsector.
Kenmerk Den Haag
S/2488220
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Gelet op artikel 10 van de Welzijnswet 1994;
Besluit:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. gesubsidieerde dienstbetrekking:
1°. een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit luidde op 31 december 2003, waarvoor door de gemeente subsidie werd verstrekt;
2°. een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 4 of 5 van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze luidden op 31 december 2003, waarvoor subsidie is verstrekt dan wel;
3°. een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking waarvoor een gemeente uit de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand een bedrag voor de loonkosten betaalt;
b. werknemer: diegene die op basis van een gesubsidieerde dienstbetrekking in de lokale sportorganisatie werkzaam is;
c. lokale sportorganisatie: een organisatie in een gemeente die aangesloten is bij een landelijke sportorganisatie en die de uitvoering van sportactiviteiten als kerntaak heeft. Artikel 2
1. De minister kan op aanvraag voor 2004 een uitkering verlenen aan een gemeente ten behoeve van:
a. door de gemeente verleende subsidies in de loon- en opleidingskosten van werknemers met een privaatrechtelijke, gesubsidieerde dienstbetrekking die werkzaam zijn bij een lokale sportorganisatie;
b. de loon- en opleidingskosten van werknemers met een gesubsidieerde dienstbetrekking die aangesteld zijn door de gemeente en die werkzaam zijn bij een lokale sportorganisatie. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
S/2488220
Artikel 3
1. De uitkering per gemeente bedraagt het product van het aantal werknemers dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling tot en met tenminste 31 december 2004 in een gesubsidieerde dienstbetrekking werkzaam is bij een lokale sportorganisatie en het bedrag bedoeld in het tweede lid.
2. Het bedrag per werknemer is gelijk aan het quotiënt van ¤ 1,2 miljoen en het totale aantal werknemers waarvoor door de gemeenten een uitkering wordt aangevraagd. Artikel 4
1. De aanvraag wordt vóór 15 augustus 2004 ingediend. 2. De gemeente maakt bij de aanvraag gebruik van een formulier dat is ingericht overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1. 3. De gemeente verstrekt de minister op diens verzoek alle andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
4. De minister stelt de uitkering vast vóór 1 oktober 2004. Artikel 5
De gemeente, waaraan een uitkering is verleend, verstrekt vóór 1 april 2005 aan de minister gegevens omtrent het door de gemeente gevoerde beleid met gebruikmaking van een formulier dat is ingericht overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.
Artikel 6
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2005 Artikel 7
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling gesubsidieerde dienstbetrekkingen in de lokale sportsector.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
3
Kenmerk
S/2488220
Toelichting
Algemeen deel
In het najaarsakkoord 2003 heeft het kabinet met sociale partners loonmatiging afgesproken in ruil voor afspraken over het behoud van ID banen en om doorstroom van ID-werknemers naar reguliere arbeidsplaatsen te bevorderen. Op 20 december 2002 is door de bewindspersonen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de sociale partners en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Convenant gesubsidieerde arbeid 2003 afgesloten. In dit convenant zijn de hoofdlijnen opgenomen van de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen. Deze regeling voorziet in een subsidie voor werkgevers die in 2003 en 2004 een gesubsidieerde baan omzetten in een reguliere baan. In dit convenant is tevens aangegeven dat er sectorale uitwerkingsconvenanten zullen komen. Deze convenanten zijn er gekomen voor zorg, onderwijs en kinderopvang. In de sector sport is een dergelijk convenant niet tot stand gebracht omdat het niet in de lijn van de verwachting lag dat lokale werkgevers in de sport in staat zouden zijn de banen om te zetten in een reguliere baan. De sportsector heeft echter wel aangegeven dat er veel aan gelegen is om de gesubsidieerde banen voor de sportsector te behouden en dat een abrupte stopzetting van de inzet van de werknemers met een gesubsidieerde dienstbetrekking grote gevolgen kan hebben voor de lokale werkgevers in de sport.
Vanuit gemeentelijke diensten voor de sport is bovendien aangegeven dat door de ombuiging van het rijksoverheidsbeleid de aandacht voor de ID banen in de sport mede door de onmogelijkheid van het creëren van reguliere functies, dreigde te verslappen. Dit terwijl de sportsector juist ook aantrekkelijke dienstbetrekkingen kent voor mensen die lang uit het arbeidsproces geweest zijn. In verband hiermee is deze tijdelijke stimuleringsregeling ontworpen. Hoewel het beleid van dit kabinet erop gericht is het aantal afzonderlijke regelingen en uitkeringen te beperken (saneringsoperatie commissie Brinkman) is hier in dit geval in goed overleg een uitzondering gemaakt op dat beleid. Het gaat immers om een éénmalige tijdelijke regeling, die alleen van toepassing is voor 2004, die voortkomt uit het najaarsakkoord waardoor herkenbaarheid politiek gewenst is. Zij vult regelingen aan zoals die van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en stimuleert dat op deze wijze de relatief kleine sector sport op het lokale niveau, mede in het kader van het reïntegratiebeleid, onder de aandacht blijft van het lokale bestuur.
Doel van deze regeling is om aan gemeenten die momenteel gesubsidieerde dienstbetrekkingen in de sport hebben gerealiseerd voor 2004 éénmalig een uitkering te verlenen in de kosten die de subsidiëring van banen meebrengt. Door deze extra middelen kunnen de door de gemeente gesubsidieerde dienstbetrekkingen bij lokale sportorganisaties voor 2004 grotendeels worden behouden en wordt het inzetten van gesubsidieerde dienstbetrekkingen als bedoeld in de Wet werk en bijstand, gestimuleerd. Gezien de budgettaire mogelijkheden beperkt de regeling zich tot werknemers met gesubsidieerde dienstbetrekkingen die in dienst zijn van sportverenigingen dan wel op basis van een detacheringovereenkomst werkzaam zijn bij sportverenigingen. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
4
Kenmerk
S/2488220
Van sportverenigingen valt niet te verwachten dat zij in staat zijn om door middel van andere fondsen, reallocatie en (her)prioritering op korte termijn het behoud van deze gesubsidieerde dienstbetrekkingen kunnen realiseren. Gemeenten zijn voor de bij hun in dienst zijnde werknemers hier veelal beter toe in staat. Deze beperking heeft de instemming van de sportsector en die van sociale partners in de sport, VNG en LC, Ned. Instituut voor lokale Sport & Recreatie. Eenvoud van de regeling
Om reden van het tijdelijke karakter van de regeling en het beperken van de administratieve lasten, is de regeling eenvoudig gehouden. De regeling is rechtstreeks gebaseerd op de Welzijnswet. Dit betekent dat de artikelen van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid niet van toepassing zijn op deze regeling.
De gemeente die op deze regeling een beroep doet, moet een overzicht opstellen waaruit blijkt bij welke lokale sportorganisatie de gesubsidieerde dienstbetrekking wordt uitgevoerd. Om in aanmerking te komen voor een subsidie dient er sprake te zijn van een (arbeid of detachering) overeenkomst waaruit blijkt dat de dienstbetrekking op tijdstip van inwerkingtreding van de regeling bestaat.
Deze overeenkomsten hoeven niet bij de aanvraag te worden meegezonden, maar dienen wel in de administratie van de gemeente bewaard te blijven. De minister wil hiermee de mogelijkheid houden om bij de subsidievaststelling deze overeenkomsten zonodig te raadplegen. Wel dient bij de aanvraag een verklaring te worden opgenomen waaruit blijkt dat voor het aantal aangevraagde dienstbetrekkingen is vastgesteld dat er een arbeid- of detacheringovereenkomst aanwezig die in ieder geval een looptijd heeft tot 31 december 2004. Indien de aanvraag 60 of meer dienstbetrekkingen omvat dient het aanvraagformulier tevens te zijn voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikelsgewijs deel
Artikel 1
In onderdeel a is aangegeven wat in het kader van deze regeling moet worden verstaan onder 'gesubsidieerde dienstbetrekking'. In de eerste plaats wordt hieronder verstaan een gesubsidieerde dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit in- en doorstroombanen (hierna: ID-besluit). Aangezien op 31 december 2003 het ID besluit is komen te vervallen en de Wet werk en bijstand in werking is getreden, is verwezen naar de tekst van het artikel zoals dit luidde op 31 december 2003. Een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het ID-besluit betreft een arbeidsplaats voor een langdurig werkloze die in de vorm van een dienstbetrekking bij een werkgever wordt vervuld, waarbij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van het ID-besluit subsidie aan de betrokken gemeente heeft verstrekt in de aan die dienstbetrekking verbonden loonkosten. Het gaat hier dus niet om arbeidsplaatsen of werknemers waarvoor in het kader van het ID-besluit uitsluitend reïntegratiemiddelen zijn ingezet.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
5
Kenmerk
S/2488220
Onder 'gesubsidieerde dienstbetrekking' wordt in het kader van de onderhavige regeling verder verstaan een gesubsidieerde dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 4 of 5 van de Wet inschakeling werkzoekenden (hierna: WIW). Ook ten aanzien van de betrokken artikelen van de WIW is, uitgaande van de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2004 en het daarmee vervallen van de WIW, verwezen naar de tekst zoals die gold op 31 december 2003. Artikel 4 van de WIW had betrekking op dienstbetrekkingen die de gemeente ter uitvoering van haar zorgplicht, neergelegd in artikel 2 van die wet, aan is gegaan met een langdurig werkloze of jongere. De gemeente stelde die werknemer voorts ter beschikking aan een onderneming. De gemeente ontving hiervoor een subsidie van het Rijk (art. 14 WIW). Onder artikel 5 van de WIW vielen de dienstbetrekkingen die een werkgever aan is gegaan met een langdurig werkloze of jongere om hem in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen en waarvoor een gemeente, ter uitvoering van haar zorgplicht, aan die werkgever subsidie verstrekte. Tot slot wordt onder 'gesubsidieerde dienstbetrekking' in de zin van deze regeling verstaan een dienstbetrekking waarvan een gemeente een bijdrage betaalt uit de in artikel 69, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand bedoelde uitkering (dit kan geschieden in de vorm van een subsidie aan een werkgever dan wel in de vorm van een rechtstreekse betaling van -een deel van- de loonkosten, in het geval de gemeente zelf de werkgever is). De bijdrage in de loonkosten uit vorenbedoelde uitkering behoeft niet de gehele loonkosten te dekken, maar dient in principe wel het merendeel van die kosten te dekken. Deze regelgeving kan door gemeenten benut worden om met de uitkering de gesubsidieerde dienstbetrekkingen in de sportsector te handhaven en mogelijk nieuwe gesubsidieerde dienstbetrekkingen aan te gaan. Uitsluitend de hierboven omschreven dienstbetrekkingen, vallen onder de in onderdeel a opgenomen definitie van 'gesubsidieerde dienstbetrekking'. Dit betekent dat alle andere dienstbetrekkingen waarvoor op enige andere wijze subsidie wordt verstrekt niet onder die begripsomschrijving vallen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan dienstbetrekkingen waarvan de kosten geheel of gedeeltelijk worden gedekt uit een door het Rijk verleende subsidie in het kader van bijvoorbeeld de breedtesportimpuls. Dit zijn dus 'reguliere dienstbetrekkingen' (mits de betrokken werknemer geen gebruik maakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand). Onderdeel c bevat een omschrijving van het begrip lokale sportorganisaties. Het betreft uitsluitend de sportverenigingen zelf en dus niet stichtingen in het leven geroepen voor het beheer van de accommodaties, welke door meerdere verenigingen gebruikt worden, olympische steunpunten of andere organisaties die via en met de sport bepaalde activiteiten uitvoeren. Artikel 2
Onderdeel a: Het is mogelijk dat de werknemer in dienst is van de vereniging zelf, of via een functionele stichting of sportservicebureau is gedetacheerd bij een vereniging of een beperkt aantal sportverenigingen. In het geval van een detachering dient er sprake te zijn van een overeenkomst met de vereniging (dan wel afzonderlijke verenigingen) waaruit blijkt dat de vereniging materieel werkgever is. De werknemer met de gesubsidieerde dienstbetrekking dient feitelijk zijn werkzaamheden uit te voeren bij een lokale sportorganisatie. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
6
Kenmerk
S/2488220
Onderdeel b: De uitkering kan worden ingezet ten behoeve van door de gemeente verleende subsidies voor de loon- en opleidingskosten van de werknemers met een gesubsidieerde dienstbetrekking. De uitkering is uitdrukkelijk niet bedoeld voor de begeleidingskosten en werkgeverskosten van gemeenten of stichtingen die de werkgeversrol vervullen. De middelen kunnen ingezet worden voor het handhaven van meer banen dan oorspronkelijk voorzien in de sportsector. Ook kan via een extra subsidiering van de loonkosten er voor worden gezorgd dat bijvoorbeeld de eigen bijdragen van de verenigingen aan de gemeenten voor het instandhouden van de gesubsidieerde dienstbetrekking minder stijgt dan was voorzien, waardoor de verhoging van de kosten van de verenigingen geleidelijker kan plaatsvinden. Artikel 3
De omvang van de uitkering is gerelateerd aan het aantal werknemers dat op tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige regeling met een gesubsidieerde dienstbetrekking werkzaam is bij een lokale sportorganisatie.
De hoogte van de uitkering is afhankelijk van het aantal gesubsidieerde werknemers waarvoor een uitkering wordt gevraagd. Het beschikbare bedrag is ¤1.200.000 en het aantal ID banen in de sport bedroeg in 2002 1783. Om het bedrag per werknemer te bepalen zal dit bedrag gedeeld moeten worden door het aantal werknemers met een gesubsidieerde dienstbetrekking in dienst van een sportvereniging dan wel gedetacheerd. De bijdrage voor een gemeente is de uitkomst van de vermenigvuldiging van het aantal werknemers op basis waarvan een uitkering wordt aangevraagd en het bedrag per werknemer. Het aantal gesubsidieerde dienstbetrekkingen bij sportverenigingen wordt op grond van empirisch onderzoek op circa 700 geschat. Artikel 4
Alleen aanvragen met een volledig ingevuld formulier ingericht volgens het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1 (en indien van toepassing voorzien van een accountantsverklaring) worden in behandeling genomen. Aanvragen die op 15 augustus 2004 of daarna pas ontvangen worden, worden niet in behandeling genomen. Voor de berekening van de uitkering per gemeente dienen alle aanvragen binnen te zijn. De aanvragen kunnen tot 15 augustus worden ingediend. Vanaf die datum kan de berekening van de uitkering per gemeente worden gemaakt. Dit betekent dat het besluit gericht op de verlening en de vaststelling van de uitkering na 15 augustus kan worden genomen. Dit geschiedt tenminste vóór 1 oktober 2004.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
7
Kenmerk
S/2488220
Artikel 5
De gemeenten verschaffen vóór 1 april 2005 de minister een overzicht van de behouden dienstbetrekkingen bij lokale sportorganisaties en het aantal opleidingen die door de in de regeling bedoelde werknemers is gevolgd met gebruikmaking van het formulier waarvan een model als bijlage 2 bij deze regeling is opgenomen. De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp