Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Verbeet en Van Dijken over de Wet Bopz
(2030415960).
1
Kent u het artikel `Mazen in de Wet BOPZ beschermt dementerende ouderen onvoldoende'
van sociaal-geriater mw. A.A. Coster?1
1.
Ja.
2
Bent u het eens met haar stelling dat de rechtspositie van de sterk groeiende groep
dementerende ouderen onvoldoende is gewaarborgd, bijvoorbeeld omdat van de totale groep
van naar schatting 125.000 ouderen de Wet BOPZ niet van toepassing is op de naar
schatting 90.000 dementerende ouderen die thuis of in een verzorgingshuis wonen? Zo ja,
welke maatregelen neemt u om deze rechtspositie te verbeteren? Zo neen, waarom niet?
2.
Met die stelling ben ik het slechts gedeeltelijk eens. De rechtspositie van mensen met
dementie komt alleen in het geding indien zij geconfronteerd worden met inbreuken op hun
recht op zelfbeschikking. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het toepassen van een
vrijheidsbeperking op een persoon die zijn wil niet meer kenbaar kan maken. Uit onderzoek
blijkt dat vrijheidsbeperkingen in de thuiszorg op dit moment niet veelvuldig voorkomen.
Voor de toekomst geldt dat extramuralisering, ook voor mensen met dementie, een steeds
belangrijker aspect wordt in de zorg voor de ouderen in Nederland. Maatschappelijk én
beleidsmatig gezien kiezen we ervoor dat ouderen langer zelfstandig blijven wonen. Gezien
de verwachte stijging in de toekomst van het aantal mensen met dementie, jaarlijks komen
er 16.000 mensen bij, is het ook niet mogelijk om deze groep mensen intramuraal op te
vangen. Om die reden ben ik een nieuwe regeling aan het ontwikkelen voor de toepassing
van vrijheidsbeperkingen bij mensen met dementie of een verstandelijke handicap. In het
kabinetsstandpunt over de Wet Bopz, dat u in de maand juli zult ontvangen, wordt
aangegeven aan welke uitgangspunten die nieuwe regeling mijns inziens zou moeten
voldoen. Duidelijk is in ieder geval wel dat kwetsbare groepen, zoals demente ouderen of
verstandelijk gehandicapten, niet alleen binnen de muren van een instelling maar ook
daarbuiten voldoende rechtsbescherming moeten hebben indien zij bij hun verzorging
worden geconfronteerd met vrijheidsbeperkingen.
3
Deelt u de mening dat de beoogde extramuralisering van de ouderenzorg het in vraag 2)
gesignaleerde probleem extra urgent maakt?
3.
Ja.
4
Deelt u het standpunt van de tweede evaluatiecommissie BOPZ (2002) dat de Wet BOPZ
ongeschikt is voor toepassing in de zorg voor mensen met dementie? Zo ja, op welke wijze
moet deze zorg dan wel vorm krijgen? Op welke wijze volgt u de aanbevelingen van de
evaluatiecommissie op, zoals u onlangs heeft aangekondigd?2
1 Medisch Contact, nr. 24, 11 juni jl. en Radio 1 journaal, 10 juni jl.
2 Brief staatssecretaris van VWS d.d. 9 juni jl. aan de Tweede Kamer over het
Inspectierapport verpleeghuis De Twaalf Hoven.
2
4.
Zoals ik in mijn brief van 9 juli jl. over verpleeghuis De Twaalf Hoven heb aangegeven, zal
het kabinet de aanbevelingen van de evaluatiecommissie over de sectoren psychogeriatrie
en verstandelijk gehandicaptenzorg grotendeels opvolgen. In het kabinetsstandpunt over de
Wet Bopz, dat u in de maand juli zult ontvangen, wordt aangegeven aan welke
uitgangspunten die nieuwe regeling mijns inziens zou moeten voldoen. Het ontwikkelen van
zo'n nieuwe regeling is een zorgvuldig proces, vooral ook omdat het gaat om de
voorwaarden waaronder inbreuk zou kunnen worden gemaakt op het recht op
zelfbeschikking van kwetsbare groepen. Dat proces is op dit moment in volle gang, en
vanzelfsprekend niet van vandaag op morgen afgerond. Duidelijk is in ieder geval wel dat
kwetsbare groepen, zoals demente ouderen of verstandelijk gehandicapten, niet alleen
binnen de muren van een instelling maar ook daarbuiten voldoende rechtsbescherming
moeten hebben indien zij bij hun verzorging worden geconfronteerd met
vrijheidsbeperkingen.
5
Vindt u dat de Wet BOPZ van toepassing zou moeten zijn op kleinschalige vormen van
wonen en zorg? Hoe komt u tot dit standpunt?
5.
Ik vind dat in principe voor alle woonvormen waarin professionele zorgverleners zorg leveren
aan mensen met dementie of een verstandelijke handicap en waarbij vrijheidsbeperkingen
voorkomen, een wettelijke regeling moet gelden die de betrokkenen voldoende
rechtsbescherming biedt. De huidige Wet Bopz kent een kleiner bereik.
In het kabinetsstandpunt over de Wet Bopz, dat ik in mijn antwoord op vraag 4 al noemde,
ga ik in op de uitgangspunten waaraan een nieuwe regeling zou moeten voldoen; indien een
kleinschalige woonvorm aan die uitgangspunten voldoet, zou die dus ook onder de nieuwe
regeling vallen.
6
Wat vindt u van de aanbevelingen die mevrouw Coster doet ten aanzien van de Wet BOPZ,
te weten het ontwikkelen van richtlijnen voor wilsbekwaamheid, verzet en
vrijheidsbeperkende maatregelen, deskundigheidsbevordering en juridische ondersteuning
van de onafhankelijke commissie, betere controle op de uitvoering van de wet en uitbreiding
van het aantal BOPZ-afdelingen in verzorgingshuizen?
6.
De auteur van het artikel doet aanbevelingen die zien op een goede uitvoering van de
huidige wet. Dat zie ik los van een mogelijke aanpassing van de wet; dit laatste zal immers
nog enige tijd op zich laten wachten. Ik vind het dan ook heel goed als instellingen zelf
actief bezig zijn met een juiste toepassing van de wet. Arcares, brancheorganisatie
verpleging en verzorging, heeft recent zelf een `Handreiking verantwoord gebruik van
vrijheidsbeperkende interventies in het verpleeg- en verzorgingshuis' uitgebracht en onder
haar leden verspreid. Het is mij ook bekend dat Arcares bezig is met een nota `Goede zorg,
autonomie en verzet' voor verzorgenden.
Voor wat betreft een betere controle op de wet merk ik op, dat de Inspectie toeziet op een
juiste toepassing van de wet. De Wet Bopz zal de komende jaren één van de speerpunten
van beleid van de IGZ worden. De IGZ houdt zowel `algemeen' toezicht alsook toezicht op
toezicht op individuele patiëntenrechten.
De auteur doet geen suggestie voor de wijze waarop zij uitbreiding van het aantal Bopz-
afdelingen in verzorgingshuizen zou willen bewerkstelligen. Uit onderzoek is bekend dat veel
verzorgingshuizen thans geen aanmerking aanvragen omdat zij vinden dat de eisen die
daarvoor thans gelden (een aparte afsluitbare afdeling) niet passen in hun zorgvisie of om
andere, bijvoorbeeld bouwkundige, redenen.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport