Tijdens haar tweede vergadering na de eedaflegging in het
Vlaams Parlement heeft de nieuwe Vlaamse regering de
bevoegdheden als volgt toegewezen.
Yves LETERME, draagt als voorzitter van de Vlaamse
regering de titel 'minister-president van de Vlaamse
regering' en wordt bevoegd voor:
1) het algemeen regeringsbeleid, met inbegrip van:
a) de algemene leiding van relaties met andere
overheden;
b) het beleid op regeringsniveau voor maatschappelijk
gerichte beleidsinitiatieven of projecten die beleids-
domeinen overstijgen. Het betreft: de publiek-private
samenwerking, de toekomstvisie voor Vlaanderen,
duurzame ontwikkeling, globalisering en de informatie-
maatschappij;
c) het beleid voor de volgende organisatiegerichte
beleidsitems: de werking van de Vlaamse regering, de
planning en de statistiek, het protocol en ten slotte
het gebruik van de talen in de diensten van de Vlaamse
regering en de instellingen en rechtspersonen die
afhangen van de Vlaamse overheid;
2) het algemeen communicatiebeleid, zowel intern als
extern, met inbegrip van het informatiemanagement;
3) de interne audit van de diensten van de Vlaamse
regering en de instellingen en rechtspersonen die
afhangen van de Vlaamse overheid;
4) de coördinatie van het algemeen begrotingsbeleid in
samenwerking met het lid van de Vlaamse regering,
bevoegd voor de financiën en begroting;
5) de coördinatie van de werking van het Vlaams overheids-
apparaat in samenwerking met het lid van de Vlaamse
regering, bevoegd voor de bestuurszaken.
Yves Leterme, als lid van de Vlaamse regering, is ook
bevoegd voor:
1) de staatshervorming en de institutionele aangelegen-
heden;
2) het landbouwbeleid en de zeevisserij, met inbegrip van
de land- en tuinbouwvorming in het kader van beroeps-
omscholing en -bijscholing, en met inbegrip van het afzet-
en uitvoerbeleid van landbouw-, tuinbouw- en
visserijproducten. Tevens wordt hem het plattelandsbeleid
toevertrouwd.
Hier draagt hij de titel 'Vlaams minister van
Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en
Plattelandsbeleid'.
Fientje MOERMAN wordt vice-minister-president van de
Vlaamse regering en is bevoegd voor:
1) het wetenschappelijk onderzoek, met inbegrip van het
onderzoek ter uitvoering van internationale of supra-
nationale overeenkomsten of akten.
2) het technologisch innovatiebeleid;
3) het economisch beleid, met inbegrip van de begeleiding
en advisering van economische actoren, maar met
uitzondering van de sociale economie, het economisch
overheidsinstrumentarium en de gewestelijke aspecten
inzake de overheidsopdrachten en de erkenning van
aannemers;
4) de verkrijging, aanleg en uitrusting van gronden voor
industrie, ambachtswezen en diensten, of van andere
onthaalinfrastructuren voor investeerders;
5) het afzet- en uitvoerbeleid, met uitzondering van het
afzet- en uitvoerbeleid van landbouw-, tuinbouw- en
visserijproducten;
6) de in-, uit- en doorvoer van wapens;
7) het aantrekken van buitenlandse investeringen.
Haar titel wordt 'Vlaams minister van Economie,
Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel'.
Frank VANDENBROUCKE, vice-minister-president van de
Vlaamse regering, krijgt volgende bevoegdheden:
1) het tewerkstellingsbeleid;
2) de beroepsomscholing en -bijscholing, met uitzondering
van de land- en tuinbouwvorming;
3) het onderwijs;
4) de voorschoolse vorming in de peutertuinen;
5) de post- en parascolaire vorming;
6) de sociale promotie;
7) de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen;
8) het volwassenenonderwijs;
9) de studiefinanciering;
10) de leerlingenbegeleiding;
11) het medisch schooltoezicht;
12) het gebruik van de talen voor:
a) de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun
personeel;
b) het onderwijs in de door de overheid opgerichte,
gesubsidieerde of erkende instellingen.
13) de coördinatie van het beleid met betrekking tot de
Vlaamse Rand rond Brussel.
Hij draagt de titel 'Vlaams minister van Werk, Onderwijs
en Vorming'.
Inge VERVOTTE wordt als 'Vlaams minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin' bevoegd voor:
1) de bijstand aan personen. Dit behelst:
a) het gezinsbeleid, met inbegrip van alle vormen van
hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen;
b) het beleid inzake maatschappelijk welzijn, met
inbegrip van de openbare centra voor maatschappelijk
welzijn, met uitzondering van de bestuurlijke
organisatie van en het administratief toezicht op de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn; het
algemeen welzijnswerk en de samenlevingsopbouw;
c) het doelgroepenbeleid: dit omvat het beleid inzake
mindervaliden, met uitzondering van de beroeps-
opleiding, de omscholing en de herscholing van
mindervaliden; de sociale hulpverlening aan gedetineer-
den met het oog op hun sociale reïntegratie; de
zorgverzekering en het beleid inzake kansarmoede;
d) het bejaardenbeleid;
e) de jeugdbescherming, met inbegrip van de sociale
bescherming en de gerechtelijke bescherming, maar met
uitzondering van de filmkeuring.
2) het gezondheidsbeleid:
a) het beleid betreffende de zorgverstrekking in en
buiten de verplegingsinrichtingen, met inbegrip van de
psychiatrische hulpverlening;
b) de gezondheidsopvoeding, en de activiteiten en
diensten op het vlak van de preventieve gezondheids-
zorg, met uitzondering van het medisch schooltoezicht
en de medisch verantwoorde sportbeoefening.
Dirk VAN MECHELEN wordt 'Vlaams minister van Financiën en
Begroting en Ruimtelijke Ordening' en is bevoegd voor:
1) de financiën en de begrotingen, met inbegrip van het
kas-, schuld- en waarborgbeheer, het vermogensbeheer en
de algemene boekhouding;
2) de fiscaliteit;
3) de gewestelijke aspecten van het kredietbeleid, met
inbegrip van de oprichting en het beheer van openbare
kredietinstellingen;
4) het economisch overheidsinstrumentarium;
5) de ruimtelijke ordening:
a) de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;
b) de rooiplannen van de gemeentewegen;
c) de stadsvernieuwing;
d) de vernieuwing van afgedankte bedrijfsruimten;
e) het grondbeleid;
f) de monumenten en de landschappen, alsook het
archeologisch patrimonium en het varend erfgoed.
Hij oefent het budgettair, financieel en boekhoudkundig
toezicht uit op de instellingen en rechtspersonen die
afhangen van de Vlaamse overheid.
Bert ANCIAUX krijgt als 'Vlaams minister van Cultuur,
Jeugd, Sport en Brussel' volgende bevoegdheden toegewezen:
1) de culturele aangelegenheden, meer specifiek:
a) de bescherming en de luister van de taal;
b) de schone kunsten;
c) het cultureel patrimonium, de musea en de andere
wetenschappelijk-culturele instellingen, met
uitzondering van de monumenten en landschappen en met
uitzondering van het archeologisch patrimonium en het
varend erfgoed;
d) de bibliotheken, discotheken en soortgelijke
diensten;
e) het jeugdbeleid, alsook de filmkeuring;
f) de permanente opvoeding en de culturele animatie;
g) de vrijetijdsbesteding, met uitzondering van het
toerisme;
h) de artistieke vorming;
i) de intellectuele, morele en sociale vorming.
2) het filmbeleid
3) de lichamelijke opvoeding, de sport en het openlucht-
leven, alsook de medisch verantwoorde sportbeoefening;
4) de coördinatie van het kinderrechtenbeleid;
5) de coördinatie van het beleid met betrekking tot
Brussel-Hoofdstad.
Hij wordt aangewezen om als Brussels lid van de Vlaamse
regering de vergaderingen van het college van de Vlaamse
Gemeenschapscommissie en van het verenigd college van de
Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie met raadgevende
stem bij te wonen.
Geert BOURGEOIS draagt de titel 'Vlaams minister van
Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme' en
is bevoegd voor:
1) het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden;
2) de ontwikkelingssamenwerking;
3) het algemeen beleid inzake personeel en organisatie-
ontwikkeling in de diensten van de Vlaamse regering en
de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de
Vlaamse overheid;
4) het algemeen beleid inzake de facilitaire dienst-
verlening en het vastgoedbeheer in de diensten van de
Vlaamse Regering en de instellingen en rechtspersonen
die afhangen van de Vlaamse overheid;
5) het algemeen beleid inzake informatie- en communi-
catietechnologie in de diensten van de Vlaamse
regering en de instellingen en rechtspersonen die
afhangen van de Vlaamse overheid;
6) het reguleringsmanagement, de administratieve
vereenvoudiging en het e-government;
7) de gewestelijke aspecten inzake de overheidsopdrachten
en de erkenning van aannemers;
8) het mediabeleid, met inbegrip van de radio-omroep en de
televisie en de hulp aan de geschreven pers en met
inbegrip van de media-innovatie en het digitaal
actieplan Vlaanderen;
9) het toerisme, met inbegrip van de vestigings-
voorwaarden.
Kris PEETERS krijgt volgend pakket bevoegdheden toege-
wezen:
1) de openbare werken:
a) de wegen;
b) de waterwegen;
c) het juridische stelsel van de land- en waterwegenis;
d) de havens;
e) de zeewering;
f) de dijken;
g) de veerdiensten;
h) de uitrusting en de uitbating van de luchthavens en
de openbare vliegvelden;
i) de loodsdiensten en de bebakeningsdiensten van en
naar de havens, alsook de reddings- en sleepdiensten op
zee.
2) het leefmilieu en het waterbeleid, met inbegrip van het
innen en invorderen van milieuheffingen:
a) de bescherming van het leefmilieu, onder meer die
van de bodem, de ondergrond, het water en de lucht
tegen verontreiniging en aantasting, en de strijd tegen
de geluidshinder;
b) het afvalstoffenbeleid;
c) de politie van de gevaarlijke, ongezonde en
hinderlijke bedrijven;
d) de waterproductie en watervoorziening, met inbegrip
van de technische reglementering inzake de kwaliteit
van het drinkwater, de zuivering van het afvalwater en
de riolering, alsook de coördinatie en de organisatie
van de planning van het integraal waterbeleid.
3) de landinrichting en het natuurbehoud:
a) de ruilverkaveling van landeigendommen en de
landinrichting;
b) de natuurbescherming en het natuurbehoud;
c) de groengebieden, parkgebieden en groene ruimten;
d) de bossen;
e) de jacht en de vogelvangst;
f) de visvangst;
g) de visteelt;
h) de landbouwhydraulica en de onbevaarbare waterlopen,
met inbegrip van hun bermen;
i) de ontwatering;
j) de polders en wateringen.
4) het energiebeleid en de natuurlijke rijkdommen.
Zijn titel wordt 'Vlaams minister van Openbare Werken,
Energie, Leefmilieu en Natuur'.
Marino KEULEN wordt bevoegd voor:
1) de huisvesting;
2) de binnenlandse aangelegenheden, met inbegrip van het
stedenbeleid, alsook de bestuurlijke organisatie van en
het administratief toezicht op de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn, en het gebruik van de talen in
de lokale besturen;
3) het inburgeringsbeleid.
Hij draagt de titel 'Vlaams minister van Binnenlands
Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering'.
Kathleen VAN BREMPT wordt als 'Vlaams minister van
Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen' bevoegd
voor:
1) het mobiliteitsbeleid, met inbegrip van het gemeen-
schappelijke stads- en streekvervoer;
2) de sociale economie;
3) de coördinatie van het gelijkekansenbeleid;
4) de genderproblematiek, de holebi's en het thema
toegankelijkheid.
De adressen van de nieuwe Vlaamse regering zijn te vinden
op www.vlaanderen.be, klik op 'overheid'.
---
Vlaamse overheid