Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum

Auteur


- Mw. drs. B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-356/04

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/24

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)

8

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


-

-

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij acht fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1.Voorstel voor een besluit van de Raad tot verlening van een garantie van de Gemeenschap aan de Europese Investeringsbank (EIB) voor verliezen op leningen voor bepaalde projecten in Rusland en de westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten (WNOS)


2.Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Milieuvriendelijke visserijmethoden bevorderen: de rol van technische instandhoudingsmaatregelen"


3.Mededeling van de Commissie aan de Raad: 'De sociale dimensie van de globalisering - hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft'


4.- Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over bepaalde maatregelen die moeten worden genomen op het gebied van de bestrijding van terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit met name om de uitwisseling van informatie te verbeteren


-Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de uitwisseling van

informatieen de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard


5.Mededeling van de Commissie: Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's


6.Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/463/EG tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO programma)


7.Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Traffic Information Services op de binnenwateren in de Gemeenschap


8.Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Besluit tot verlening garantie aan EIB voor verliezen op leningen in Rusland en de WNOS

Titel:Voorstel voor een besluit van de Raad tot verlening van een garantie van de Gemeenschap aan de Europese Investeringsbank (EIB) voor verliezen op leningen voor bepaalde projecten in Rusland en de westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten (WNOS)


Datum Raadsdocument: 26 mei 2004

Nr Raadsdocument: 9886/04

Nr. Commissiedocument:COM (2004)385

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel: Groep Financiële Raden, Ecofinraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van november 2002 maakte een begin met het initiatief voor een nieuw Europees nabuurschap en noemde daarbij de bijzondere situatie van WNOS (Oekraïne, Moldavië, Wit-Rusland). De Europese Raad van Kopenhagen (december 2002) stelde dat door de uitbreiding van de Unie de betrekkingen met Rusland sterker zouden worden en drukte tevens de wens uit de betrekkingen met WNOS te intensiveren via een lange-termijn benadering ter stimulering van hervormingen, duurzame ontwikkeling en handel.

In dit kader heeft de Ecofin op 25 november 2003 ingestemd met een mandaat voor de EIB voor leningen aan Rusland en de WNOS voor een totaal van maximaal ¤ 500miljoen. De EIB-leningen dienen in nauwe samenwerking met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en andere Internationale Financiële Instellingen (IFI's) verstrekt te worden. Het mandaat voor Rusland/ WNOS is een apart mandaat dat buiten het algemene EIB-mandaat voor derde landen valt. In tegenstelling tot andere landen/gebieden (waar een garantie van 65% per leningbedrag geldt) gaat het bij Rusland/WNOS om een 100% garantie.

De leningen zijn bestemd voor bepaalde sectoren (milieu en vervoer-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur op prioritaire TEN-trajecten met grensoverschrijdende gevolgen voor de Unie). Het voorliggende voorstel is de nadere technische uitwerking van het Raadsbesluit.

De verruiming van de activiteit van de EIB tot de WNOS heeft als doel de hervormingsinspanningen in deze nieuwe buurlanden te belonen. De leningactiviteit voor Rusland moet voortbouwen op de ervaring met het huidige leningmandaat voor milieuprojecten in het Russische gebied rond de Oostzee (¤ 100 miljoen). Met de verruiming geeft de Unie ook aan dat ze de regio politiek belangrijk vindt en dat er behoefte is aan meer investeringen in infrastructuur, waar EIB-projecten toe kunnen bijdragen.

Voor dit mandaat geldt een conditionaliteit die in overeenstemming is met de EU-overeenkomsten op hoog niveau over de politieke en macro-economische aspecten en met de overeenkomsten met andere IFI's over de sector- en projectspecifieke aspecten. Ook is een passende werkverdeling tussen de EIB en de EBWO nodig. De EIB-leningen worden per land geactiveerd mits het land gepaste hervormingen uitvoert. Elk land komt, zolang het maximum niet wordt overschreden, in aanmerking zodra de specifieke conditionaliteit in overeenstemming met de EU-overeenkomsten op hoog niveau over de politieke en macro-economische aspecten met het land vervuld is. De Commissie bepaalt wanneer dit het geval is en stelt de EIB daarvan op de hoogte. Er wordt voorgesteld het besluit te doen gelden voor EIB-leningen tot eind januari 2007. De opname van Rusland en de WNOS in het algemene mandaat wordt bekeken bij de evaluatie van het algemene mandaat in 2006.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 308 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad met unanimiteit, raadpleging EP

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief: het voorstel heeft betrekking op aan de EU-grenzende landen.

Proportionaliteit: positief. Het betreft een relatief beperkt mandaat waarmee nuttige projecten met

grensoverschrijdende positieve effecten gefinancierd kunnen worden.

Consequenties voor de EU-begroting:
Geen. Op elke EIB-lening aan Rusland/ WNOS wordt 9% garantieprovisie vanuit het EU budget(Garantiereserve) in het Garantiefonds gestort. Totaal gaat het om maximaal ¤ 45 miljoen (9% van ¤ 500 miljoen). De bestaande Garantiereserve waarvoor de bedragen zijn vastgelegd tot eind 2006 wordt hiervoor gebruikt. Er is voldoende ruimte. De begrotingslijn wordt dus niet verhoogd.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Van de vier landen waarvoor de garanties bestemd zijn is alleen Moldavië een "IDA only"- land (BNI per hoofd < $865). Zo bezien is Moldavië het enige ontwikkelingsland waarvoor deze regeling geldt. De uitwerking van de regeling is positief, het maakt meer EIB-leningen met garanties mogelijk aan het land.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland onderschrijft het belang van goede relaties met de nieuwe buurlanden van de EU en steunt vanuit dit oogpunt het Commissievoorstel. De garanties zijn bestemd voor projecten waar de EU ook belang bij heeft, zoals milieu en infrastructuur (transport, telecom, energie).

Fiche 2: Mededeling over het bevorderen van milieuvriendelijke visserijmethoden

Titel:Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Milieuvriendelijke visserijmethoden bevorderen: de rol van technische instandhoudingsmaatregelen"


Datum Raadsdocument: 23 juni 2004

Nr Raadsdocument: 10826/04

Nr. Commissiedocument:COM(2004) 438

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van LNV i.o.m. FIN, BZ en V&W

Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep Visserij, Landbouw -en Visserijraad

N.B. Bij deze mededeling vielen publicatie en het aannemen van Raadsconclusies door de Landbouw -en Visserijraad nagenoeg samen. Deze exceptionele procedure is gehanteerd om het voor het Iers Voorzitterschap mogelijk te maken deze mededeling af te ronden.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Op 11 maart 2004 is er tijdens een Ministeriële Conferentie in Dundalk, Ierland, gesproken over de toekomst van technische maatregelen in visserijbeleid, met name de stimulering van milieuvriendelijke visserijmethoden. De Commissie heeft naar aanleiding hiervan een mededeling gepresenteerd met als belangrijkste uitgangspunten:


-Reductie van visserijdruk


-Verbetering van selectiviteit van visserijtechnieken


-Reductie van gevolgen van visserij voor niet-commerciële soorten en habitats


-Duurzaamheid in visserij zowel op biologisch als economisch vlak.

De Commissie geeft een aantal ideeën hoe men deze doelstellingen kan verwezenlijken:


-Decentralisatie van visserijbeleid (bijvoorbeeld door regionale regelingen)


-Grotere betrokkenheid van de belanghebbenden (in Regionale Adviesraden)


-Verbetering van kennis(overdracht), o.a. in pilot-projecten voor de reductie van discards


-Vereenvoudiging van regelgeving


-Zoeken naar nieuwe 'incentives' om visserijgedrag te veranderen

De Commissie geeft in de mededeling aan wanneer zij aan deze verschillende ideeën gevolg zal geven:


-Herziening van bestaande technische maatregelen, 2004-2005.


-Het eind 2002 gepresenteerde voorstel ter herziening van de Verordening aangaande Technische Maatregelen voor de Atlantische oceaan en de Noordzee (EC Vo 850/1998) moet worden ingetrokken om i.s.m. de sector met een meer gedecentraliseerde aanpak voor technische maatregelen te komen.


-Vermindering van de teruggooi, 2004-2006.


-Vanaf 2004 zal de Commissie in samenwerking met lidstaten, sector en NGO's een reeks proefprojecten opzetten.


-Onderzoek, 2005-2006


-Onderzoek op het gebied van ontwikkeling van milieuvriendelijke visserijmethoden zal ook een plaats krijgen in de planning van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek (2007-2010).


-Voorstellen voor nieuwe financiële stimulansen, 2004-2005.


-In het kader van het herziene structuurfonds voor de visserij dat vanaf 2007 zal worden ingezet, zal de Commissie met voorstellen komen voor regelingen die milieuvriendelijke visserij bevorderen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., het betreft een mededeling

Instelling nieuw Comitologie-comité:nee

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., het betreft een mededeling

Consequenties voor de EU-begroting:
Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Als het tot vervolgvoorstellen komt geldt het volgende. Momenteel verleent het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) al steun voor het gebruik van selectievere visserijtechnieken, en deze blijft nog tot 2006 beschikbaar. Hiermee wordt onder meer de Nederlandse ontwikkeling van de pulskor (milieuvriendelijker alternatief voor de boomkor, visnet dat over de zeebodem wordt gesleept) gesteund.

De Commissie geeft in de mededeling aan dat bij herziening van het FIOV hoge prioriteit moet worden gegeven aan regelingen die milieuvriendelijke visserij bevorderen. Bij de opstelling van nieuwe FIOV-regels wordt de mogelijkheid onderzocht om al dan niet financiële compensatie te bieden voor de verliezen op korte termijn die het gevolg zijn van het experimenteren met dergelijke visserijtechnieken.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Wel worden aanzetten gegeven voor verbetering van de consultatie van belanghebbenden en regionalisering van de regelgeving. Hiermee wordt gestreefd naar verlaging van administratieve lastendruk en draagvlak voor regelgeving ten behoeve van verbetering van controle.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is op hoofdlijnen akkoord met de mededeling. Nederland is voorstander van een vereenvoudigde en decentrale aanpak van technische maatregelen en steunt de Commissie daarbij t.a.v. het voorzorgsbeginsel ter bescherming van het mariene milieu, zoals uitgewerkt in de mededeling. De mededeling is een goede aanzet tot betere consultatie van alle belanghebbenden. Het streven naar verlaging van de administratieve lasten is toe te juichen. Nederland meent, met het oog op verbetering van de milieuvriendelijkheid van de visserij met economische of andere prikkels, dat financiële compensatie niet de voorkeur geniet en alleen mogelijk moet zijn als dit een tijdelijk en degressief karakter heeft. Nederland staat verder op het standpunt dat er met deze mededeling geen voorschot op de nog te onderhandelen financiële perspectieven, d.w.z. de meerjarenbegroting voor de periode 2007-2013, kan worden genomen.

Fiche 3: Mededeling over de sociale dimensie van de globalisering

Titel:Mededeling van de Commissie aan de Raad: 'De sociale dimensie van de globalisering - hoe de EU ertoe bijdraagt dat iedereen er voordeel van heeft'


Datum Raadsdocument: 25 mei 2004

Nr Raadsdocument: 9824/04

Nr. Commissiedocument:COM(2004) 383 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: SZW in nauwe samenwerking met BZ i.o.m. FIN, VROM, EZ, OCW en VWS

Behandelingstraject in Brussel:Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Cosumentenzaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling beschrijft in het kort de maatregelen die binnen de Unie worden genomen met betrekking tot de sociale dimensie van de globalisering, en stelt een aantal veranderingen voor. Zij is bedoeld als een eerste bijdrage tot de discussie die op gang is gekomen met het verschijnen van het WCSDG-rapport (Wereldcommissie voor de Sociale Dimensie van de Globalisering), en met name over de follow-up in juni 2004 tijdens de Internationale Arbeidsconferentie in Genève. De Commissie vindt dat sommige voorstellen van de WCSDG ook in andere financiële, economische en handelsgremia besproken zouden moeten worden.

Het globaliseringsproces heeft veel mensen in de wereld grote voordelen gebracht. In delen van de wereld waar men voorheen voor zijn levensonderhoud grotendeels op de landbouw aangewezen was, zijn betere - en beter betaalde - banen gecreëerd.

Deze positieve aspecten van de globalisering worden erkend in het op 24februari 2004 verschenen rapport van de WCSDG. Hierin wordt echter ook opgemerkt dat niet alle landen en groepen gelijkelijk delen in de voordelen van de globalisering en dat het huidige globaliseringsmodel zonder aanpalend beleid en zonder een efficiënt systeem van good governance op alle niveaus tot onevenwichtige resultaten leidt en waarschijnlijk niet zal leiden tot een wereldwijde duurzame ontwikkeling.

De EU voert allang, zowel intern als internationaal, een beleid waarbij wordt geprobeerd ervoor te zorgen dat economische en sociale vooruitgang hand in hand gaan. Zo zijn de staatshoofden en regeringsleiders in 2000 in Lissabon een integrale strategie voor hervormingen overeengekomen die van Europa de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld moet maken, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, door de bevordering van een synergetisch beleid dat beantwoordt aan de behoeften van het concurrentievermogen, de werkgelegenheid, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van het milieu. Deze strategie vormt ook de grondslag voor het beleidsantwoord van de EU op de gevolgen van de globalisering voor het bedrijfsleven, de werkgelegenheid en de burgers in Europa.

Het sociaal-economisch model van de EU en de Lissabon-strategie waarmee dit in praktijk wordt gebracht, zijn niet zonder meer op andere delen van de wereld overdraagbaar. Niettemin heeft de WCSDG er een aantal aspecten uitgelicht die voor de partners van de Unie van belang kunnen zijn. Dit geldt met name voor de processen voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid dat van fundamenteel belang is voor het bereiken van een evenwicht tussen economische en sociale doelstellingen. Het EU-model legt bijvoorbeeld bijzondere nadruk op solide institutionele structuren voor de aanpak van economische, werkgelegenheids-, sociale en milieuvraagstukken, en de wisselwerking daartussen, op een krachtige sociale en burgerdialoog, en op investeringen in menselijk kapitaal en de kwaliteit van de werkgelegenheid.

De EU moet er ook voor zorgen dat zij haar buitenlands beleid zodanig uitoefent dat de globalisering maximale voordelen oplevert voor alle maatschappelijke groeperingen wereldwijd. Haar buitenlands beleid heeft altijd een belangrijke sociale dimensie gehad, bijvoorbeeld door de universele toegang tot sociale basisvoorzieningen in de ontwikkelingslanden te ondersteunen. De EU bevordert ook al enige tijd de doeltreffendheid en samenhang van global governance, waaronder economische governance, via internationale instellingen, om ervoor te zorgen dat het handelsbeleid en de bilaterale betrekkingen met regio's en afzonderlijke landen de sociale ontwikkeling ten volle ondersteunen, en dat de ontwikkelings- en buitenlandse samenwerking de positieve gevolgen van de globalisering maximaliseert en de negatieve tot een minimum beperkt. Zij moedigt ook de particuliere sector aan het zijne tot deze doelstellingen bij te dragen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
N.v.t., betreft een mededeling. De mededeling betreft een thema dat raakt aan een groot aantal onderwerpen van belang voor nationaal en Europees intern en extern beleid, en bevindt zich op het snijvlak van competenties van de Commissie, de Raad danwel nationale competenties.

Consequenties voor de EU-begroting:Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
De mededeling betreft een thema waarbij sprake is van zeer grote consequenties voor alle landen in de wereld maar in het bijzonder voor ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden worden immers gekenmerkt door een in verhouding beperkte capaciteit tot aanpassing en flankerend beleid, teneinde de voordelen van globalisering te kunnen benutten en de nadelen ervan op te kunnen vangen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft grote belangen bij de globalisering als ook de beheersing van de gevolgen ervan. Nederland loopt van oorsprong voorop in het globaliseringsproces, en is daarvan grotendeels afhankelijk. Niettemin kent ook Nederland zijn beperkingen als het gaat om aanpassingsvermogen in het kader van verdergaande globalisering. Duurzame globalisering, waarbij sociale en economische gevolgen als ook die op het gebied van milieu beheersbaar blijven, is daarom essentieel voor Nederland.

Nederland verwelkomt derhalve het verschijnen van het WCSDG-rapport en de discussie die daarmee op gang is gekomen. In dit kader onderschrijft Nederland het belang van de mededeling van de Commissie als een bijdrage aan de follow-up van het rapport. In grote lijnen onderschrijft Nederland de conclusie van de Commissie zoals verwoord in de mededeling, waarbij de volgende accenten worden gelegd.

Nederland erkent het feitelijke en onomkeerbare karakter van de globalisering, en bevestigt de visie van de Commissie dat globalisering per saldo gunstige effecten heeft ondanks het feit dat sommige landen en bevolkingsgroepen hiervan niet hebben kunnen profiteren alsmede dat deze effecten in sommige gevallen niet duurzaam zijn gebleken. Nederland erkent de verantwoordelijkheid van landen en hun regeringen om intern voorwaarden te creëren die nodig zijn om de vruchten van globalisering te plukken, als ook om de kosten te dragen die daarmee gepaard gaan. Daarnaast dienen ook internationaal de juiste voorwaarden te worden gecreëerd, zodat globalisering resulteert in een mondiaal en duurzaam 'level playing field'. Onderdeel hiervan is een duurzaamheidstrategie waarin op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de sociale, economische en milieudimensie. Met het oog op een gelijkmatige verspreiding van de voordelen van globalisering (voorwaarde voor het draagvlak voor globalisering)-is Nederland van mening dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen.

Dat betekent in deze context dat op nationaal niveau extra aandacht en steun moet worden gegeven aan kwetsbare groepen zoals vluchtelingen, etnische minderheden, vrouwen en laaggeschoolden. Op extern vlak dient extra zorg te worden verleend aan ontwikkelingslanden, in het bijzonder de Minst Ontwikkelde Landen. Naleving van internationale afspraken (Millennium Declaration, Monterrey, Johannesburg, Kopenhagen) dient daarbij centraal te staan. Dit omvat het verlenen van meer en betere hulp evenzeer als het inventariseren en meewegen van de gevolgen voor ontwikkelingslanden bij de totstandkoming van ander nationaal en EU-beleid. De nadruk die de Commissie daarbij legt op handelsbeleid is terecht en actueel, maar Nederland wil daar aan toevoegen dat in dit verband zeker ook gaat om andere beleidsterreinen zoals landbouw, visserij, milieu, macro-economie, migratie en veiligheid.

Nederland is met de Commissie van mening dat het Europese model van integratie, in het bijzonder de interne voorwaarden die daarbij geïdentificeerd zijn op sociaal-economisch gebied, in het algemeen betekenis kan hebben bij het zoeken naar de juiste antwoorden op de gevolgen van globalisering. Tegelijkertijd benadrukt zij dat het model inderdaad niet zonder meer overdraagbaar is op andere delen van de wereld. Een aantal elementen blijft wat Nederland betreft overeind ongeacht het geografische toepassingsgebied: democratisering, partnerschappen (gedeelde verantwoordelijkheid van overheden, bedrijfsleven, sociale partners en maatschappelijk middenveld), geïntegreerd beleid, en regionale integratie.

Nederland is van mening dat de EU een actieve, innoverende rol heeft te spelen bij de ontwikkeling van coherente nationale en internationale agenda als antwoord op de vele en omvangrijke effecten van globalisering. Eensgezind optreden van de EU in multilaterale instellingen, is daarbij wenselijk. Nederland onderschrijft het voorstel van de WCSDG dat IFI's transparanter dienen te opereren. Betrokkenheid van werkgevers- en werknemersorganisaties, als ook het maatschappelijk middenveld, is daarbij van groot belang. Gegeven het zeer complexe en dynamische karakter van globalisering steunt Nederland in principe het Commissie-voorstel voor meer onderzoek (expertisenetwerk) naar 'Global governance, regelgeving en de rol van de EU'. Daarbij plaatst Nederland wel de belangrijke kanttekening dat het beleidskader voor 'global governance' als ook het benodigde intern Europese veranderingsproces in de vorm van de Lissabon Agenda, reeds grotendeels voor handen is. Het antwoord op de globalisering vergt nu vooral een daadwerkelijke en -krachtige implementatie daarvan. Nederland is daarom ook voorstander van versterking van het multilaterale systeem door bestaande structuren beter te laten functioneren. In dit licht verwelkomt Nederland het 'High Level Panel on Threats, Challenges and Change' zoals ingesteld door de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties, dat ten doel heeft de voorstellen voor hervorming van de VN verder uit te werken.

Fiche 4: Mededeling en besluit over de uitwisseling van informatie en terrorisme

Titel:

-Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over bepaalde maatregelen die moeten worden genomen op het gebied van de bestrijding van terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit met name om de uitwisseling van informatie te verbeteren


-Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard


Datum Raadsdocument:5 april 2002

Nr Raadsdocument:8200/04

Nr. Commissiedocument:COM (2004)221

Eerstverantwoordelijk ministerie: JUS in samenwerking met BZK i.o.m. BZ, FIN en V&W

Behandelingstraject in Brussel: Multidisciplinaire, Groep Georganiseerde Criminaliteit (MDW) Comité artikel 36, JBZ Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Commissie heeft deze Mededeling opgesteld na de aanslagen in Madrid. Zij doet voorstellen voor maatregelen ter bestrijding van terrorisme en andere vormen van criminaliteit. De Mededeling zelf is beschrijvend van aard, verwijst naar diverse elders reeds genomen of aangekondigde initiatieven en geeft daar een aantal aanvullingen op.

Aan de Mededeling is een concreet voorstel gehecht voor een Besluit betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard.

De in de Mededeling beschreven voorstellen zijn bedoeld ter aanvulling op het bestaande instrumentarium. Overweging is dat naast al bestaande maatregelen, nieuwe wegen moeten worden gezocht om terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit beter te bestrijden. De Commissie geeft aan op korte termijn concrete voorstellen te zullen doen Zo moet er een verband worden gelegd tussen de maatregelen ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme, onder andere omdat terrorisme vaak wordt gefinancierd d.m.v. georganiseerde criminaliteit of omdat in beide gevallen dezelfde methoden worden gebruikt.

De Commissie stelt verder voor het gemeenschappelijk optreden inzake strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie (door Raad van de EU vastgesteld op 21 december 1998) te herzien en te vervangen door een kaderbesluit. De Commissie zal in de loop van 2004 hiertoe een voorstel indienen.

Ook wordt voorgesteld een elektronische lijst op te stellen van personen, groepen en entiteiten, waarvoor beperkende maatregelen gelden in het kader van terrorismebestrijding of waartegen een strafrechtelijk onderzoek loopt. De particuliere sector moet betrokken worden bij dit onderdeel en de Commissie zal dit vraagstuk op de agenda plaatsen van het Europees Forum voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad.

Voorts pleit de Commissie voor het inrichten van een rekeningenregistratiesysteem om snel te kunnen reageren op verzoeken om rechtshulp met betrekking tot bankrekeningen en - transacties. Zij zal nog nadere studie verrichten om vast te stelen of hier een rechtsinstrument voor moet worden ontwikkeld.

Gepleit wordt voor een mechanisme voor het verzamelen van gegevens om infiltratie van terroristische groepen in legale zaken te voorkomen. De Commissie organiseert in 2004 met relevante instanties een debat over de haalbaarheid van een dergelijk instrument.

Verder moet volgens de Commissie een Europees strafregister opgezet worden. Zij zal voor eind 2004 een voorstel hiertoe indienen.

De Commissie bepleit verder het tot stand komen van een allesomvattende informatie-uitwisseling tussen lidstaten en de organen van de EU die bevoegd zijn voor terrorismebestrijding. Hiertoe is bij de mededeling een voorstel voor een besluit gevoegd: Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard. Achterliggend idee is dat het van essentieel belang is dat alle betrokken diensten over volledige en bijgewerkte gegevens beschikken op de gebieden waar zij bevoegd zijn om hun taken naar behoren te kunnen vervullen. De informatie-uitwisseling moet worden uitgebreid tot alle stadia van de strafrechtelijke procedure en tot alle natuurlijke en rechtspersonen tegen wie een onderzoek loopt of die vervolgd worden of veroordeeld zijn voor strafbare feiten van terroristische aard. Het is de bedoeling dat deze informatie aan Europol en Eurojust wordt verstrekt. Dit besluit vervangt Besluit 2003/48/JBZ van 19 december 2002.

Aangezien bij vrijwel alle genoemde voorstellen en maatregelen wordt verwezen naar nog in te dienen concrete voorstellen of te verrichten studies, wordt in dit fiche verder alleen ingegaan op het bij de Mededeling gevoegde concept-besluit betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard.

Rechtsbasis van het voorstel:

Mededeling: n.v.t.

Voorstel voor besluit: Art. 29, 30, lid 1, 31 en 34, lid 2, sub c EU.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Mededeling: n.v.t.

Voorstel voor besluit: Raad met unanimiteit, raadpleging EP

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Mededeling:n.v.t.

Voorstel voor een Besluit:

Subsidiariteit: positief. Het voorstel ziet toe op verbetering van de informatie-uitwisseling van de lidstaten aan Europol en Eurojust. In de ER-verklaring inzake terrorisme wordt de gebrekkige informatie-uitwisseling als knelpunt geïdentificeerd en is overeengekomen dat de informatie-uitwisseling verbeterd dient te worden.

Proportionaliteit: aandachtspunt, in verband met de grote consequenties die de voorstellen kunnen hebben voor de werkbelasting en de werkwijze van Europol en Eurojust. De vraag is of hetzelfde effect niet langs andere weg bereikt kan worden.

Consequenties voor de EU-begroting:

Vooralsnog geen.

Vooruitlopend op de voorstellen die kunnen voortvloeien uit de Mededeling zal de Commissie gevraagd worden een impactanalyse op te stellen van de budgettaire consequenties van deze voorstellen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Mededeling: Strikt genomen niet van toepassing. Zodra de in de mededeling aangekondigde voorstellen beschikbaar zijn zal een inschatting van de eventuele (financiële) consequenties worden gemaakt.

Vooruitlopend op het aangekondigde voorstel voor een elektronische lijst in EU-verband kan worden opgemerkt dat dit voorstel onderdeel uitmaakt van de kabinetsplannen om terrorismebestrijding te intensiveren.Hiervoor iseen budget beschikbaar gesteldvanuit de algemene middelen.

Het rekeningregistratiesysteem wordt reeds opgepakt in de FATF en het ministerie van Financiën zal hier een financiële onderbouwing van kunnen aanleveren. Het informatiesysteem voor een strafregister zal financieel onderbouwd worden door het ministerie van Justitie. Voor politie zullen geen extra FTE's geclaimd worden.

Voorstel voor besluit: Het voorstel betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard zal een grote hoeveelheid extra informatie opleveren die geanalyseerd moet worden door de nationale leden van Eurojust. Deze extra taak zullen de leden van Eurojust er niet zelf bij kunnen doen. Bovendien betreft het een specialistische taak die specifieke expertise vergt. Voor Nederland wordt geschat dat de kosten ten minste 1 FTE (ervaren analist op S13) zullen bedragen. Ook voor Eurojust als geheel zal het voorstel consequenties hebben in de sfeer van ICT en het realiseren van een goed beveiligd systeem om informatie op te slaan en te verwerken. Deze kosten zullen ten last komen van de EU-begroting.

Voorts zal het voorstel tot besluit betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard gevolgen hebben voor de politie en de AIVD. Afhankelijk van deinvullingvan het voorgestelde besluit geldende volgendefinanciële inschattingen:

de AIVD zal structureel 10 FTE extra personele middelen nodig hebben om de bestanden voor de inlichtingen- en veiligheidsdienst effectief te kunnen exploiteren zoals aangegeven staat in het besluit. Deze inschatting is gebaseerd op basis van een exploitatiemodel zoals dat geldt voor vergelijkbare systemen.

Eventuele budgettaire consequenties kunnen worden meegenomen bij de bepaling van het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie Havemans (Commissie Bestuurlijke evaluatie AIVD).

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Mededeling: n.v.t.

Voorstel tot besluit: op de twintigste dag volgende op de dag van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Over de diverse aangekondigde maatregelen waarvoor nog geen concreet voorstel beschikbaar is, zal tezijnertijd een standpunt worden bepaald.

Met betrekking tot het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard wordt het volgende opgemerkt:

Nederland hecht waarde aan een versterking van het wettelijke instrumentarium om zowel georganiseerde criminaliteit als terrorisme aan te pakken. Nederland hecht aan een goede uitwisseling van informatie (zowel kwalitatief als kwantitatief) tussen de (nationale diensten van de) lidstaten enerzijds en Europol en Eurojust anderzijds ten behoeve van de samenwerking bij de aanpak van strafbare feiten van terroristische aard en met inachtneming van de betrokken grondrechten. Het is een goede zaak dat Europol en Eurojust daarbij een centrale rol gaan vervullen. Het voorstel van de Commissie kan derhalve in algemene zin worden ondersteund.

Belangrijk aandachtpunt is dat Europol en Eurojust ook in staat gesteld moeten worden de voorgestelde extra taken goed te vervullen. Dat vergt nadere uitwerking van de wijze waarop informatie wordt aangeleverd, de aard en omvang van de aan te leveren informatie en de wijze van verwerking ervan. Vooraf moet duidelijk zijn aan welke informatie beide organisaties behoefte hebben om de hun toebedeelde taken te kunnen uitvoeren, teneinde te voorkomen dat deze organisaties worden geconfronteerd met een overvloed aan informatie. Aangezien er diverse initiatieven circuleren over informatie-uitwisseling en Gijs de Vries zijn plan van aanpak heeft gepresenteerd, kan Nederland voorstellen de besluitvorming over behandeling van dit voorstel te koppelen aan het plan van aanpak van de terrorisme-coördinator. Europol en Eurojust zullen gevraagd worden advies uit te brengen over het voorstel.

Fiche 5: Mededeling: Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's

Titel:Mededeling van de Commissie: Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's


Datum Raadsdocument: 3 juni 2004

Nr Raadsdocument: 10166/04

Nr. Commissiedocument:COM (2004)343

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken i.o.m. BZK, BZ, FIN, DEF, LNV, OCW, SZW, JUS, EZ, IPO, VNG

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Ultraperifere Gebieden, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB)

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Raad van Sevilla (21 en 22 juni 2002) verzocht de Commissie voorstellen in te dienen voor een Gemeenschapsbeleid dat meer rekening houdt met de ultraperifere gebieden. De mededeling "A stronger partnership for the outermost regions" komt hieruit voort. De ultraperifere gebieden zijn genoemd in artikel 299 van het EG-verdrag: de Franse overzeese departementen (Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en La Réunion), de Canarische eilanden, de Azoren en Madeira.

Doel van deze strategie is om de ultraperifere gebieden meer dan voorheen te compenseren voor hun beperkingen (de grote afstand tot het Europese vasteland, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, het moeilijke reliëf en klimaat en de economische afhankelijkheid van enkele producten). De strategie draagt, aldus de Commissie, bij tot de convergentie van de ultraperifere gebieden met, en de integratie in, de rest van de Interne Markt. Een belangrijk instrument daarvoor is het cohesiebeleid. De Commissie meent dat de ultraperifere gebieden in de toekomst meer aanspraak moeten kunnen maken op steun in het kader van het cohesiebeleid. In haar formele voorstellen voor het nieuwe cohesiebeleid zal de Commissie, binnen de convergentie-doelstelling, specifieke programma's opzetten voor de ultraperifere gebieden. Daarnaast wil de Commissie binnen de categorie "Europese territoriale samenwerking" middelen vrijmaken voor de ultraperifere gebieden, naar het voorbeeld van het actieplan "wider neighbourhood" .

Het actieplan "wider neighbourhood" is een instrument om de belemmeringen voor handel tussen ultraperifere gebieden en nabijgelegen gebieden (in het Caraïbisch gebied, Afrika, de Amerika's), weg te nemen door maatregelen op het vlak van handelspolitiek en douanebeleid. Daarnaast wil de Commissie projecten uit ultraperifere gebieden financieel extra ondersteunen. Ten slotte zal een programma in het kader van het Europees Regionaal ontwikkelingsfonds (ERDF) worden opgericht, speciaal bedoeld voor ultraperifere gebieden. Meer in het bijzonder meent de Commissie, onder verwijzing naar de Lissabon-strategie dat het arbeidsmarktbeleid, de publieke dienstverlening, het onderzoeks- en innovatiebeleid en het milieubeleid in de ultraperifere gebieden meer aandacht verdienen. Tot slot meent de Commissie dat de ultraperifere gebieden een bijzondere behandeling verdienen op de beleidsterreinen vervoer, landbouw, visserij en staatssteun.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:N.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: N.v.t., betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting:
Strikt genomen niet van toepassing, betreft een mededeling. De toekomstige consequenties voor de EU-begroting zijn op dit moment niet duidelijk. De toekomst van het cohesiebeleid maakt integraal onderdeel uit van de nieuwe Financiële Perspectieven (FP's). Daarmee maakt het deel uit van de primaire strategische balans van Nederland gericht op een reëel constant uitgavenkader.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:N.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:Mocht deze mededeling tot concrete voorstellen leiden dan zou dat niets mogen veranderen aan de relatie tussen de ultraperifere gebieden en ontwikkelingslanden Ultraperifere gebieden zijn en blijven onderdeel van de Gemeenschap en daarmee van de handelspolitiek van de Gemeenschap. Onduidelijk is nog of het door de Commissie aangekondigde actieplan "New Neighbourhood" uitzonderingen zal maken voor de ultraperifere gebieden op bepaalde onderdelen van het EU-beleid, bijvoorbeeld de handelspolitiek. Dit kan van invloed zijn op relatie tussen de ultraperifere gebieden en de in de regio gelegen ontwikkelingslanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Dit document is in de eerste plaats van belang voor Frankrijk, Spanje en Portugal, die binnen hun grenzen ultraperifere gebieden hebben. Op dit moment is Nederland niet direct betrokken. Als besloten zou worden voor Aruba en de Nederlandse Antillen de ultraperifere status aan te vragen zou dat veranderen.

Deze mededeling betreft een eerste inventarisatie van maatregelen die nodig zouden zijn om tegemoet te komen aan de karakteristieke situatie van deze gebieden. E.e.a. is in grote lijnen geschetst. Aangekondigd wordt dat dit in een toekomstig rapport verder uitgewerkt zal worden. Zo ontbreekt op dit moment nog een financieel memorandum. Nederland zal de Commissie vragen om meer informatie over de voorgenomen voorstellen. Standpuntbepaling zal mede plaatsvinden in het licht van de uitkomsten van de Commissie van Beuge en vervolgens in koninkrijkskader worden bepaald.

Met betrekking tot de voorstellen die raken aan de hervorming van het cohesiebeleid is het regeringsstandpunt t.a.v. de Financiële Perspectieven leidend.

Fiche 6: Beschikking over het ARGO-programma

Titel:Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/463/EG tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO programma)


Datum Raadsdocument: 27 mei 2004

Nr Raadsdocument: 9911/04

Nr. Commissiedocument:COM(2004)384

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie Justitie i.o.m. BZ, FIN en SZW

Behandelingstraject in Brussel: Strategisch Comité voor Immigratie, Grenzen en Asiel (SCIFA), JBZ-Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Bij beschikking van de Raad van 13 juni 2002- is voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006 het ARGO-programma vastgesteld. Doelstellingen van dit programma, dat zich richt op buitengrenzen, visa, asiel en immigratie, zijn:


-bevordering van samenwerking tussen nationale overheidsdiensten in het kader van het uitvoeren van Europese regelgeving;


-bevordering van eenduidige toepassing van Gemeenschapsrecht;


-verbeteren van de algemene efficiëntie van de nationale overheidsdiensten bij het vervullen van hun taken in verband met het uitvoeren van regelgeving van de Gemeenschap;


-zorgdragen dat voldoende rekening wordt gehouden met de communautaire dimensie bij de organisatie van de nationale overheidsdiensten die bijdragen tot het uitvoeren van de Europese regelgeving;


-verhoging van de transparantie van de door de nationale overheidsdiensten uitgevoerde acties door nauwere betrekkingen tot stand te brengen tussen hen en andere op dit gebied werkzame (inter)nationale (niet-)gouvernementele organisaties.

Op dit moment is één vereiste om voor een ARGO-subsidie in aanmerking te komen dat (naast de indienende lidstaat) aan de actie wordt deelgenomen door tenminste twee andere lidstaten, of één andere lidstaat en één kandidaat-lidstaat, of één andere lidstaat en één derde land.

Met de voorgestelde wijzigingen van de ARGO-beschikking wordt beoogd de financiële ondersteuning van nationale projecten op het gebied van de buitengrenzen mogelijk te maken door specifieke structurele zwaktes op strategische grenspunten te verhelpen. Deze zwaktes zouden in overleg met de lidstaten kunnen worden vastgesteld op basis van objectieve criteria (risicobeoordeling). Het in de vorige alinea genoemde vereiste van deelname van andere lidstaten vervalt voor deze acties. Wel is de vaststelling van de criteria voor de risicobeoordeling een gezamenlijke exercitie van alle lidstaten en een essentieel onderdeel van een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen. Daarnaast zullen de lidstaten via het adviserend comité ook betrokken worden bij de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma en de selectie van deze nieuwe soort projecten. Andere lidstaten kunnen als waarnemer ook deelnemen aan de voorbereiding en/of tenuitvoerlegging van deze acties.

Met het oog op een beter beheer van de buitengrenzen heeft de begrotingsautoriteit de kredieten voor het ARGO-programma voor 2004 aanzienlijk verhoogd.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 66 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad met gekwalificeerde meerderheid en raadpleging EP

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Nee. ARGO kent reeds een gemengd comité (raadplegingsprocedure en beheersprocedure). Volgens het voorstel van de Commissie zullen de objectieve criteria onderdeel uitmaken van het jaarlijkse werkprogramma, dat valt onder de beheersprocedure. De goedkeuring van de lijst van geselecteerde acties (projecten) valt onder de raadplegingsprocedure.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Doel is de totstandbrenging van een geïntegreerde aanpak van het grensbeheer om te komen tot een homogeen en doeltreffend niveau van controle en toezicht aan alle EU-buitengrenzen. De financiële bijstand aan de buitengrenzen van een EU-lidstaat moet een duidelijke meerwaarde hebben voor de Gemeenschap. De eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten in deze wordt erkend. De lidstaten doen de voorstellen voor acties. Een controlerende rol van de Commissie op de besteding van EU-fondsen is aangewezen.

Proportionaliteit: positief. Beschikking is het geëigende middel om een beschikking te wijzigen.

Consequenties voor de EU-begroting:
Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het ARGO programma bedraagt ¤ 25 miljoen voor de periode 2002-2006. In het licht van de beleidsontwikkelingen op het gebied van met name de buitengrenzen heeft de begrotingsautoriteit de aan het ARGO programma toegewezen bedragen evenwel aanzienlijk verhoogd met ¤ 4,675 miljoen in 2003 en ¤ 19,5 miljoen in 2004. In aansluiting op deze aanzienlijke stijging en de moeilijkheden bij de uitvoering van het ARGO programma tijdens de eerste twee jaar, stelt de Commissie voor Beschikking 2002/463/EG zodanig te wijzigen dat nationale projecten op het gebied van de buitengrenzen financieel kunnen worden ondersteund, voorzover deze ertoe strekken specifieke structurele zwaktes op strategische grenspunten te verhelpen. De begrotingsautoriteit heeft de totale begroting van ARGO voor 2004 dus reeds verhoogd. De thans voorgestelde wijziging is dan ook deels een uitvloeisel van die verhoging en deels een uitvloeisel van de onderuitputting van ARGO in voorgaande jaren. In totaal wordt voor de rest van de looptijd van ARGO ¤ 14,8 miljoen aan vastleggingskredieten en ¤ 27,4 miljoen aan betalingskredieten voorzien.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen. Alleen het opstellen van de objectieve criteria zal enige extra inspanning vergen, doch dit zal worden opgevangen binnen de reeds beschikbare formatie.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):Geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:De datum van inwerkingtreding is de datum van publicatie.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het voorstel bevat twee elementen. In de eerste plaats wordt het mogelijk gemaakt vanuit ARGO acties ten aanzien van buitengrenzen te ondersteunen waar slechts één lidstaat direct bij betrokken is. Nederland kan zich hierin vinden op voorwaarde dat lidstaten d.m.v. de beheersprocedure objectieve criteria zullen opstellen (opgenomen in voorstel). Deze criteria worden opgenomen in het ARGO-werkprogramma, waaraan bedoelde projecten moeten voldoen. Die criteria, gevoegd bij de reeds bestaande bepalingen in de ARGO-beschikking met betrekking tot maatregelen op het gebied van de buitengrenzen (artikel 4) en ten aanzien van de soorten acties (artikel 8) moeten voldoende garanties bieden dat het ARGO-fonds niet zal worden gebruikt ter financiering van reguliere uitgaven van de lidstaten voor grensbewaking.

Tenslotte staat Nederland op het standpunt dat er geen voorschot op de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven 2007-2013 genomen kan worden.

Fiche 7: Richtlijn betreffende geharmoniseerde River Traffic Information Services

Titel:Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Traffic Information Services op de binnenwateren in de Gemeenschap


Datum Raadsdocument: 27 mei 2004

Nr Raadsdocument:9912/04
Nr. Commissiedocument: COM(2004) 392

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Verkeer & Waterstaat i.o.m. FIN, EZ, EZ/CBS en BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Om de binnenvaart in Europa te bevorderen zijn impulsen om de efficiency en de veiligheid van de sector te verhogen van groot belang. Het RIS-concept (River Information Services) levert hier een bijdrage aan. Het concept betreft een samenhangend pakket van informatiediensten en afspraken over samenwerking om het verkeers- en vervoersmanagement ten behoeve van de binnenvaart te optimaliseren. Deze diensten kunnen variëren van ondersteuning bij reisplanning (waterstanden, stremmingen, weersverwachtingen e.d.), het geven van verkeersinformatie (wachttijden) tot het beter afstemmen van inspecties (uitwisselen inspectie resultaten, combineren van inspecties) en het slimmer gebruik maken van statistieken (per route trends onderkennen).

Inmiddels wordt in diverse Europese landen (Nederland, België, Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk) op nationaal niveau gewerkt aan de implementatie van RIS. Afstemming op Europees niveau is daarbij van groot belang. Het doel van de richtlijn is het instellen van een Europees kader voor de toepassing van het RIS-concept om de compatibiliteit en interoperabiliteit tussen de bestaande en nieuwe RIS-systemen op Europees niveau te garanderen en om een doeltreffende interactie tussen de verschillende vaarweginformatiediensten tot stand te brengen.

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 71 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Co-decisie procedure

Instelling nieuw Comitologie-comité:Nee, Commissie wordt bijgestaan door het krachtens artikel 7 van richtlijn 91/672/EEG opgerichte comité

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. De afgelopen jaren is in diverse EU-landen op nationaal niveau gewerkt aan de ontwikkeling van RIS. Afstemming op Europees niveau over bijvoorbeeld standaarden is hierbij van groot belang aangezien de binnenvaart een grensoverschrijdende modaliteit is. De verankering van RIS in een kaderrichtlijn is een belangrijke en noodzakelijke stap in dit proces, zodat compatibiliteit en interoperabiliteit gewaarborgd zijn.

Proportionaliteit: positief. Een richtlijn is het geëigende instrument om de gewenste Europese harmonisatie te bewerkstelligen.

Consequenties voor de EU-begroting:

Er wordt door de Commissie vanaf 2005 jaarlijks ¤ 119.100 voorzien voor personele middelen en andere administratieve uitgaven. Over een periode van 5 jaar gaat het aldus over ¤ 595.500.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Afhankelijk van de keuze wie voor welke onderdelen verantwoordelijk wordt, zullen er ook voor het bedrijfsleven financiële consequenties verbonden zijn aan implementatie van RIS. Het zal dan met name gaan om investeringen in soft- en hardware. Met betrekking tot de administratieve consequenties kan worden gezegd dat de implementatie van RIS een verlichting van de administratieve lasten zal betekenen voor zowel de overheid als het bedrijfsleven. Dit komt met name door het optimaliseren van handhaving en controle en het verminderen van de papierwinkel ("papierarm varen").

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Er kan gebruik worden gemaakt van het wettelijke kader dat wordt geboden door de Scheepvaartverkeerswet. De reikwijdte van de Scheepvaartverkeerswet is/wordt i.v.m. de implementatie van richtlijn 2002/59/EG geschikt gemaakt voor het ontvangen, bewaren en verstrekken van gegevens betreffende de scheepvaart door personen en organisaties die (zelf) niet aan de scheepvaart deelnemen. De relevante algemene maatregel van bestuur (krachtens de Scheepvaartverkeerswet) zal moeten worden aangepast en er zal een aantal ministeriële regelingen krachtens deze amvb moeten worden gemaakt.

Afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden met betrekking tot tracking en tracing (AIS of andersoortige systemen voor tracking en tracing), zal het Binnenschepenbesluit eventueel moeten worden gewijzigd.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Gezien de noodzakelijke aanpassing lijkt de voorgestelde implementatietermijn van 18 maanden toereikend.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft veruit de grootste binnenvaartvloot van Europa en heeft dus een aanzienlijk belang bij het vergroten van de efficiency en veiligheid van de binnenvaart. De kaderichtlijn RIS kan daartoe bijdragen. Nederland heeft de Commissie samen met België, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk ondersteund bij de totstandkoming van de RIS-richtlijn. Nederland kan zich dan ook goed vinden in het nu voorliggende voorstel.

Nederland staat op het standpunt dat er geen voorschot op de nog te onderhandelen financiële perspectieven (de meerjarenbegroting voor 2007-2013) kan worden genomen.

Fiche 8: Mededeling betreffende een Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw

Titel:Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw


Datum Raadsdocument: 14 juni 2004

Nr Raadsdocument: 10436/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004)415

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van LNV i.o.m. EZ, EZ/CBS, BZ, BZ-OS, FIN, VROM

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep voedselkwaliteit - biologische landbouw, Landbouw- en Visserijraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In 1992 zijn op Europees niveau voorschriften voor de biologische productie en voor de controle van deze producten vastgelegd (Verordening (EEG) nr. 2092/91). In eerste instantie beperkte dit zich tot de plantaardige productie, in 2000 is dit aangevuld met normen voor de dierlijke productie. Daarnaast biedt met name de Kaderverordening plattelandsontwikkeling (Verordening (EG) nr. 1257/99) lidstaten de mogelijkheid om in hun plattelandsontwikkelingsplannen stimuleringsmaatregelen gericht op de biologische landbouw te laten co-financieren door Brussel.

De Raad heeft in juni 2001 en december 2002 de Commissie gevraagd om een Europees Actieplan voor de Biologische Landbouw (EAP) te schrijven. Aanleiding voor deze vraag waren twee conferenties gehouden in 1999 en 2001 waar Europese overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven spraken over de stimulering van de groei van de biologische landbouw in Europa.

Doelstelling van de Commissie is om met het EAP naast de basis voor het beleid van de komende jaren tevens een strategische visie te presenteren over de bijdrage van de biologische landbouw aan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De bevordering van een milieuvriendelijke kwaliteitsproductie was één van de doelstellingen van de hervorming van het GLB van 2003. De biologische landbouw is een belangrijk instrument om dit doel te bereiken.

Het Actieplan bevat een 21-tal acties. De acties richten zich op a) ontwikkeling van de markt voor biologisch voedsel d.m.v. sturing door voorlichting, b) het doeltreffender maken van het overheidsbeleid voor de biologische landbouw en c) het verbeteren van normen en controle ter waarborging van de integriteit.

Per onderdeel zijn de belangrijkste acties:

Ontwikkeling van de markt voor biologisch voedsel d.m.v. sturing door voorlichting:


-Voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes;


-Transparantie in de verschillende normen voor biologisch;


-Verbeteren statistieken productie en marktontwikkeling.

Doeltreffender maken van het overheidsbeleid voor de biologische landbouw:


-Betere benutting plattelandsontwikkelingsplannen;


-Versterken van het onderzoek.

Verbeteren van normen en controle ter waarborging van de integriteit:


-Vervolledigen en verder harmoniseren van de normen. O.a. overwegen van het uitbreiden van het toepassingsgebied naar aquacultuur, verbetering van normen inzake dierenwelzijn en overwegen van verbetering van milieunormen (b.v. energiegebruik, biodiversiteit, landschap);


-Genetisch gemodificeerde organismen (GGO's): producten kunnen niet èn biologisch èn GGO-bevattend zijn geëtiketteerd. Algemene etiketteringdrempels worden ook de drempels voor biologische producten voor de accidentele aanwezigheid van GGO's (m.u.v. zaai- en pootgoed, hierover moet de Commissie nog een beslissing nemen);


-Op risico gebaseerde controle en verplichte kruiscontroles tussen controle-instellingen;


-Verbetering toegang producten uit derde landen door meer equivalentieovereenkomsten, vervanging bestaande systeem van importontheffingen per lidstaat door een permanente communautaire lijst van goedgekeurde controle-instellingen, gebruik EU-logo op alle ingevoerde producten.


-Versterkte inzet internationale harmonisatie (o.a. via Codex), ondersteunen capaciteitsopbouw in derde landen, overwegen verdere maatregelen ter bevordering handel in biologische producten uit ontwikkelingslanden;

Deze acties zullen, waar van toepassing, op termijn door de Commissie in wetgevingsvoorstellen worden uitgewerkt.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:N.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Wel valt met het oog op eventuele toekomstige ontwikkelingen het volgende op te merken:

Subsidiariteit: Het actieplan stelt geen ingrijpende veranderingen voor in de bevoegdheidsverdeling tussen de Gemeenschap en de lidstaten. De EU-campagne voor biologische landbouw is een uitbreiding van de reeds bestaande EU-informatiecampagnes. Voor het overheidsbeleid wordt gewezen op de subsidiariteit van de lidstaten bij de te kiezen maatregelen i.h.k.v. het GLB ter ondersteuning van de biologische landbouw. Voor normen en controle wordt gedacht aan een verdere invulling en uitbreiding van reeds bestaande EU-regelgeving voor biologische landbouw. Hier zal de vraag zijn of Nederland behoefte heeft aan communautaire regelgeving op nieuwe gebieden.

Proportionaliteit: Wat betreft de proportionaliteit is met name de gedetailleerdheid van de voorgeschreven normen en controle een aandachtspunt, mede in het licht van de administratieve lasten. De vraag kan echter pas beantwoord worden aan de hand van nog te ontwikkelen wetgevingsvoorstellen.

Consequenties voor de EU-begroting:
Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. De Commissie geeft aan dat de uitvoering van het plan afhankelijk is van de beschikbaarheid van de personele middelen bij de diensten van de Commissie. Twee acties worden met de bestaande toegewezen begrotingsmiddelen ten uitvoer gebracht (actie 1; meerjarige EU-voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes en 7; versterking onderzoek). Van de oprichting van een deskundigenpanel (actie 11) wordt geen significante impact op de begroting verwacht. De begrotingsimpact van de andere acties is nihil volgens de Commissie.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Strikt genomen niet van toepassing, omdat het een mededeling betreft. De gevolgen zullen afhankelijk zijn van de uiteindelijke wetgevingsvoorstellen. De verwachting is dat de financiële en personele consequenties beperkt zijn. Het hanteren van een Europese lijst van goedgekeurde controle-instellingen t.b.v. de import uit derde landen zal waarschijnlijk een reductie geven van de financiële en personele lasten bij de nationale overheid en de administratieve lasten bij het bedrijfsleven. Op dit moment geeft de nationale overheid per product(groep) een ontheffing aan importeurs. Aandachtspunt zijn de administratieve lasten bij uitbreiding van de normen die onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 komen te vallen. De laatste jaren bestaat de neiging binnen het Permanent Comité om steeds gedetailleerdere voorschriften vast te stellen, die moeilijk uitvoerbaar en controleerbaar zijn en tot administratieve lasten leiden bij de ondernemers. Insteek van Nederland is om hier meer op basis van risicoanalyse te werk te gaan en alleen daar waar nodig op Europees niveau gedetailleerde normen vast te stellen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Indien nieuwe communautaire normen tot stand komen betekent dat taakuitbreiding van het ZBO (Stichting Skal). Skal ziet in Nederland namens de overheid toe op de uitvoering van de EU-verordening.. Afhankelijk van de uiteindelijke wetgevingsvoorstellen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:N.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Een aantal aangekondigde acties is gericht op de handel met derde landen en zou als het tot voorstellen komt gevolgen kunnen hebben voor ontwikkelingslanden. De Commissie wil het huidige importregime vergemakkelijken, zich inspannen om de standaarden en controleregimes van meer derde landen op de gelijkwaardigheidlijst te plaatsen (ingevoerde producten worden dan als gelijkwaardig aan de EU-producten beschouwd), het EU-logo ook beschikbaar stellen voor ingevoerde producten en zich inspannen voor internationale harmonisatie van de standaarden. Daarnaast zullen ontwikkelingslanden worden gewezen op de algemene steuninstrumenten in het ontwikkelingsbeleid van de EU voor capaciteitsopbouw binnen de biologische landbouw en zullen verdere maatregelen ter bevordering van de handel in biologische producten uit ontwikkelingslanden worden overwogen (krachtens artikel 12 van de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen). Daarnaast is Special and Differential Treatment (SDT) in het SPS-Verdrag, artikel 10 en 2003 besluit SPS comité over equivalentie van standaarden naar de mening van Nederland hierbij relevant.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is op hoofdlijnen positief over deze mededeling. De biologische landbouw wordt door Nederland als een vorm van duurzame landbouw gezien die een voortrekkersrol vervult ten opzichte van de gangbare landbouw. Met de stimulering van de biologische landbouw zet de overheid in op een verdere verduurzaming van de Nederlandse landbouw. Het Europees Actieplan kan hierin een rol vervullen, in aanvulling op het nationale stimuleringsbeleid. Ten aanzien van de door de Commissie voorgestelde acties zal met name aandacht worden gevraagd voor de volgende punten:


-De vraaggerichte benadering/marktontwikkelingsstrategie is het uitgangspunt van het Nederlandse stimuleringsbeleid van de biologische landbouw. In de mededeling van de Commissie is de marktontwikkelingsstrategie nog beperkt uitgewerkt;


-Een duidelijke rolverdeling tussen overheid en bedrijfsleven: de overheid is initiator en ondersteunt initiatieven van het bedrijfsleven tijdelijk. Deze rolverdeling is nog onvoldoende scherp aanwezig in de mededeling:


-Naast de voorgestelde informatiecampagnes dienen ook de mogelijkheden van publiek-private samenwerking (pps) optimaal benut te worden:


-Nederland is voorstander van controles op basis van risicoanalyse, evenals het niet tot op detailniveau vastleggen van voorschriften. Dit alles in het kader van de administratieve lastenverlichting;


-De biologische landbouw is een belangrijke voortrekker van technische innovaties die bijdragen aan een verdere verduurzaming van zowel de biologische landbouw zelf alsook de landbouw in totaal. Dit aspect is in het plan nog te weinig belicht;


-Nederland staat tenslotte op het standpunt dat er geen voorschot kan worden genomen op de nog te onderhandelen financiële perspectieven, d.w.z. de meerjarenbegroting voor 2007-2013.


- Beschikking van de Raad van 13 juni 2002, PB L 161 van 19 juni 2002

===