Ingezonden persbericht

De Gemeente Den Haag moet niet zeuren

Mr. D. Allewijn Vice President Rechtbank Den Haag geeft vingerwijzing

DEN HAAG, 20040729 -- Onder de kop 'Gemeente Den Haag moet niet zeuren' reageert de Haagsche Courant op donderdag 29 juli 2004 met een hoofdartikel op de uitlatingen, die Mr. D. Allewijn, Vice President van de Rechtbank Den Haag heeft gedaan naar aanleiding van een klaagzang in het openbaar van twee Haagse topambtenaren. Zij beklaagden zich onlangs over de inspraak van Hagenaars. De inspraak van burgers zou een hindermacht zijn geworden bij de realisatie van ambitieuse bouwprojecten.


De topambtenaren kregen direct bijval van VVD-wethouder Bruno Bruins, de eerst verantwoordelijke voor de ongelukkig opererende Dienst Stedelijke Ontwikkeling. Ook het prominente PvdA-raadslid Schuller deed via de Haagsche Courant een duit in het zakje. Hij viel de ambtenaren bij. Volgens hem moesten de bewoners van de Zwarte Madonna hun verzet maar staken nu zij immers bij de kantonrechter hun punt hebben gemaakt.

Mr. D. Allewijn, Vice President van de Rechtbank Den Haag op zijn beurt neemt burgers, die gebruik maken van hun democratische rechten tot inspraak in bescherming en schiet hen te hulp door de Gemeente Den Haag tot de orde te roepen tijdens een zitting. Vervolgens plaatst de Haagsche Courant hierover een hoofdartikel waarin het volgende wordt gesteld:

'Buurtbewoners die problemen met de projecten hebben, wisten keer op keer gaten te schieten in de gemeentelijke plannen. Ze deden dat door een gang te maken naar de rechter. Die toetste de plannen aan de wet en zag dat de gemeente fouten had gemaakt. Bij de Zwarte Madonna was het huurrecht met voeten getreden, het bestemmingsplan Oude Centrum had te kort ter inzage gelegen, het bouwplan voor de toren op het Rijswijkseplein was onvolledig en bij Spuimarkt ontbrak het aan een verklaring van geen bezwaar van de provincie.'

en vervolgens stelt de Haagsche Courant :

'Terwijl de Haagse gemeenteraad zich zorgen zegt te maken over de toenemende kloof tussen burgers en plaatselijke politiek, worden diezelfde burgers met dit soort opmerkingen geschoffeerd door niet de minste vertegenwoordigers van de gemeente. Als men de kwaliteit van een bestuur afmeet aan de manier waarop het met tegenstanders omgaat, is het in Den Haag ronduit droevig gesteld. Het is daarom heel goed dat de vice- president van de Haagse rechtbank de gemeente Den Haag tot de orde heeft geroepen. Niet alleen de beslissingen van de gemeenteraad, maar ook rechterlijke uitspraken zijn tenslotte altijd gebaseerd op wetten die op democratische wijze tot stand zijn gekomen, zo memoreerde hij. De gemeente Den Haag moet nu niet zeuren en deze vingerwijzing ter harte nemen. Pas als er in de ontwerpen van cruciale bouwprojecten geen fouten meer zitten, heeft Den Haag recht van spreken.'

Opvallend is nu, dat in het hoofdartikel een aantal bouwprojecten wordt genoemd als voorbeeld. Echter het prestigieuse project van het ADO-stadion op de locatie Prime Location Forepark wordt niet genoemd, terwijl de twee topambtenaren dat project nu juist wel hadden aangehaald als het voorbeeld, waarbij inspraak tot hindermacht zou zijn geworden. De op 17 december 2003 afgegeven bouwvergunning is namelijk 'onverwacht' op verzoek van enkele tegenstanders door de voorzieningenrechter geschorst bij vonnis van 10 februari 2004. Er moet eerst nu een MER-procedure gevolgd worden, waardoor een vertraging is ontstaan van tenminste één jaar. Die vertraging doorkruist de ambities van de Gemeente Den Haag om in het jaar 2005 het nieuwe stadion in gebruik te nemen. Het zou goed zijn als de Gemeente Den Haag naar aanleiding van de vingerwijzing van Mr. D. Allewijn door middel van een kritisch zelfonderzoek komt tot de beantwoording van de vraag of niet eerder en beter geluisterd had moeten worden naar mogelijke oplossingen voor problemen, die insprekende burgers en ondernemers hebben aangedragen tijdens de besluitvormingsprocessen. Daarbij is ook terecht gewezen op een aantal relevante EG-richtlijnen, die door het gemeentebestuur en haar ambtenaren genegeerd zijn zoals MER, concessie en staatssteun. Mr. D. Allewijn heeft in ieder geval voor de goede verstaander in zijn algemeenheid ondubbelzinnig duidelijk gemaakt, dat het gemeentebestuur en haar topambtenaren niet moeten trachten de zwarte piet publiekelijk neer te leggen bij de insprekende burgerij als 'geheel onverwacht' bij prestigieuse gemeentelijke bouwprojecten sprake blijkt te zijn van juridische missers en fouten.

Het hoofdartikel in de Haagsche Courant onder de kop 'De Gemeente Den Haag moet niet zeuren' kan werken als een welkom hart onder de riem voor kritische burgers en ondernemers ten faveure van een beter en gezond democatisch klimaat bij besluitvormingsprocessen.