Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Kant over mogelijke wachttijden bij Multi
Functionele Centra. (2030415240)
1
Is het u bekend dat in 1998 duidelijk werd dat er een tekort van 300 plaatsen was en dat
50 miljoen gulden nodig zou zijn voor plaatsen in Multi Functionele Centra voor
verstandelijke gehandicapte jongeren met psychische en gedragsproblemen, waarvoor toen
1,2 miljoen gulden als start beschikbaar is gesteld? Hoeveel plaatsen zijn er inmiddels
gerealiseerd?
De genoemde cijfers zijn gebaseerd op een in opdracht van mijn ambtsvoorganger verrichte
behoefteraming (Prismant, 2001). In deze raming wordt uitgegaan van een behoefte aan
250/300 plaatsen in 10/12 te vormen MFC's. Om een snelle start te kunnen maken met de
verbetering van de zorg op het raakvlak van de jeugd-ggz en zorg voor (licht) verstandelijk
gehandicapte jeugdigen, werd 1,2 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Deze gelden zijn
ingezet voor projecten met ambulante hulpverlening. De projecten liepen tot 1-1-2004. De
ontwikkelde ambulante zorg is inmiddels structureel ingebed. De benodigde klinische
plaatsen worden via de reguliere kaders en de wachtlijstmiddelen gerealiseerd. Er zijn sinds
1999 voor 168 klinische plaatsen in het kader van de Wet ziekenhuisvoorzieningen
verklaringen afgegeven. Voor de sector licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen 104
plaatsen en voor de jeugd-ggz 64 plaatsen.
2
Is er op enige manier controle geweest op de besteding van de extra gelden? Zo neen,
waarom niet?
Ja. Met betrekking tot de voortgang van de projecten rond de ambulante hulpverlening is
jaarlijks door de betrokken instellingen verantwoording afgelegd bij dit ministerie. Voorts
dragen de zorgkantoren zorg voor controle op de besteding van de gelden uit reguliere
kaders en wachtlijstmiddelen.
3
Wat is uw reactie op het feit dat, ondanks de toezegging van extra plaatsen, een jongen
met een multifunctioneel probleem, syndroom van Down, autistisch en sinds kort
psychotisch 6 maanden moet wachten voordat hij adequate behandeling kan ontvangen? 5)
De zorgkantoren en de zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid om voldoende
capaciteit te realiseren. Voor de uitbreiding van capaciteit ten behoeve van MFC's is echter
tijd nodig, zodat in alle regio's vraag en aanbod op elkaar af te kunnen worden afgestemd.
Dit laat onverlet dat zich in individuele gevallen nog steeds matchingsproblemen kunnen
voordoen. Voor de jongen en de ouders waarover u het in uw vraag heeft, is dit een
vervelende situatie.
4
Zijn er meerdere jongeren in een gelijke situatie die wachten op een opname voor
behandeling? Zo ja, om hoeveel jongeren gaat het, en wat is de gemiddelde wachttijd?
Dat is mij niet bekend. Ik beschik niet over dergelijke specifieke informatie.
Sinds de invoering van de gemoderniseerde AWBZ wordt geregistreerd volgens de
systematiek van de functiegerichte indicatiestelling. In deze benadering wordt alleen nog de
primaire grondslag (bijvoorbeeld verstandelijke beperking) van de cliënt vastgelegd. Uit deze
registratie kan niet worden afgeleid of er tevens sprake is van psychische en
gedragsproblemen.
5
Wat is volgens u de reden van deze wachttijden?
Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders en zorgkantoren om te zorgen voor
voldoende capaciteit. De reden van de wachttijden in deze individuele casus is mij niet
bekend.
6
Is het mogelijk dat een gebrek aan samenwerking tussen de veldpartijen mede oorzaak is
van de wachttijden? Zo ja, hoe gaat een betere samenwerking gestimuleerd worden? Zo
neen, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor de vormgeving van samenwerking ligt bij de veldpartijen in
casu de instellingen binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie en de zorg voor licht verstandelijk
gehandicapte jeugdigen. Op verzoek van het departement heeft GGZ-Nederland in 1999 een
MFC-platform ingesteld bestaande uit veldpartijen van beide sectoren. Dit door het
departement gesubsidieerde platform heeft vier jaar een zeer inspirerende functie vervuld bij
het stimuleren van initiatieven op het terrein van samenwerking tussen de jeugd-ggz en
gehandicaptenzorg. Het platform is na het aflopen van de subsidie na vier jaar zelfstandig
doorgegaan.
1) Handelingen II, 37-2685, mondelinge vragenuur 15 december 1998
2) Kamerstuk 25 424, nr. 8
3) Kamerstuk 25 425, nr. 10
4) Brief VWS 10 mei 2001, (kenmerk NDS-vws0000664)
5) Brief ouders wachtende jongen.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport