Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Kant over een brief van AstraZeneca aan artsen inzake cholesterolverlager Crestor.
(2030416000)

1. Wat is uw reactie op de brief uit 2003 die AstraZeneca naar artsen heeft gestuurd over een observationeel onderzoek naar de klinische effectiviteit van cholesterolverlager Crestor?

1. Mijn reactie op uw meer specifieke vragen treft u onderstaand aan.

2. Waren deze brieven ook bekend bij uw directie DGV, de Inspectie en de Stichting Code Geneesmiddelenreclame? Zo ja, waarom is hier geen actie op ondernomen?

2. Nee.

3. Klopt het dat de bedoelde studie niet WMO-plichtig is? Zo ja, waarom niet?

3. Een studie is niet WMO-plichtig wanneer hij niet voldoet aan de voorwaarden die aan WMO-plichtig onderzoek worden gesteld. In artikel 1, eerste lid, onder b van de WMO wordt aangegeven welk onderzoek onder de WMO valt. Het moet gaan om medisch-wetenschappelijk onderzoek waarbij proefpersonen worden onderworpen aan handelingen of een bepaalde gedragswijze krijgen opgelegd. Onderzoek waarbij proefpersonen ten behoeve van onderzoek een nieuw en experimenteel geneesmiddel slikken en bijvoorbeeld bloed afstaan, valt onder de bepalingen van de WMO. In onderhavige casus is geen sprake van het ondergaaan van bepaalde handelingen of het opleggen van een bepaalde gedragswijze, het gaat over een observationeel onderzoek.

4. Voldoet deze studie aan de richtlijnen in de nadere uitwerking van artikel 16 Gedragscode geneesmiddelenreclame, wat betreft doelstelling, protocol en vergoeding?

4. Ik ben van oordeel dat het in eerste instantie aan de Stichting CGR is om een oordeel uit te spreken over de inhoud van deze studie in relatie tot haar eigen Gedragscode geneesmiddelenreclame. Op grond van de nadere uitwerking van artikel 16 Gedragscode geneesmiddelenreclame dient de doelstelling van het onderzoek helder te zijn omschreven, zinvol en legitiem te zijn en de opzet en uitvoering van het onderzoek voldoende kwaliteit te waarborgen. Overigens dateert genoemde nadere uitwerking van artikel 16 Gedragscode geneesmiddelenreclame van latere datum dan onderhavige Target-studie.

Ik heb inmiddels van AstraZeneca begrepen dat de betrokken brief gericht is aan ziekenhuisapothekers die uitgenodigd worden om het geneesmiddel Crestor bij AstraZeneca rechtstreeks "om niet" te bestellen ten behoeve van hoog-risico- patiënten. Crestor was in deze periode nog niet opgenomen in het GVS: de aanvraag daarvoor was nog in behandeling.
De zgn. Targetstudie behelst een studie naar de effecten van het middel Crestor in de dagelijkse praktijk. In de betrokken casus waren cardiologen uitgenodigd aan deze studie deel te nemen. Nadere toelichting ten aanzien van de opzet en uitvoering van genoemde studie is vastgelegd in een van de bijlagen die bij de betrokken brief horen. Voor deelname aan dit onderzoek werd de cardiologen 100 per patiënt geboden. Om dit bedrag gehonoreerd te krijgen dienden de cardiologen een aantal patiëntengegevens te administreren en vervolgens terug te koppelen aan AstraZeneca.
5. Vindt u dat de vergoeding van 250 in redelijke verhouding staat tot de te verrichten werkzaamheden?

2

5. Ik vind de geboden vergoeding aan de ziekenhuisapotheker aan de ruime kant voor de gevraagde tegenprestatie in dit kader (administratie en "handeling").

6. Erkent u dat het aanbod van Astra artsen ertoe heeft kunnen verleiden om financiële redenen hun patiënten om te zetten naar Crestor?

6. Ik acht dat niet uitgesloten. Daarnaast vraag ik mij af of de opzet van de studie in overeenstemming is met de wettelijke beperkingen die krachtens het Reclamebesluit geneesmiddelen worden gesteld aan het afleveren van monsters (geneesmiddelen om niet). Dit besluit bepaalt dat gedurende de eerste twee jaar na introductie van het geneesmiddel maximaal twee van de kleinste handelsverpakkingen mogen worden afgeleverd aan de patiënt. Uit de brief blijkt dat gedurende de aanvraag om toegelaten te worden tot het GVS, het middel Crestor gratis ter beschikking werd gesteld aan hoog risico patiënten.

7. Bent u bereid de Inspectie in te schakelen om te onderzoeken of hier sprake is geweest van ongeoorloofde marketting?

7. Ik overweeg de Inspectie in te schakelen. Ik wil echter de CGR allereerst de gelegenheid bieden om een en ander te onderzoeken.

8. Hoe gaat u de hoogte en frequentie van vergoedingen beter monitoren zodat u indien nodig kunt ingrijpen?

8. Dit punt zal binnenkort onderwerp van gesprek zijn tussen CGR, IGZ en VWS.


---- --