Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA 's-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
2030414860 AV/IR/2004/39077

Onderwerp Datum
Vragen Kamerlid Dijsselbloem 9 augustus 2004

Onder verwijzing naar uw brief van 28 mei 2004, kenmerk 203414860 inzake de vragen van het Kamerlid Dijsselbloem over de mogelijke discriminatie op de arbeidsmarkt en naar de brief van mijn collega, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 17 juni 2004, kenmerk 5289875/04/DCIM inzake uitstel van de beantwoording van de vragen doe ik ./. u hierbij mede namens mijn collega's, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Minister van Justitie de antwoorden op genoemde vragen toekomen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Beantwoording vragen van het Tweede Kamerlid Dijsselbloem (PvdA) onder Nieuwe kamervragen 2030414860 (termijn 17 juni 2004); ingezonden 27 mei 2004.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over discriminatie op de arbeidsmarkt ?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Wat is uw reactie op de aangetoonde feiten, namelijk dat allochtone
jongeren wanneer zij op eigen naam solliciteren minder kans maken op
een baan dan wanneer zij met een Nederlandse naam reageren?

Antwoord
Als deze feiten juist zijn weergegeven en op waarheid berusten, vind ik dit een ongewenste situatie.

Vraag 3
Wat gaat u doen om deze vorm van discriminatie te bestrijden?

Antwoord
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bereid om bij werkgeversorganisaties deze ongewenste vorm van discriminatie te signaleren en medewerking te vragen om dit verschijnsel te bestrijden. Voorts zal melding worden gedaan van dit verschijnsel in het Nationaal Platform voor bestrijding van Racisme en Discriminatie (NPRD) om dit onderwerp meer bespreekbaar te maken in de samenleving en de dialoog te bevorderen. De gedupeerden dienen zo mogelijk zelf ook initiatieven te ontplooien. Zo kunnen gedupeerden onder andere terecht bij een antidiscriminatiebureau of kunnen zij een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. Zie verder de beantwoording van vraag 4.

Vraag 4
Bent u bereid om deze vorm van discriminatie aan te pakken middels
undercover-acties door de politie? Zo neen, op welke manier denkt u
dit probleem dan aan te pakken?

Antwoord
Neen, wij zijn momenteel niet bereid deze vorm van discriminatie via undercover-acties door de politie te laten aanpakken. Daarbij is het goed om helder te hebben, wat onder de "undercover- methode" (politiële infiltratie ex artikel 126h Sv) wordt verstaan. Hierbij kan gedacht worden aan de methode, waarbij de politie zowel een allochtone als autochtone medewerker laat solliciteren om vermoede discriminatie aan te tonen. Bij het toepassen van opsporingsmethoden dienen evenwel de proportionaliteit en de subsidiariteit in acht te worden genomen. Dit impliceert dat er bij vermoedens van discriminatie bij arbeid eerst aan de gebruikelijke methoden, zoals verhoor, eventueel na

ontbieding, getuigenverhoor e.d. moet worden gedacht. Toepassing van een zwaarder middel zoals de "undercover-methode" is alleen dan voorstelbaar wanneer sprake is van bijvoorbeeld stelselmatige discriminatie, meerdere aangiften en een ontkennende verdachte. Bij de aanpak van discriminatie op het werk heeft het repressieve karakter van het strafrecht echter niet de voorkeur. Eerder dient gedacht te worden om klachten over discriminatie bij de arbeid voor te leggen aan de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) te Utrecht. Ook kan het slachtoffer al dan niet op basis van een oordeel van de CGB de verdachte via een civielrechtelijke procedure aanklagen bij de rechter. Een persoon die vermoedt dat er sprake is van een verboden onderscheid op grond van gelijke behandelingswetgeving en die dit officieel aanhangig wil maken, kan bij de CGB een schriftelijk verzoek tot het geven van een oordeel indienen. De CGB kan het verzoek in behandeling nemen en een onderzoek instellen, nadat zij heeft vastgesteld of het verzoek ontvankelijk is. Het oordeel brengt zij schriftelijk en met redenen omkleed uit.

Voorts zij opgemerkt dat op basis van de huidige wetgeving het mogelijk is om groepsacties te ondernemen. Belangenorganisaties (zoals antidiscriminatiebureaus, vakbonden, ondernemingsraden, etc.) kunnen bij een vermoeden van structurele discriminatie door een werkgever op grond van de signalen die zij daarover ontvangen de CGB om een oordeel vragen en zo nodig op basis van dit oordeel de gang naar de rechter maken. Ook kunnen organisaties, zoals vakbonden en antidiscriminatiebureaus zich rechtstreeks tot de rechter wenden. Ook de CGB kan op eigen initiatief onderzoek doen en een oordeel uitspreken en/of een en ander bij de rechter aanhangig maken.

Daarnaast dienen werkgevers zich meer bewust te zijn van het verschijnsel discriminatie en verboden onderscheid en waardoor het wordt veroorzaakt. Veelal gebeurt dit onder invloed van onjuiste beeldvorming, stigmatisering, generalisaties en vooroordelen over bepaalde groepen in de samenleving. Dit is bepalend voor de houding en het gedrag van werkgevers en de cultuur binnen een arbeidsorganisatie. Als gevolg hiervan kunnen werknemers (ernstige) belemmeringen ervaren bij de toegang tot de arbeidsmarkt en bij (duurzame) arbeidsparticipatie. Het wegnemen van belemmeringen op de arbeidsmarkt die samenhangen met een discriminerende houding of gedrag, zal in de eerste plaats moeten gebeuren door bewustmakingsmaatregelen. Inzetten op dergelijke maatregelen draagt bij tot het bevorderen van gelijke kansen voor werknemers. Daarnaast moeten burgers gestimuleerd worden ook zelf de problematiek aan te kaarten.

Op 29 juni jl. is de bewustmakingscampagne "Discriminatie? Bel gelijk!" van start gegaan. Deze campagne wordt gefinancierd uit gelden die beschikbaar zijn gesteld door de Europese Commissie uit het Europese actieprogramma ter bestrijding van discriminatie en door de ministeries van BZK, VWS, Justitie(V&I) en SZW. Het Rotterdamse antidiscriminatiebureau (adb) RADAR dat met de andere adb's en meldpunten verenigd is in de Landelijke Vereniging van ADB's en meldpunten (LVADB) trekt deze campagne namens de LVADB. De campagne nodigt personen uit, die vermoeden zelf gediscrimineerd te worden of discriminatie waar te nemen, contact op te nemen met de adb's en meldpunten voor advies over de mogelijkheden die zij hebben om dit aan te kaarten. Mensen kunnen bij de adb's terecht met alle vormen van discriminatie en op alle gronden die vallen

onder de gelijke behandelingswetgeving. Teneinde de nodige expertise te garanderen vormt samenwerking
met en zo nodig doorverwijzen naar de verschillende nationale expertiseorganisaties op de onderscheiden discriminatiegronden en de CGB een essentieel onderdeel van de campagne.

De informatie die de campagne oplevert over allerlei vormen van ongelijke behandeling en discriminatie (niet alleen op het terrein van de arbeid, maar ook op andere terreinen) wordt gebruikt om, onder meer, werkgevers en werknemers en hun vertegenwoordigers bewust te maken van de ongewenste gevolgen van discriminatie en ongelijke behandeling. Daarnaast zal de campagne bijdragen tot stroomlijning van de verschillende organisaties met specifieke know-how op het terrein van gelijke behandeling, zoals aangekondigd in het NAP-NL, tot een betere toegankelijkheid voor werkgevers die gebrek hebben aan de nodige kennis en voor personen die een klacht aanhangig willen maken.

Behalve de campagne lopen er tal van maatregelen die specifiek worden ingezet op het bevorderen van gelijke behandeling. U bent hierover op verschillende momenten geïnformeerd in het kader van de RIEM, het NAP-NL antiracisme en het kabinetsstandpunt follow-up Wet SAMEN.

Vraag 5
Bestaat de mogelijkheid voor jongeren die hier mee geconfronteerd
worden om aangifte te doen en hoe wordt met deze aangiften omgegaan?

Antwoord
Ofschoon bij discriminatie bij de arbeid de voorkeur wordt gegeven aan een procedure zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, bestaat er ook de mogelijkheid om aangifte te doen bij de politie, niet alleen voor jongeren, maar voor iedereen die vermoedt dat hij of zij wordt gediscrimineerd. Volgens de Aanwijzing Discriminatie van het College van Procureurs-Generaal worden alle aangiften en klachten betreffende discriminatie door de politie opgenomen. Het uitgangspunt is dat in alle gevallen opsporingsonderzoek wordt gedaan naar de identiteit van de verdachte, dat het procesverbaal wordt voltooid en dat het vervolgens wordt ingestuurd naar het parket. In alle gevallen dat van het uitgangspunt wordt afgeweken dient overleg te worden gevoerd met een vertegenwoordiger van het parket, die zich waar nodig verstaat met de discriminatie-officier van justitie.

Zie ook de beantwoording van vraag 4

Bronvermelding dagblad:

1) de Volkskrant, 21 mei jl., 'Supermarkt neemt soms liever een
Jansen aan' (pagina 1) en 'Het personeel moet ook Jansen heten'
(pagina 8)