---

Kamervragen en antwoorden
---

Antwoorden op vragen over het MIVD jaarverslag-2003

12-8-2004 16:38:00

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie over het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) over het jaar 2003 (uw kenmerk DEF-04-90).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

1. Tijdens de hoorzitting in de Kamer over de strijd tegen het internationaal terrorisme van 24 mei jl. heeft één van de aanwezigen gewezen op de discrepantie bij inlichtingenverwerving tussen de grote hoeveelheid materiaal die wordt verkregen via technische hulpmiddelen en het tekort aan gekwalificeerde analisten om al het materiaal te verwerken. Kan de regering aangeven of dit probleem zich ook voordoet bij de Militaire Inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD) resp. de Nationale Signals intelligence Organisatie (NSO)?

Dit probleem doet zich ook bij de MIVD voor. Het probleem is kenmerkend voor alle inlichtingendiensten. Deze diensten moeten voortdurend prioriteiten stellen tussen enerzijds de verschillende aandachtsgebieden en het beschikbare bronnenmateriaal en anderzijds de beperkt beschikbare analysecapaciteit. Bij de Nationale Sigint ("Signals Intelligence" ofwel verbindingsinlichtingen) Organisatie (NSO) zal dit probleem zich niet voordoen, omdat niet de NSO, maar de AIVD en de MIVD de inhoudelijke analyses zullen maken.

2. Kan de regering aangeven op welke termijn zij van plan is de wetswijziging waarin de NSO verzelfstandigd wordt aan het parlement voor te leggen en welke stappen zij in de tussentijd van plan is te gaan zetten?

Naar verwachting wordt het desbetreffende wetsvoorstel eind dit jaar naar de ministerraad gezonden (zie ook Kamerstuk 29 2000 VII, nr. 61, d.d. 15 juli 2004).

3. Heeft de afstoting van de Nederlandse Orions consequenties voor de MIVD wat betreft het verkrijgen van strategisch beeldmateriaal?

Neen.

4. Welke allochtone, islamitische non-gouvernementele organisaties in Bosnië-Herzegovina onderhouden contacten met radicale groeperingen in het Midden Oosten? Om welke radicale groeperingen in het Midden Oosten gaat het dan?

Vooral sinds het begin van de vijandelijkheden in 1992 is in Bosnië-Herzegovina een groot aantal buitenlandse islamitische Non-gouvernementele Organisaties (NGOs) actief. De MIVD beschikt over aanwijzingen dat een aantal hiervan een dubbelrol speelt en subversieve activiteiten ontplooit. Topfunctionarissen van deze NGOs onderhouden banden met radicale groeperingen in Saudi-Arabië en/of Soedan en zijn over het algemeen afkomstig uit het land waar de desbetreffende NGO zijn oorsprong vindt. Deze functionarissen gebruiken hun status vaak als dekmantel voor illegale activiteiten. Verder onderhoudt deze toplaag betrekkingen met de leiding van lokale politieke stromingen, vooral met de radicaal-islamitische vleugels daarvan. Gezien de mogelijke destabiliserende gevolgen van deze activiteiten, moet de internationale politieke en militaire presentie (waaronder SFOR) daaraan aandacht blijven besteden. Ter bescherming van het actueel kennisniveau, gehanteerde methodieken en bronnen wordt niet nader ingegaan op het exacte aantal, de identiteit en de netwerken van deze NGOs.

5. Heeft de MIVD, gezien haar analyse van de situatie in Bosnië-Herzegovina, ook een mening over de voornemens om SFOR op korte termijn drastisch in te krimpen en om de missie over te dragen aan de EU?

De MIVD stelt in zijn jaarverslag dat een geheel geïntegreerd Bosnië-Herzegovina voorlopig niet haalbaar zal blijken en dat aanwezigheid van de internationale gemeenschap nog langere tijd nodig zal zijn, inclusief een vorm van militaire presentie. Als aan dit laatste aspect wordt voldaan zal naar het oordeel van de MIVD de overgang van SFOR naar EUFOR geen grote gevolgen hebben voor de veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina.

Op 14 mei jl. hebben de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie de Kamer overeenkomstig het Toetsingskader-2001 een kennisgeving gezonden inzake het onderzoek ten behoeve van een mogelijke Nederlandse militaire bijdrage aan de EU-geleide troepenmacht in Bosnië-Herzegovina. Van dit onderzoek maakt ook een veiligheidsanalyse deel uit. Beide ministers hebben toegezegd dat zodra het onderzoek daartoe aanleiding geeft, de Kamer nader wordt geïnformeerd.

6. Meent de MIVD dat de concessies die zijn gedaan aan de streng-islamitische gezindheid van veel Afghanen bij het vaststellen van de grondwet, weinig ruimte overlaten voor president Karzai e.a., die een meer moderne regelgeving voorstaan waarbij (met name) ook de rechten van vrouwen worden gerespecteerd?

De in januari 2004 aangenomen Grondwet is een compromis tussen gematigde en streng islamitische stromingen. Zo wordt daarin enerzijds het islamitische karakter van de republiek benadrukt, zoals in artikel drie waarin staat dat wetten niet in strijd met de bepalingen van de Islam mogen zijn. Anderzijds zijn de passages over mensenrechten (inclusief rechten voor vrouwen) een verbetering ten opzichte van de Grondwet uit 1964. Belangrijk is verder dat het woord "sharia" niet in de grondwetstekst voorkomt.

De Grondwet zal in de toekomst regelmatig onderwerp van interpretatie zijn vooral tussen het Hooggerechtshof, met een sterk conservatieve inslag, en de meer gematigde regering. Per geval zal duidelijk worden of de gematigde of de conservatieve stroming de overhand heeft. In een confrontatie in januari 2004 tussen het Hooggerechtshof en het ministerie van Informatie & Cultuur over een ban op zingende vrouwen op televisie, werd de juridische strijd door de gematigde stroming gewonnen.

7. Hoe beoordeelt de MIVD de gang van zaken in West-Pakistan waarbij Pakistaanse legereenheden in het vroege voorjaar van dit jaar een offensief openden op versterkte plaatsen van moslim-radicalen in Zuid-Waziristan, dat echter niet werd doorgezet en waarover vervolgens weinig meer is vernomen? Waarom is dit offensief niet doorgezet?

Gedurende de laatste maanden heeft het Pakistaanse leger regelmatig operaties tegen buitenlandse militante moslims in Zuid-Waziristan uitgevoerd. In conservatief islamitische kringen in Pakistan bestond echter veel verzet tegen deze acties waardoor de autoriteiten zich genoodzaakt zagen, ondanks druk van de Afghaanse overgangsregering en de Verenigde Staten, zich tot operaties van beperkte omvang te beperken. Geconfronteerd met dit spanningsveld spant het Pakistaanse bestuur zich in om ook door het gebruik van niet-militaire middelen tot een oplossing te komen. Dit heeft tot nu toe echter nog niet veel opgeleverd.

8. Wat is de houding van de Iraanse autoriteiten ten opzichte van de ontwikkelingen in Irak? Is sprake van sympathie en steun voor specifieke actoren binnen de Iraakse politiek? Zo ja, welke en waaruit blijken die sympathie en die steun?

Iran heeft zich positief uitgelaten over de benoeming van de nieuwe Iraakse president en over de vorming van de interim-regering in Bagdad. Dit is een bevestiging van het Iraanse beleid ten aanzien van Irak tot nu toe. Deze positieve opstelling laat onverlet dat Iran poogt zijn invloed in dat land te vergroten, voornamelijk via de Shiietische bevolkingsgroep. Mede als gevolg van het Amerikaanse militaire optreden stelt de Iraanse clerus zich thans nadrukkelijker op achter de Iraakse Shiietische leider ayatollah al-Sistani. In Iran is Sistani altijd als de meest gezaghebbende figuur in het Iraakse krachtenveld beschouwd, waarbij ook diens Iraanse afkomst een rol speelt. Iran onderhoudt verder betrekkingen met enkele politieke partijen en/of organisaties. Het tracht aldus politieke invloed uit te oefenen en een vinger aan de pols te houden. Teheran stelt zich daarbij overigens terughoudend op, niet alleen omdat dit gevoelig ligt bij de troepenleverende landen van de MNF-I (Multi-national Forces in Iraq), maar ook omdat Teheran onderkent dat Iran onder de Irakese bevolking niet populair is.

Nieuws Nieuwsberichten