---

Kamervragen en antwoorden
---

Antwoord op vragen van het lid van Baalen over een alternatief voor de opheffing van de Koninklijke Militaire Kapel

12-8-2004 10:07:00

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Van Baalen over een alternatief voor de opheffing van de Koninklijke Militaire Kapel (nr 2030418410).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. Bent u zich bewust dat u in uw antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Van Baalen over de Militaire muziek van 29 juni jl. een aantal vragen onbeantwoord heeft gelaten en bent u bereid deze vragen, zoals hieronder geformuleerd, alsnog te beantwoorden? 1)

Ik ben mij hiervan niet bewust, maar ben gaarne bereid uw vragen te beantwoorden.

2. Bent u zich bewust van het bijzondere belang dat de koninklijke status van de Koninklijke Militaire Kapel (KMK), dienend onder het oog des konings en in traditie verbonden met het Garde-Regiment Grenadiers en Jagers, voor de Koninklijke Landmacht (KL) en voor de residentie heeft?

Het predikaat Koninklijke is in 1876 een eerbetoon geweest aan de Koninklijke Militaire Kapel, waarmee haar verdienste en verbondenheid met het Koninklijk Huis werden beloond. Bij het afwegen van alle relevante aspecten is dat gegeven zeker in ogenschouw genomen.

De zinsnede "dienend onder het oog des Konings" is van toepassing op het Garderegiment Grenadiers en Jagers en niet specifiek op de Koninklijke Militaire Kapel. Dit Garderegiment is reeds geruime tijd buiten de Residentie geplaatst (sedert 1950), zonder dat dit tot op heden heeft geleid tot verminderde beschikbaarheid ten behoeve van ceremonies waar dit is geboden. Ook de nieuwe organisatie van de militaire muziek zal goed in staat zijn alle ceremonies in de Residentie te bedienen. Daarbij moet worden beseft dat de meeste ceremonies waarbij militaire muziek wordt ingezet zich buiten de Randstad voltrekken. Er bestaat derhalve geen noodzaak tot handhaving van dit orkest in Den Haag.

3. Kunt u de Kamer verzekeren dat een in uw plannen op te richten KL-kapel te Assen het praedicaat Koninklijke mag voeren, recht doet aan de 175-jarige traditie van de KMK en de 186-jarige traditie van de Johan Willem Friso (JWF)-Kapel en op dezelfde wijze in het kader van de plechtigheden met betrekking tot het Koninklijk Huis en bij militair ceremonieel in de residentie en in de hoofdstad inzetbaar is?

Zoals gesteld in mijn brief aan de Kamer van 29 juni jl zal de Traditiecommissie van de Koninklijke landmacht bezien in hoeverre de tradities kunnen worden voortgezet in de nieuwe organisatie. Deze commissie zal in haar oordeelsvorming nadrukkelijk betrekken op welke wijze het predikaat Koninklijke zou kunnen worden behouden. In mijn brief heb ik tevens aangegeven dat de orkesten van de Krijgsmachtdelen de ondersteuning van plechtigheden m.b.t. Regering en Koninklijke Huis voor hun rekening blijven nemen. Dat geldt natuurlijk zowel voor militair ceremonieel in de residentie als in de hoofdstad.

4. Realiseert u zich dat de argumentatie in uw brief van 29 juni jl., dat het behoud van arbeidsplaatsen in de noordelijke regio zwaar heeft gewogen bij het besluit om de locatie Assen in plaats van Den Haag als standplaats van de militaire muziek te handhaven, ook kan worden gebruikt om, bijvoorbeeld, het overbrengen van de Marinierskapel van Rotterdam naar Den Helder te rechtvaardigen, terwijl de voor de krijgsmacht zo belangrijke tradities zich hiertegen verzetten?

De argumentatie betreffende arbeidsplaatsen in de noordelijke regio is uitsluitend relevant indien de militaire noodzaak tot reorganisatie bestaat. Een reorganisatie van de Marinierskapel is echter niet aan de orde.

5. Beseft u dat het door u aangevoerde "rechtvaardigheidsargument" voor de KL niet opgaat indien de noodzakelijke bezuinigingen kunnen worden opgebracht langs de lijnen van het alternatief van luitenant-kolonel P. van Boxtel?

De bezuinigingen langs de lijnen van het genoemde alternatief zouden hebben geresulteerd in het opheffen van twee orkesten, te weten het Trompetterkorps Bereden Wapens en het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht. Daarmee zou het personeel dienend bij de Koninklijke Militaire Kapel en de Johan Willem Friso Kapel geen nadelige gevolgen ondervinden, terwijl het volle gewicht van de maatregelen bij de twee andere orkesten neerkomt. Dat is dus wat ik in mijn brief aan de Kamer niet rechtvaardig noemde.

6. Bent u bereid het in vraag 5 genoemde reddingsplan in de originele vorm nader te onderzoeken, met betrokkenen in overleg te treden en de Kamer te informeren over de mogelijkheden om dit alternatief, binnen de door u gestelde bezuinigings-doelstellingen voor de militaire muziek, uit te voeren?

Het genoemde reddingsplan is volledig meegenomen in de besluitvorming. Gezien de diepgang van de onderliggende studies, de gestelde bezuinigingsdoelstellingen en hierboven genoemde argumenten, zie ik geen grondslagen aanwezig voor een heroverweging van mijn besluit ter zake.

1) Aanhangsel-Handelingen nr. 1816, vergaderjaar 2003-2004

Nieuws Nieuwsberichten