Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
SV/V&V/04/48081

Onderwerp Datum
Wetsvoorstel 29005 13 augustus 2004

Naar aanleiding van de brief d.d. 7 juni jl. over het kabinetsstandpunt over het voorstel van Wet invoering opschortingsbepaling in buitenlandsituaties (WIOB) verzoekt de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief van 30 juni jl. om toezending van het advies van de Raad van State. Dit advies treft u bijgaand aan (No.W12.03.0540/IV).
Verder verzoekt de commissie om dieper in te gaan op de reden van het kabinet om naar aanleiding van het advies van de Raad van State de WIOB niet in te dienen bij de Tweede Kamer.

Doorslaggevend voor het kabinetsbesluit om de WIOB niet in te dienen waren de risico's dat de toepassing van de wettelijke opschortingsbepaling ten aanzien van in de EU/EER respectievelijk in de associatielanden (i.c. Turkije, Marokko, Tunesië en Algerije) wonende uitkeringsgerechtigden bij toetsing aan het Europese recht en aan de verdragen geen stand zou houden. In eerdere uitwisseling van standpunten tussen Raad van State en kabinet is de toepasselijkheid van de WIOB in bovengenoemde landen onderwerp van discussie geweest (adviezen inzake de sociale zekerheidsverdragen met Marokko, 21 maart 2003, No. W 12.02.0571/IV en Tunesië 21 maart 2003, No.W12.03.0018/IV en de nadere rapporten, Kamerstukken 02/03, 29005, nr. A). De Raad van State heeft in onderhavig advies nieuwe argumenten aangedragen die deze risico's benadrukken. Het kabinet heeft besloten het standpunt van de Raad van State te volgen. Belangrijkste overweging hierbij is geweest dat zonder toepassing van de opschortingsbepaling in de EU/EER en de associatielanden, het wetsvoorstel slechts betrekking zou hebben op hooguit éénderde van de uitkeringsgerechtigden. De reikwijdte van het wetsvoorstel zou hierdoor sterk beperkt worden. Het wetsvoorstel (niettemin) toepassen ten aanzien van die minderheid bergt voorts het gevaar in zich van een ongelijke behandeling in overigens gelijke internationale gevallen. Dit heeft het kabinet ertoe gebracht af te zien van het indienen van de WIOB.

In antwoord op een vraag van de vaste commissie terzake ben ik niet voornemens een nieuw wetsvoorstel aan het kabinet voor te leggen. In de verdragen die zijn gesloten in het kader van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) zijn handhavingsafspraken neergelegd.

2

De rechtmatige uitvoering van deze afspraken ligt in handen van de SVB en UWV. Mocht de bij de betrokken instantie in het andere land zich in de praktijk niet aan de handhavingsafspraken houden, dan is het aan de SVB en UWV om in goed overleg met de betreffende instantie tot een oplossing te komen. In het uiterste geval kan de opzegging van het desbetreffende verdrag worden overwogen. Immers, zonder afdoende handhaving kunnen geen uitkeringen worden geëxporteerd, zo luidt het principe van de Wet BEU. Dit principe is niet alleen van toepassing bij de vraag of een verdrag moet worden gesloten, maar ook bij de afweging of een reeds eerder afgesloten verdrag moet worden opgezegd.

Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat de reeds bestaande nationale schorsingsbepalingen van toepassing blijven indien de verzekerde zélf onvoldoende gegevens aanlevert dan wel indien de uitkeringsinstantie een gegrond vermoeden heeft dat de uitkering onrechtmatig wordt verstrekt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. Van Hoof)

Bijlagen