Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Vragen over de heroïnebehandeling gesteld tijdens het AO van 30 juni 2004

· Bij de heroïnebehandeleenheid in Utrecht zou sprake zijn van overlast.

Ik heb navraag gedaan bij de gemeente, de CCBH en de commissie die alle incidenten op het gebied van openbare orde, beheersbaarheid en veiligheid registreert die in verband kunnen worden gebracht met de heroïnebehandeling. Het antwoord was steeds dat het hier gaat om één familie, waarmee de gemeente wel geprobeerd heeft tot overleg te komen, maar die daar niet in redelijkheid toe bereid is. De klachten van deze familie zijn niet gebaseerd op feitelijke overlastincidenten.

· Waarom heroïne niet in de AWBZ?

Op deze vraag heb ik al antwoord gegeven in het kabinetsstandpunt van 11 december 2003: het door de CIBH voorgestelde systeem van AWBZ-zorgaanspraken acht ik te `open'. De op grond van de Opiumwet door mij aangewezen zorginstellingen zouden in het voorgestelde model een toelating voor heroïnebehandeling kunnen aanvragen bij het College voor zorgverzekeringen. Gelet op het feit dat de AWBZ werkt volgens het systeem van honorering van verzekeringsaanspraken, hebben geïndiceerde patiënten een zorgaanspraak. Dit zou kunnen betekenen dat het aantal behandelplaatsen daardoor boven de geraamde aantallen uitkomt. Ik vind de behandeling met heroïne, op grond van de kosten en op grond van het bijzondere karakter van deze interventie, om deze reden niet geschikt voor het systeem van honorering verzekeringsaanspraken.

De stelling dat heroïnebehandeling via de gehanteerde criteria ook binnen de AWBZ geheel te beheersen is, onderschrijf ik niet. Het leeftijdscriterium van minimaal 35 jaar is bijvoorbeeld geen medisch indicatiecriterium. Binnen het systeem van medische indicatie gevolgd door een verzekerd recht op zorg, is deze eis moeilijk te handhaven.

· Steden moeten de uitbreiding van de heroïnebehandeling nu toch zelf betalen. Waarom mogen steden dan niet zelf bepalen hoeveel behandelplaatsen ze willen?

De commissie Paas heeft bepaald hoeveel heroïneverslaafden aan alle criteria voldoen. Op basis daarvan heeft de commissie geadviseerd 1000 behandelplaatsen voor heel Nederland in te richten. In de regio Amsterdam en omstreken zijn er bijvoorbeeld 280 te behandelen cliënten per jaar en in de regio Rotterdam 140. Vandaar dat de commissie Paas stelt dat er in Amsterdam en Rotterdam drie respectievelijk twee behandelunits zouden mogen komen. Als de G4 stellen dat er meer verslaafden in hun stad zijn die ze willen behandelen, gaat het om heroïneverslaafden die niet aan alle criteria voldoen. Ze zijn bijvoorbeeld te jong, hebben niet deelgenomen aan een methadonbehandeling of hun gezondheidssituatie maakt heroïnebehandeling niet noodzakelijk.

Criteria voor deelname aan heroïnebehandeling zijn al opgenomen in het vorige kabinetsstandpunt van 11 december 2003. Deze criteria zijn gebaseerd op het wetenschappelijk onderzoek van de CCBH. Het is belangrijk hieraan vast te houden, om geen `glijdende schaal' te veroorzaken. Voor de volledigheid herhaal ik ze hier: a) patiënten zijn meer dan vijf jaar heroïneafhankelijk; b) in de voorafgaande vijf jaar kregen inhalerende patiënten tenminste een maand aaneengesloten dagelijks meer dan 50 mg methadon; injecterende patiënten kregen in die periode meer dan 60 mg methadon;
c) patiënten zijn chronisch verslaafd aan heroïne en zijn zonder succes eerder behandeld in een methadonprogramma;
d) patiënten gebruiken (bijna) dagelijks illegale heroïne;

e) patiënten hebben een slechte lichamelijke of geestelijke gezondheid of hebben problemen met hun sociaal functioneren of hun sociale integratie (of een combinatie van deze problemen);
f) patiënten zijn minimaal 35 jaar.

In aanvulling op deze inclusiecriteria gelden eisen die aan de toelating tot de behandeling gesteld worden. Zo dienen patiënten bereid en in staat te zijn minimaal drie dagen per week de behandelinstelling te bezoeken; dienen zij legaal in Nederland te verblijven en ten minste drie jaar geregistreerd te zijn als inwoner van de behandelregio. Tot slot dient een patiënt bereid te zijn een behandelcontract te tekenen en zich te houden aan de hierin gemaakte afspraken.

· Wat is de termijn voor registratie van heroïne als geneesmiddel en wat betekent dit voor de start van nieuwe behandelunits?

In het najaar is het registratiedossier klaar en kan de aanvraag bij het College voor beoordeling van Geneesmiddelen ingediend worden. Waarschijnlijk zal het Cbg deze beoordeling medio 2005 kunnen afronden. Nieuwe behandeleenheden hebben enige voorbereidingstijd nodig in verband met het vinden van een geschikte locatie, het alloceren van middelen en het trainen van personeel in de vereiste protocollen. Naar verwachting zal de registratie zijn afgerond voordat nieuwe behandeleenheden starten.

· De Motie Albayrak c.s. over uitbreiding heroïne-experiment (24 077, nr. 128)

In de motie Albayrak wordt de regering verzocht om de uitbreiding van het heroïne- experiment zo spoedig mogelijk te laten starten gezien de positieve uitkomsten van de aanvullende evaluatie. Zoals ik al in het kabinetsstandpunt van 18 juni jl. aangaf, zal ik het veld binnenkort informeren over de procedure voor de aanvraag van een Opiumwetontheffing ten behoeve van een heroïnebehandeleenheid. Hierbij zullen de criteria van de Commissie Paas gevolgd worden. Hoe snel nieuwe behandeleenheden kunnen starten, ligt vooral aan de lokale situatie: het vinden van een geschikte locatie, het realloceren van middelen en het trainen van het verplegend personeel in de vereiste protocollen vergen enige voorbereidingstijd. Medio volgend jaar zullen naar verwachting de eerste `nieuwe' behandeleenheden kunnen starten. Overigens gaat het dan nadrukkelijk niet meer om een experiment, maar om een - bijzondere - behandeling voor een zeer beperkte groep, binnen de setting van de gespecialiseerde verslavingszorg.

Over de inzet van middelen voor de aanpak van stelselmatige daders heeft de Kamer eerder een motie aangenomen (Wolfsen en Griffith, 28 980, nr. 14). In het kabinetsstandpunt van 18 juni jl. over de heroïnebehandeling heeft de Minister van Justitie aangegeven waarom hij deze motie niet zal uitvoeren.

· De motie Joldersma/Nawijn over de doelstellingen in de heroïnebehandeling (24 077, nr. 133). Blijft het perspectief op genezing (afkicken) wel voldoende bestaan?

Het perspectief van afkicken blijft altijd bestaan. Dat is de voornaamste reden dat de behandeling met heroïne is ondergebracht in de verslavingszorg: het toeleiden naar andere behandelingen is daardoor goed mogelijk, evenals nazorg gericht op reïntegratie.

Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat na twee jaar behandeling 13% in staat is om over te stappen op een methadononderhoudsbehandeling of zelfs op een behandeling gericht op volledig afkicken. Voor deze zeer zwaar en langdurig verslaafden is dat een goed resultaat, dat waarschijnlijk nog verder doorzet bij langere behandeling. In het vervolg zal, net als nu,

jaarlijks worden bezien of de doelen van de behandeling worden gehaald. Daarbij is afkicken niet het enige doel, het verbeteren van de gezondheid en het sociaal functioneren zijn ook behandeldoelen. Maar het is dus niet zo dat de verstrekking automatisch jaren door zal gaan. Er zal echter wel een groep zijn die zeer langdurig op de heroïnebehandeling is aangewezen. Langdurige behandeling gebeurt ook bij andere chronische ziekten. Ook daar wordt de behandeling niet gestaakt als dat terugval zou betekenen. Bovendien wordt zelfs bij degenen die niet afkicken of pas na zeer lange tijd, wel heel veel vooruitgang geboekt op het terrein van lichamelijke en geestelijke gezondheid en sociaal functioneren.

· Motie Joldersma over een eigen bijdrage aan de behandeling (24 077, nr. 134) Kunnen patiënten die worden behandeld met heroïne een eigen bijdrage leveren aan de behandeling in de vorm van een inhouding op de uitkering of door deel te nemen aan werkprojecten?

Uitkeringenbeleid en het aan het werk helpen van werklozen is een lokale verantwoordelijkheid: de gemeenten gaan over de uitvoering van de Wet werk en bijstand (januari 2004). De opzet van die wet is om gemeenten meer eigen bevoegdheid hierin te geven èn ze een financieel belang te geven om mensen aan het werk te helpen. Voor verslaafden gelden geen andere eisen of rechten dan andere uitkeringsgerechtigden: iedereen die daartoe in staat is, is verplicht om `algemeen geaccepteerd werk' te verrichten. Het is aan de uitvoerders van de Wet werk en bijstand om te bepalen of iemand in staat is te werken. In het geval van verslaafden kan het zijn dat iemand daarvoor te ziek is. Desalniettemin spreekt het idee dat de ontvangers van heroïnebehandeling een `tegenprestatie' leveren mij aan. Ik zal hierover spreken met de VNG in het najaar. Eventueel zouden de gemeenten ook de instellingen voor verslavingszorg hierbij kunnen inschakelen. Deze instellingen zijn over het algemeen actief in het begeleiden van verslaafden naar opleiding en werk. Zij bereiken soms veel op dit terrein, gezien hun kennis van de doelgroep. Ook de deelnemers aan de heroïnebehandeling komen, doordat het door de behandeling beter met ze gaat, toe aan woon- en werkbemiddeling. De verslavingszorg en de sociale diensten van de gemeenten kunnen ze hierbij op weg helpen.


---- --