Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

30 juli 2004

Behandeld

GJ Bijl de Vroe


Kenmerk


- DIE-367/04

Telefoon


- 070 - 348 5005


Blad


- 1/4

Fax


- 070 - 348 6381


Bijlage(n)


-

gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl


Betreft


- Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26 juli 2004-


-

Graag - bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor Europese Zaken, het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen- - - van 26 juli 2004. Tevens wordt in dit verslag (in het gedeelte over de WTO-onderhandelingen) kort vooruitgeblikt op de extra Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 29 juli; over die Raad zal een separaat verslag volgen.


- De Minister van Buitenlandse Zaken, a.i.

Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 26 juli 2004

Algemene zakenFinanciële Perspectieven

Het Nederlandse Voorzitterschap stelde de Europese Commissie in de gelegenheid om haar recente voorstellen voor de nieuwe Financiële Perspectieven toe te lichten. Minister Bot verwees daarbij naar de komende discussies over dit onderwerp in de informele Ecofinraad van 10/11 september en de RAZEB van 13/14 september; hij stelde dat bij die gelegenheden de lidstaten inhoudelijk konden reageren. Er volgde op de presentatie van de Commissie dan ook geen discussie.

Commissaris Schreyer zei dat de Commissie ambitieuze doelstellingen had en het instrumentarium wil vereenvoudigen. Zij noemde als voorbeelden de voorstellen voor onderwijs en plattelandsbeleid. Zij kondigde aan dat in september de nog ontbrekende delen van het pakket voorstellen zullen volgen; dat geldt met name voor het externe beleid, milieu en Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ). Tevens benadrukte zij dat de Commissie met deze voorstellen slechts meer middelen vroeg voor die beleidsterreinen waar Europees beleid waarde toevoegde. Tenslotte zette Commissaris Schreyer de voorstellen inzake de eigen middelen en het interinstitutioneel akkoord uiteen.

Externe betrekkingen

WTO/ Doha-onderhandeling

De Raad sprak over de stand van zaken van de Doha-onderhandelingen. De discussie spitste zich met name toe op het standpunt van de EU ten aanzien van de teksten zoals voorgesteld door Voorzitter Oshima van de Algemene Raad van de WTO. De Raad nam conclusies aan waarin de politieke boodschap werd verwoord dat de EU hecht aan het aanvaarden van een 'framework agreement' in Genève, dat de Raad de aanpak van de Commissie steunt en dat de Commissie zal blijven werken aan het aanbrengen van meer evenwicht in de Oshima tekst. Teneinde volledig op de hoogte te blijven van de onderhandelingen in Genève, heeft de Raad besloten deze week in Brussel of Genève nogmaals bijeen te komen.

Inmiddels heeft het Voorzitterschap, in overleg met de Commissie, bepaald dat de extra Raad zal plaatsvinden op donderdagmiddag 29 juli in Genève. De Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen. Minister Brinkhorst zal uw Kamer over deze bijeenkomst verslag doen.

Soedan
De Raad besprak de ontwikkelingen in de regio Darfur (Soedan) sinds de aanvaarding van de Raadsconclusies van 12 juli jl. Hoewel enige vooruitgang was geboekt bij het verkrijgen van toegang voor humanitaire hulpverlening, waren de andere meest urgente verplichtingen voortvloeiend uit het met de SGVN overeengekomen Joint Communique van 3 juli jl. door de Soedanese regering nog niet nagekomen. De veiligheidssituatie was niet verbeterd en van concrete stappen ter ontwapening van de Janjaweed-milities was nog geen sprake. De Raad sprak in het bijzonder zijn zorg uit over de aanhoudende berichten over massale schendingen van mensenrechten, waaronder systematische verkrachting van vrouwen. In het licht hiervan riep de Raad de VN-Veiligheidsraad op een resolutie te aanvaarden met het oog op eventuele nadere maatregelen, waaronder sancties in het geval de regering van Soedan niet onmiddellijk aan haar verplichtingen zou voldoen. De Raad onderstreepte het belang van directe en onvoorwaardelijke onderhandelingen tussen de regering van Soedan en de rebellenbewegingen (SLM en JEM) onder auspiciën van de Afrikaanse Unie (AU). Deze punten zijn ook door minister Bot namens de Unie opgebracht in een gesprek met zijn Soedanese collega op 24 juli jl.

Ministers waren eensgezind van mening dat de Unie zich actief moest blijven inzetten voor de verbetering van de situatie in Darfur. In aanvulling op de reeds toegezegde financiële bijdrage van 213 miljoen Euro, zal de financiële en logistieke steun worden vergroot, en wordt aanvullende expertise aangeboden, ter ondersteuning van de rol van de AU in Darfur. In dit kader heeft de Unie een bedrag van 12 miljoen Euro uit de zogenaamde Afrikaanse Vredesfaciliteit ter beschikking gesteld aan de AU-waarnemersmissie, waaraan ook door EU-waarnemers wordt deelgenomen. Tevens zal een lijst worden opgesteld van Janjaweed-leiders die zich schuldig hebben gemaakt aan schendingen van mensenrechten en die door de Soedanese regering vervolgd moeten worden. De Unie zal onverminderd politieke druk blijven uitoefenen op de regering van Soedan en de rebellenbewegingen om aan de gestelde eisen te voldoen en daarbij nauw blijven samenwerken met de VN, de AU en de VS. EU-overleg in Brussel over Darfur zal ook in de maand augustus regelmatig plaatsvinden. De Raad bevestigde zijn bereidheid tot verdere maatregelen, afhankelijk van verdere ontwikkelingen. Daarbij zijn onder andere van belang de bevindingen van het voorziene bezoek deze week aan Darfur in het kader van het Joint Implementation Mechanism.

Midden-Oosten
De Raad besprak de situatie in het Midden-Oosten naar aanleiding van de recente onrust in de Palestijnse Gebieden. Het Voorzitterschap had hierover reeds op 20 juli jl. een verklaring afgelegd waarin onder andere de bereidheid van de Unie was herhaald om de Palestijnen concrete steun te bieden bij hervormingen in de veiligheidssector. Tevens zal het Voorzitterschap blijven streven naar een actieve opstelling richting VS, Israël en de Palestijnse Autoriteit in het kader van de EU-rol binnen het Kwartet, ter bevordering van de uitvoering door partijen van de Roadmap.

Hoge Vertegenwoordiger Solana deed verslag van zijn recente bezoek aan de regio. In Tel Aviv had hij het door Israël bekritiseerde EU-stemgedrag met betrekking tot de AVVN-resolutie inzake de muur verdedigd. Solana stelde vast dat er aan Israëlische zijde niet alleen bereidheid maar ook de wens bleef bestaan met de EU substantieel overleg te voeren over het vredesproces; zo was er in detail gesproken over de plannen voor de terugtrekking uit Gaza, waaraan premier Sharon sterk gecommitteerd bleef en waarvoor hij bredere steun in eigen land wilde verwerven. In Egypte had Solana gesproken over de constructieve rol die Egypte bereid was te spelen in het kader van de terugtrekking uit Gaza en de gesprekken die het daarover voerde met Israël. Solana maakte zich niet alleen zorgen over de politieke crisis in de Palestijnse gelederen, maar ook over de economische perspectieven, die bij gebrek aan openingen naar de buitenwereld (zowel vliegveld als haven in Gaza bleven onbruikbaar) alleen maar zouden verslechteren. De verkiezingen binnen Arafat's Fatah-partij zouden eind van de maand wel eens verrassingen kunnen opleveren in de vorm van een hoge opkomst van de jongere generatie. Ten slotte had Solana deelgenomen aan een bijeenkomst in Cairo van de buurlanden van Irak, waar hij een goede en constructieve sfeer had geproefd, onder andere met betrekking tot verbetering van grenscontroles.

Westelijke Balkan
Minister Bot deed verslag van zijn recente bezoek aan Belgrado, Pristina, Tirana en Mostar. Zijn kernboodschap tijdens deze reis was geweest dat de EU de Europese roeping van de landen in kwestie erkende en dat de Westelijke Balkan ook onder Nederlands voorzitterschap een prioriteit zou blijven. Echter, voor verdere toenadering tot de Unie dienden betrokken landen aan de bekende politieke en economische criteria te voldoen, inclusief samenwerking met het Joegoslavie-tribunaal. Prioriteit moest worden verleend aan (het uitvoeren van) hervormingen. Kroatië, nu kandidaatlidstaat, had aangetoond dat dit tot concrete resultaten leidde.

De Raad aanvaardde eveneens Conclusies waarin de bereikte overeenstemming in Macedonië over decentralisatie-wetgeving werd verwelkomd. Volgens HV Solana was Skopje hiermee dicht gekomen bij voltooiing van de uitvoering van het Ohrid Raamwerk-akkoord. Mede met het oog op de bescherming van minderheden riep de Raad ook alle partijen in Kosovo op om verdere stappen te nemen op het gebied van hervorming van lokaal bestuur en decentralisatie. Ten slotte verwelkomde de Raad de opening van de gerestaureerde oude brug van Mostar; minister Bot woonde de feestelijke opening in Mostar op 23 juli namens de Unie bij.

===