Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Beantwoorden vragen van de leden Gerkens (SP) resp. Ten Hoop (CDA) over de TAOM-regeling
Datum: 12-8-2004


Datum: 12-8-2004


Antwoorden op de vragen over de TAOM-regeling gesteld door kamerlid Gerkens (SP)
onder nummer 2030416820 en resp. Ten Hoopen (CDA) onder nummer 2030416950
De staatssecretaris van Economische Zaken, ir. C.E.G. van Gennip heeft deze
vragen als volgt beantwoord

1 Wat is uw reactie op het bericht dat het Rijk verplaatsing van productie steunt?
1)

2 Waarvoor is de TAOM- regeling oorspronkelijk bedoeld? Aan welke voorwaarden
is deze regeling gebonden?

Antwoord 1 en 2:

De suggestie dat het Ministerie van Economische Zaken via de regeling Technische
Assistentie Opkomende Markten (TAOM) productieverplaatsing naar lage lonen landen
subsidieert is niet juist.


Het doel van de regeling Technische Assistentie in Opkomende Markten is het bijdragen
aan de duurzame ontwikkeling van ondernemingen in opkomende markten en ondersteunen
van een succesvolle positionering van Nederlandse MKB-ondernemingen op deze markten.
TAOM ondersteunt twee soorten met een Nederlandse MKB-investering samenhangende
activiteiten op het gebied van kennisoverdracht:

· managementondersteuning, met als doel het verhogen van de productiviteit
van het bedrijf in de opkomende markt;

· scholing; hiertoe worden gerekend opleidingen, stages, seminars en
trainingen on-the-job, die zijn gericht op specialisatie en vergroting van vaardigheden.


Door deze technische assistentie wordt de succeskans van de achterliggende investering
vergroot.

De huidige belangrijkste voorwaarden zijn:

· het betrokken Nederlands bedrijf is een MKB-bedrijf dat in Nederland
operationele activiteiten ontplooit;

· aanvrager en begunstigde van de subsidie is het bedrijf dat zich in
een opkomende markt bevindt (een onderneming uit een opkomende markt);
· door het betrokken Nederlandse bedrijf is een duurzame en risicovolle
investering gedaan in de betreffende onderneming in de opkomende markt
· bij de aanvraag om subsidie moet een verklaring worden toegevoegd waarin
de Nederlandse onderneming aangeeft de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk
verantwoord ondernemen te kennen en deze naar vermogen toe te passen in de onderneming;


· de subsidie bedraagt 50% van de goedgekeurde kosten aan managementondersteuning,
tot een maximum van 275.000 euro, en 35% van de goedgekeurde projectkosten aan
scholing, met een maximum van 90.000 euro.

Zoals blijkt uit een onlangs afgeronde evaluatie door bureau Bartels (Evaluatie
van de instrumenten IFOM (IFMOE) en TAOM (IBTA-OE), Bureau Bartels B.V., Amersfoort,
12 mei 2004), participeren Nederlandse bedrijven in buitenlandse bedrijven om
op die manier hun activiteiten uit te breiden, nieuwe activiteiten te ontwikkelen
en nieuwe markten aan te boren. In meer dan de helft van de gevallen is helemaal
geen sprake van verplaatsing van activiteiten naar het buitenland. Meestal gaat
het om beslissingen van bedrijven om via hun buitenlandse partners de bestaande
activiteiten uit te breiden of nieuwe activiteiten te ontplooien. Zo besluiten
verschillende bedrijven tot participatie in het bedrijf van hun toeleverancier,
om op die manier de leverantie van halffabrikaten met een goede prijs-kwaliteitverhouding
ook in de toekomst veilig te stellen en waar mogelijk te verbeteren. Andere bedrijven
kopiëren hun Nederlandse bedrijfsfomule en zetten met de buitenlandse partner
vergelijkbare activiteiten op in een nieuwe markt of zijn daardoor in staat om
de afzet op de bestaande markt te vergroten.

De hierboven beschreven activiteiten leiden in principe niet tot verplaatsing
van activiteiten uit Nederland. In een aantal gevallen is echter wel sprake van
verplaatsing van activiteiten naar opkomende markten. Het gaat daarbij naar de
mening van de onderzoekers met name om bedrijven die producten maken die in Nederland
niet meer rendabel te produceren zijn. Zo worden productie- en distributieactiviteiten
vanuit Nederland overgeplaatst. Lage lonen en beschikbaarheid van personeel geven
bij die bedrijven de doorslag om over te gaan tot overplaatsing van activiteiten
naar het buitenland.

Productieverplaatsing kan dus in sommige gevallen een neveneffect zijn van een
investeringsbeslissing. Dit wordt echter door de TAOM-regeling niet gestimuleerd.
Een investering met een volledige verplaatsing naar het buitenland wordt zelfs
geheel uitgesloten in de TAOM. De MKB-onderneming in kwestie moet activiteiten
in Nederland blijven ontplooien. Het Nederlandse moederbedrijf profiteert vervolgens
van de in het buitenland gedane investeringen en de ondersteuning door de TAOM
daarbij.

Nederland is van oudsher een handelsnatie. Nederlandse investeringen in het buitenland
zijn dan ook van groot belang omdat deze net zoals export en ander vormen van
internationaal ondernemen- kunnen bijdragen aan een duurzame economische groei
in Nederland. In veel gevallen leiden juist investeringen in het buitenland tot
extra uitvoer (en dus ook productie in Nederland) van goederen en diensten. 3 Kunt u een overzicht geven van de bedrijven die tot nu toe gebruik hebben
gemaakt van deze regeling? Kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel geld hier door
u al aan is uitgegeven en hoeveel Nederlandse arbeidsplaatsen hierdoor al verloren
zijn gegaan? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

Sinds de start van de TAOM-regeling in 2002 zijn bij FMO, de organisatie die
de regeling namens EZ uitvoert, tot eind 2003 in totaal 160 aanvragen ingediend,
waarvan er in die periode 94 zijn goedgekeurd. Hiermee was een beleidsbudget gemoeid
van ¬ 12 mln. Zoals in het antwoord bij vraag twee al is aangegeven draagt de
TAOM-regeling bij aan het succes van reeds tot stand gebrachte investeringsactiviteiten.
De investering zelf wordt niet gesubsidieerd. Alleen een deel van de technische
assistentie in de reeds tot stand gebrachte investeringsactiviteiten wordt gesubsidieerd.


4 Bent u van mening dat, in het geval van tuinmeubelenfabrikant Unimeta, op
onrechtmatige wijze van de TAOM-regeling gebruik is gemaakt? Zo neen, waarom niet?
Zo ja, wat gaat u hier aan doen?

Antwoord:

Uit informatie van FMO, de organisatie die de TAOM-regeling uitvoert, begrijp
ik dat Unimeta tot op heden in het geheel geen subsidieaanvraag heeft ingediend.
Het bedrijf maakt namelijk deel uit van een holding en voldoet dus niet aan het
criterium dat het om een MKB-bedrijf moet gaan. Er kan dus ook geen sprake zijn
van een onrechtmatig gebruik van de regeling.

5 Kunt u aangeven wat een verantwoorde en zo goed mogelijke manier van het verhuizen
van productie is? Wat verstaat u onder een succesvolle operatie?
Antwoord:

Het is verantwoord dat bedrijven op strategisch niveau nadenken over kosten en
productiviteit en hun (internationale) marktpositie. Het kan zijn dat het omwille
van de continuïteit van het bedrijf van belang is een deel van het bedrijfsproces
te verplaatsen, bijvoorbeeld vanwege lagere arbeidskosten en meer nabije afzetmarkten
(zie ook het antwoord op vraag 1 en 2).

6 Kunt u aangeven wat voor belang Nederlandse werknemers hebben bij het uitbesteden
van de productie van hun bedrijf?

Antwoord:

Uit de eerdergenoemde evaluatie van bureau Bartels blijkt dat in bijna tweederde
van de projecten sprake is van economische spin off voor zowel het Nederlandse
moederbedrijf als de buitenlandse partnerbedrijven. De ondersteunde projecten
worden doorgaans als belangrijk ervaren voor de Nederlandse moederorganisatie,
aangezien zij vooral bijdragen aan het behoud van investeringen, verbetering van
de concurrentiepositie en vergroting van het marktaandeel van de deelnemende Nederlandse
ondernemingen. Het succes van het Nederlandse bedrijf levert een bijdrage aan
de economische groei in Nederland en ook dat is in het belang van Nederlandse
werknemers.

7 Bent u van mening dat de TAOM-regeling goed is voor de Nederlandse werkgelegenheid?
Zo ja, waarom? Zo neen, bent u van plan deze regeling per direct stop te zetten?
Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

De TAOM-regeling draagt bij aan het succes van duurzame Nederlandse MKB-investeringen
in opkomende markten. Zij draagt zo ook bij aan behoud van structurele werkgelegenheid
in Nederland.


1) Brabants Dagblad, 26 juni jl

Antwoorden op de vragen over de TAOM-regeling gesteld door kamerlid Ten Hoopen
(CDA) onder nummer 2030416950.

1 Over welke cijfers beschikt u met betrekking tot de verplaatsing van productiecapaciteit
van Nederland naar lagelonenlanden? Wat is uw mening over de conclusie1) van de
Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) van de Universiteit van Amsterdam, dat
er geen sprake is van offshoring? Indien er feitelijk sprake is van verplaatsing
van productiecapaciteit, deelt u dan de mening dat dit een groot probleem vormt,
mede met het oog op het prille economische herstel en het herstel de werkgelegenheid?


Antwoord:

Nederland is van oudsher een open economie. Internationale handel, buitenlandse
investeringen en internationale economische samenwerking vormen een belangrijke
bron voor economische groei. Internationale verplaatsing van bedrijfsactiviteiten (offshoring)
is daarbij geen nieuw fenomeen. Verplaatsing van productiecapaciteit naar Azië
en Midden- en Oost-Europa door Amerikaanse en Europese bedrijven is een proces
dat al decennia plaatsvindt. De Nederlandse economie profiteert op deze wijze
zelf ook in belangrijke mate van internationalisering. Zo vestigen zich buitenlandse
bedrijven in Nederland. Internationale arbeidsdeling is een onderdeel van het
economisch proces, waarbij bedrijven datgene daar produceren waar dat goed en
efficiënt kan. Wel nieuw is dat het niet langer alleen industriële activiteiten
betreft, maar ook bedrijfsprocessen in de dienstensfeer en IT.
Internationale verplaatsing van bedrijfsactiviteiten kan voordelen opleveren
voor productiviteit en concurrentiekracht en dus ook voor de werkgelegenheid.
Meer economische groei in ontwikkelingslanden dankzij verplaatsing en uitbesteding
betekent ook een grotere afzetmarkt en nieuwe commerciële kansen voor Nederlandse
bedrijven.

Vaak vormen kostenoverwegingen een belangrijk motief voor het bedrijven om (een
deel van) hun bedrijfsactiviteiten naar het buitenland te verplaatsen. Dit kan
ertoe leiden dat op korte termijn verlies aan arbeidsplaatsen in Nederland optreedt.
Daartegenover ontstaan ook weer nieuwe activiteiten, vaak met een relatief hogere
toegevoegde waarde, waardoor de economie als geheel verder kan groeien. Dit vereist
een ondernemings- en vestigingsklimaat in Nederland met voldoende flexibiliteit
voor bedrijven om snel in te kunnen spelen op kansen en veranderingen. De overheid
richt zich in haar beleid op het creëren van de juiste randvoorwaarden. Belangrijke
speerpunten van het kabinetsbeleid zijn het stimuleren van ondernemerschap en
innovatie, het verminderen van administratieve lastendruk en tegenstrijdige regelgeving,
het verbeteren van onderwijs, infrastructuur, fiscaliteit en werking van de arbeidsmarkt.
Veel economen, waaronder die van de Stichting Economisch Onderzoek (SEO), geven
te kennen dat het negatieve scenario dat de media schetsen voor de Westerse werkgelegenheid
overdreven is. Op dit moment is er evenwel geen volledig beeld van de aard en
omvang van internationale verplaatsing van bedrijfsactiviteiten door Nederlandse
bedrijven en de effecten voor de Nederlandse economie. Daarom heeft het Ministerie
van Economische Zaken opdracht voor een onderzoek verleend aan een extern bureau,
waarvan ik de uitkomsten in het najaar verwacht. De Tweede Kamer zal over de uitkomsten
van het onderzoek geïnformeerd worden.

2 Deelt u de mening dat de TAOM-regeling 2), bedoeld om opkomende markten te
ondersteunen en het Nederlandse bedrijfsleven in deze markten te positioneren,
de verplaatsing van Nederlandse werkgelegenheid naar andere landen stimuleert?


Antwoord:

De suggestie dat het Ministerie van Economische Zaken via de regeling Technische
Assistentie Opkomende Markten (TAOM) productieverplaatsing naar lage lonen landen
subsidieert is niet juist.

Het doel van de regeling Technische Assistentie in Opkomende Markten is het bijdragen
aan de duurzame ontwikkeling van ondernemingen in opkomende markten en ondersteunen
van een succesvolle positionering van Nederlandse MKB-ondernemingen op deze markten.
TAOM ondersteunt twee soorten met een Nederlandse MKB-investering samenhangende
activiteiten op het gebied van kennisoverdracht:

· managementondersteuning, met als doel het verhogen van de productiviteit
van het bedrijf in de opkomende markt;

· scholing; hiertoe worden gerekend opleidingen, stages, seminars en
trainingen on-the-job, die zijn gericht op specialisatie en vergroting van vaardigheden.


Door deze technische assistentie wordt de succeskans van de achterliggende investering
vergroot.

Zoals blijkt uit een onlangs afgeronde evaluatie door bureau Bartels (Evaluatie
van de instrumenten IFOM (IFMOE) en TAOM (IBTA-OE), Bureau Bartels B.V., Amersfoort,
12 mei 2004), participeren Nederlandse bedrijven in buitenlandse bedrijven om
op die manier hun activiteiten uit te breiden, nieuwe activiteiten te ontwikkelen
en nieuwe markten aan te boren. In meer dan de helft van de gevallen is helemaal
geen sprake van verplaatsing van activiteiten naar het buitenland. Meestal gaat
het om beslissingen van bedrijven om via hun buitenlandse partners de bestaande
activiteiten uit te breiden of nieuwe activiteiten te ontplooien. Zo besluiten
verschillende bedrijven tot participatie in het bedrijf van hun toeleverancier,
om op die manier de leverantie van halffabrikaten met een goede prijs-kwaliteitverhouding
ook in de toekomst veilig te stellen en waar mogelijk te verbeteren. Andere bedrijven
kopiëren hun Nederlandse bedrijfsfomule en zetten met de buitenlandse partner
vergelijkbare activiteiten op in een nieuwe markt of zijn daardoor in staat om
de afzet op de bestaande markt te vergroten.

De hierboven beschreven activiteiten leiden in principe niet tot verplaatsing
van activiteiten uit Nederland. In een aantal gevallen is echter wel sprake van
verplaatsing van activiteiten naar opkomende markten. Het gaat daarbij naar de
mening van de onderzoekers met name om bedrijven die producten maken die in Nederland
niet meer rendabel te produceren zijn. Zo worden productie- en distributieactiviteiten
vanuit Nederland overgeplaatst. Lage lonen en beschikbaarheid van personeel geven
bij die bedrijven de doorslag om over te gaan tot overplaatsing van activiteiten
naar het buitenland.

Productieverplaatsing kan dus in sommige gevallen een neveneffect zijn van een
investeringsbeslissing. Dit wordt echter door de TAOM-regeling niet gestimuleerd.
Een investering met een volledige verplaatsing naar het buitenland wordt zelfs
geheel uitgesloten in de TAOM. De MKB-onderneming in kwestie moet activiteiten
in Nederland blijven ontplooien. Het Nederlandse moederbedrijf profiteert vervolgens
van de in het buitenland gedane investeringen en de ondersteuning door de TAOM
daarbij.

Nederland is van oudsher een handelsnatie. Nederlandse investeringen in het buitenland
zijn dan ook van groot belang omdat deze net zoals export en ander vormen van
internationaal ondernemen- kunnen bijdragen aan een duurzame economische groei
in Nederland. In veel gevallen leiden juist investeringen in het buitenland tot
extra uitvoer (en dus ook productie in Nederland) van goederen en diensten. 3 Deelt u de mening dat het, nu China en India als opkomende markten met een
jaarlijkse economische groei van 8 à 9 %, in dit licht vreemd is en niet in het
belang van het herstel van de Nederlandse economie en werkgelegenheid is om TAOM-subsidies
te verlenen?

Antwoord:

Zoals bij de beantwoording van de voorgaande vragen over dit onderwerp al is
opgemerkt heeft de TAOM-regeling tot doel om Nederlandse investeringen in opkomende
markten te versterken. In de meeste gevallen gaat het daarbij om versterking of
uitbreiding van reeds bestaande investeringen. Juist door de relatief hoge economische
groei in die landen liggen daar ook voor het Nederlandse MKB grote kansen en is
de regeling relevant. De TAOM komt pas in beeld als het bedrijf al een investeringsbeslissing
heeft genomen.

Uit de eerdergenoemde evaluatie van bureau Bartels blijkt dat in bijna tweederde
van de projecten sprake is van economische spin off voor zowel het Nederlandse
moederbedrijf als de buitenlandse partnerbedrijven. De ondersteunde projecten
worden doorgaans als belangrijk ervaren voor de Nederlandse moederorganisatie,
aangezien zij vooral bijdragen aan het behoud van investeringen, verbetering van
de concurrentiepositie en vergroting van het marktaandeel van de deelnemende Nederlandse
ondernemingen. Het succes van het Nederlandse bedrijf levert een bijdrage aan
de economische groei in Nederland en ook dat is in het belang van Nederlandse
werknemers.

4 Bent u bereid deze subsidie te heroverwegen?

Antwoord:

Ik ben momenteel bezig in het kader van de stroomlijning van het buitenlandinstrumentarium
de TAOM en andere regelingen te evalueren en te stroomlijnen. Dit zal leiden tot
eenvoudigere en minder regels. Hierbij zal ook de genoemde evaluatie door Bureau
Bartels worden betrokken.

In het Actieprogramma Internationaal Ondernemen dat ik dit najaar naar de Tweede
Kamer stuur, zal ik juist ook aandacht besteden aan aantoonbare en substantiële
criteria en neveneffecten van de regelingen, zowel positief als negatief. Waar
nodig zullen uiteraard aanpassingen worden gedaan. Daarbij zal ook de bovengenoemde
studie van de SEO worden betrokken.

1) Financieel Dagblad, 30 juni jl.

2) TAOM staat voor Technische Assistentie Opkomende Markten, zie de Subsidieregeling
technische assistentie in opkomende markten, gepubliceerd op 7 maart 2002 in Staatscourant
nr. 47.


Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Gerkens
(SP), ingezonden 30 juni 2004 (vraagnummer 2030416820).
Meer informatie


Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon
0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl.

Voor journalisten: Paula de Jonge, persvoorlichter, telefoon (070) 379 75 52,
e-mail: A.T.M.deJonge@minez.nl