Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Postbus 20350
2500 EJ DEN HAAG
Telefoon (070) 340 79 11
Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres:
Parnassusplein 5
2511 VX DEN HAAG
Correspondentie uitsluitend
richten aan het postadres
met vermelding van de
datum en het kenmerk van
deze brief.
Internetadres:
www.minvws.nl
Aan geadresseerde
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Datum
GVM/2496309 11 augustus 2004
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief
Voorwaardelijke machtiging, ontslag onder
voorwaarden en de 'paraplumachtiging'
1
Doel
Geven van informatie
Sinds 1 januari van dit jaar is een aantal wijzigingen van de Wet Bopz in werking getreden. Zo
is het instrument voorwaardelijke machtiging ingevoerd en wordt aan verlof en ontslag onder
voorwaarden een extra eis gesteld.1 In de praktijk blijken er vragen te bestaan over de
voorwaardelijke machtiging en over het aangepaste verlof en ontslag onder voorwaarden. Deze
circulaire geeft antwoord op de volgende vragen:
1. Welke eisen stelt de wet aan het verlenen van een voorwaardelijke machtiging?
2. Welke eisen stelt de wet aan het verlenen van verlof en ontslag onder voorwaarden?
3. Vragen over het voortbestaan van de 'paraplumachtiging'
1. Welke eisen stelt de wet aan het verlenen van een voorwaardelijke machtiging?
Er bestaan vragen over de invulling van de eisen die de wet stelt aan het verlenen van een
voorwaardelijke machtiging. De passages die daarbij cruciaal zijn, staan hieronder - voor de
duidelijkheid deels onderstreept - weergegeven.
Artikel 14a, vijfde lid, eerste volzin van de Wet Bopz luidt:
"De rechter verleent een voorwaardelijke machtiging slechts indien een
behandelingsplan wordt overgelegd dat met instemming van de betrokkene door de
psychiater die verantwoordelijk zal zijn voor de behandeling, verder te noemen de
behandelaar, is opgesteld."
Instemmen met het opstellen van een behandelingsplan
Artikel 14a, vijfde lid van de wet bepaalt dat de betrokkene moet instemmen met het opstellen
van een behandelingsplan in het kader van een voorwaardelijke machtiging. Ofwel: betrokkene
moet ermee instemmen dat er een behandelingsplan wordt opgesteld. Dit artikellid bepaalt
derhalve niet dat betrokkene moet instemmen met de inhoud van het behandelingsplan. In dat
verband is wel het achtste lid van artikel 14a van de wet van belang (hier deels onderstreept
weergegeven), dat eist dat betrokkene zich bereid verklaart tot naleving van de voorwaarden:
1 Staatsblad 2002, 431
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
GVM/2496309
Artikel 14a, achtste lid van de Wet Bopz:
"De rechter geeft slechts toepassing aan het eerste lid, indien de betrokkene zich bereid
heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden."
Bereid verklaren tot naleving van de voorwaarden
Artikel 14a, achtste lid bepaalt dus dat betrokkene zich bereid moet verklaren tot naleving van
de voorwaarden, waarmee wordt gedoeld op naleving van de voorwaarden in het
behandelingsplan.
Voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging is dus niet vereist dat betrokkene
instemt met het behandelingsplan zelf. Een behandelingsplan bestaat immers uit meerdere
onderdelen, zoals diagnose, behandelafspraken, therapeutische middelen en - in het kader van
een voorwaardelijke machtiging - voorwaarden.
Het bereid verklaren heeft betrekking op de naleving van de voorwaarden in het
behandelingsplan die erop zijn gericht het gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis af te
wenden.
Deze verklaring is vormvrij. Waar het om gaat is dat de rechter er voldoende vertrouwen in
heeft dat betrokkene zich aan de voorwaarden zal houden, zodat het gevaar wordt afgewend.
Vereisten voorwaardelijke machtiging samengevat:
1. Betrokkene stemt ermee in dat er een behandelingsplan wordt opgesteld;
2. Betrokkene verklaart zich bereid de voorwaarden na te leven, dat wil zeggen: de rechter
moet er voldoende vertrouwen in hebben dat betrokkene zich aan de voorwaarden zal houden.
2. Welke eisen stelt de wet aan het verlenen van verlof en ontslag onder voorwaarden?
Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van het instrument voorwaardelijke machtiging, is er in
het derde lid van artikel 45 van de wet een eis toegevoegd aan het verlenen van verlof en
ontslag onder voorwaarden. Deze passage is in onderstaande tekst deels onderstreept
weergegeven:
Artikel 45, derde lid van de Wet Bopz:
"Aan het verlof kunnen voorwaarden betreffende de behandeling of het gedrag van
de patiënt, voorzover dit gedrag het gevaar voortvloeiend uit de stoornis van de
geestvermogens, beïnvloedt, worden verbonden. De voorwaarden mogen de vrijheid
van godsdienst of levensovertuiging dan wel de staatkundige vrijheid niet beperken.
De geneesheer-directeur verleent slechts verlof indien de patiënt zich bereid heeft
verklaard tot naleving van de voorwaarden."
Op grond van artikel 47, tweede lid van de wet, is artikel 45, derde lid van de wet bovendien
van overeenkomstige toepassing op ontslag onder voorwaarden. Ontslag en verlof onder
voorwaarden zijn daarmee afgestemd op de voorwaardelijke machtiging: ook dan moet
betrokkene zich bereid verklaren tot naleving van de voorwaarden.
Het gaat om dezelfde soort - vormvrije - verklaring tot bereidheid tot naleving van de
voorwaarden als bij de voorwaardelijke machtiging. Verschil is wel dat de beoordeling van de
bereidheid nu door de geneesheer-directeur wordt gemaakt en niet door de rechter.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
3
Kenmerk
GVM/2496309
Het gaat erom dat de geneesheer-directeur er voldoende vertrouwen in heeft dat betrokkene
zich aan de voorwaarden zal houden, zodat het gevaar wordt afgewend.
Vereisten verlof en ontslag onder voorwaarden samengevat:
Betrokkene verklaart zich bereid de voorwaarden na te leven, dat wil zeggen: de geneesheerdirecteur
moet er voldoende vertrouwen in hebben dat betrokkene zich aan de voorwaarden zal
houden.
3. Vragen over het voortbestaan van de 'paraplumachtiging'
Voor een antwoord op vragen over het voortbestaan van de 'paraplumachtiging', is het nodig
eerst in te gaan op de term 'paraplumachtiging'; zie ook het antwoord op de vragen die
daarover zijn gesteld door het Kamerlid Veenendaal: Aanhangsel van de Handelingen TK 2003-
2004, 1431. De term 'paraplumachtiging' komt - en kwam - niet in de Wet Bopz voor. De
term is in de praktijk ontstaan als aanduiding van een situatie waarin voor iemand (formeel) wel
een machtiging werd verleend om daadwerkelijk opgenomen te worden in een psychiatrisch
ziekenhuis, maar de betrokkene (materieel) niet - of niet meer - daadwerkelijk in het
psychiatrisch ziekenhuis opgenomen was. De term werd in dat verband in drie betekenissen
gehanteerd. Na een korte beschrijving hiervan wordt per betekenis ingegaan op de gevolgen
van de wetswijziging.
'Paraplumachtigingen'
A In de eerste betekenis ging het om een voorlopige machtiging die werd afgegeven op
het moment waarop al vaststond - en voor de rechter die de machtiging afgaf ook
kenbaar was - dat de betrokkene niet daadwerkelijk opgenomen zou worden, omdat
c.q. zolang hij zich aan bepaalde voorwaarden zou houden; dit werd ook wel aangeduid
als een 'papieren' opname.
B In de tweede betekenis ging het om een machtiging tot voortgezet verblijf, die in
aansluiting op een voorlopige machtiging werd afgegeven op een moment waarop ook
voor de rechter kenbaar was dat de betrokkene niet was opgenomen (hetzij omdat hij
nooit daadwerkelijk opgenomen was geweest, hetzij omdat hij inmiddels voorwaardelijk
met verlof was of ontslagen was).
C En in de derde betekenis ging het om de ('paraplu')werking van een voorlopige
machtiging c.q. van een machtiging tot voortgezet verblijf, vanaf het moment waarop
de betrokkene bij beslissing van de geneesheer-directeur voorwaardelijk was ontslagen.
Gevolgen van de wetswijziging voor deze 'paraplumachtigingen'
Ad A, B In de eerste twee gevallen werd de rechtspositie van de betrokkene bepaald door een
machtiging die formeel strekte tot daadwerkelijke opname, hoewel betrokkene materieel
niet werd of was opgenomen. Het instrument voorwaardelijke machtiging is in de Wet
Bopz opgenomen om de rechtspositie van betrokkenen in dit opzicht te verbeteren. Dit
instrument is door de wetgever dan ook bedoeld om in de plaats te treden van de
'paraplumachtiging' zoals hiervoor aangeduid in de eerste twee betekenissen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
4
Kenmerk
GVM/2496309
Ad C De derde modaliteit is de modaliteit waarbij de betrokkene, na een daadwerkelijke
opname, voorwaardelijk ontslagen wordt omdat hij bereid is zich te houden aan de te
stellen voorwaarden. Feitelijk en juridisch is hier echter gewoon sprake van ontslag
onder voorwaarden; deze modaliteit blijft dan ook mogelijk.
Maar anders is het bij verlenging van verlof of ontslag onder voorwaarden. Immers,
wanneer iemand met een gewone rechterlijke machtiging al langere tijd met (verlof of)
ontslag onder voorwaarden thuis is, kan het gevaar kennelijk wél buiten een instelling
worden afgewend.
Aan de wettelijke voorwaarden van een machtiging tot voortgezet verblijf wordt dan
dus niet voldaan, terwijl wél voldaan kan zijn aan de voorwaarden voor een
voorwaardelijke machtiging. Namelijk dat de betrokkene weliswaar een gevaar vormt,
maar dat het gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend door
het naleven van de gestelde voorwaarden.
Voortbestaan 'paraplumachtiging' samengevat:
Alleen het stellen van voorwaarden na een daadwerkelijke opname blijft mogelijk, maar dit is
feitelijk simpelweg ontslag (of verlof) onder voorwaarden. In de andere gevallen moet een
voorwaardelijke machtiging worden aangevraagd.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport