Provincie Friesland

PERSBERICHT

Nummer: 219
Datum: 13 augustus 2004

Uitstel raadpleging Zuiderzeelijn tot 2006

Met de verspreiding van een huis-aan-huiskrant gaat eind volgende week de voorlichtingscampagne voor de Zuiderzeelijn van start in alle vier de bij het project betrokken provincies. Vanaf 30 augustus vindt de eerste van een reeks informatiebijeenkomsten plaats. De raadpleging van de Friese bevolking over de Zuiderzeelijn wordt uitgesteld tot begin 2006. Dat schrijft het college van Gedeputeerde Staten in een brief aan Provinciale Staten.

GS willen de raadpleging uitstellen vanwege de vertraging in de politieke besluitvorming over de Zuiderzeelijn. Zowel de Tweede Kamer als Provinciale Staten van Fryslân hebben nog niet ingestemd met de bestuursovereenkomst waarin het rijk en de in de Stuurgroep Zuiderzeelijn verenigde noordelijke partijen afspraken willen maken over de aanleg van de Zuiderzeelijn. Provinciale Staten zullen zich op 15 september 2004 vermoedelijk opnieuw over deze overeenkomst buigen. De Tweede Kamer zal waarschijnlijk pas eind 2004 of begin 2005 beslissen over de Zuiderzeelijn. De Kamer wacht op de uitkomsten van een onderzoekscommissie onder leiding van kamerlid Adri Duivesteijn (PvdA), die lessen trekt uit eerdere grote openbaar vervoerprojecten als de Betuwelijn en de Hoge Snelheidslijn. Het parlement wil bovendien dat voor de aanleg van de een Zuiderzeelijn behalve naar een Magneetzweefbaan en een HSL ook serieus wordt gekeken naar een gewone intercity door de Zuiderzeepolders, of een spoorverbinding via Kampen en Lelystad. Deze laatste variant wordt wel de Hanze Plus variant genoemd.

De kosten van de raadpleging van de Friese bevolking kunnen oplopen tot ca. 300.000 euro, afhankelijk van de respons op de enquête huis-aan-huis wordt verspreid. Zo'n grote uitgave is in de huidige onzekere situatie niet verstandig, stelt gedeputeerde Ton Baas (VVD) namens het college van GS. Nu raadplegen kan betekenen dat varianten aan de bevolking worden voorgelegd die later niet eens te realiseren blijken te zijn. Het college is daarom van plan de raadpleging te organiseren bij de prijsvraag over de meest geschikte variant voor de Zuiderzeelijn. Zoals het er nu uitziet zal dat begin 2006 zijn. Dan zijn naar verwachting de uitkomsten bekend van een haalbaarheidsstudie, de eerste fase van de prijsvraag. In die haalbaarheidsstudie geven marktpartijen aan óf en op welke manier zij in staat zijn een Zuiderzeelijn aan te leggen en te exploiteren. Uitgangspunten daarbij zijn het geld dat de overheid ter beschikking heeft en de eisen die Stuurgroep Zuiderzeelijn en rijk stellen aan de snelle spoorverbinding.

Met het opstellen van het Programma van Eisen voor de Zuiderzeelijn wordt meteen na de zomer begonnen. De voorlichtingscampagne die de projectorganisatie Zuiderzeelijn volgende week begint is daaraan verbonden. De projectorganisatie zal in dat kader ook een telefonische enquête houden onder inwoners van Drenthe, Flevoland, Fryslân en Groningen. De Friese raadpleging gaat veel verder dan het houden van een enquête. De raadpleging, die onder verantwoordelijkheid staat van GS, zal bestaan uit een huis-aan-huis verspreide enquête, een schriftelijke consultatie van maatschappelijke organisaties en een telefonisch opinieonderzoek. Al deze onderdelen zijn uitgesteld. N 35

---- --
Provinciale Staten van Fryslân

Leeuwarden, 13 augustus 2004
Verzonden,

Ons kenmerk : 568783
Team : BC-staf
Telefoon : 058 - 2925593 / jvdzee
Uw kenmerk :
Bijlage(n) :

Onderwerp: Bevolkingsraadpleging Zuiderzeelijn

Geachte leden van de Staten,

Op grond het debat in de Tweede Kamer op (o.a.) 1 juli 2004 over de Zuiderzeelijn en mede naar aanleiding van de behandeling van hetzelfde onderwerp in Provinciale Staten (30 juni 2004) zijn wij tot de conclusie gekomen dat het de voorkeur verdient de bevolkingsraadpleging Zuiderzeelijn in Fryslân uit te stellen naar een later moment in de procedure van het ZZL-project. Wij stellen voor de raadpleging te houden nadát de resultaten van de prijsvraag bekend zijn.

De volgende overwegingen hebben ons tot het bovenstaande inzicht gebracht.


1. Tot dusver is de lijn van ons college én van uw staten geweest dat een Friese bevolkingsraadpleging pas aan de orde is als het rijk een positief standpunt over de Zuiderzeelijn heeft genomen. Dat moment is nog steeds niet aangebroken. Als gevolg van de op 1 juli j.l. aangenomen motie Dijksma zal de Tweede Kamer zich er naar verwachting pas eind 2004/begin 2005 over uitspreken. De Kamer wil bij de definitieve behandeling nog rekening kunnen houden met de aanbevelingen van de tijdelijke Commissie Infrastructuur die de grote werken als de HSL-Zuid en de Betuwelijn aan een evaluatie onderwerpt. Die commissie zal in de herfst rapporteren. Voor de minister is de motie aanleiding geweest de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst te verdagen. Met instemming van de Kamer vinden de voorbereidingen van het ZZL-project overigens normale voortgang .


2. De Tweede Kamer heeft via de motie Hofstra een belangwekkende uitspraak gedaan. In de motie is vastgelegd dat er geen onderscheid gemaakt moet worden tussen voorkeursopties en terugvalopties. De Intercity en de Hanzelijn+ -variant zullen parallel aan de prijsvraagprocedure voor de MZB en de HSL verder worden uitgewerkt. De minister heeft deze motie overgenomen, daarbij aantekenend dat aldus de vier varianten met elkaar vergeleken kunnen worden.

Op dat moment, in de actuele projectplanning is het dan februari 2006, is er duidelijkheid over de haalbaarheid van de prijsvraagvarianten, met name ook over de vraag of zij binnen de financiële randvoorwaarden gerealiseerd kunnen worden. Dat heeft het voordeel dat in dat stadium de bevolkingsraadpleging een uitspraak oplevert over reële alternatieven.


3. Over de positie van onze provincie in het project zijn in de statenvergadering van 30 juli jongstleden geen besluiten genomen. Er liggen er nog de nodige vragen over de mate waarin aan voorwaarden die door uw staten in moties zijn vastgelegd - en overigens ook door ons college aan de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst zijn gesteld - tegemoet gekomen kan worden.


4. Het organiseren van de bevolkingsraadpleging zoals die ons voor ogen staat, is een kostbare aangelegenheid. Er is een bedrag van circa E 300.000 mee gemoeid. Op zichzelf achten wij een uitgave van die orde voor een raadpleging over zo'n belangrijk onderwerp zeker verantwoord, maar dan moet een en ander wel onder optimale condities kunnen plaatsvinden. Wij vinden dat daar onder de gegeven omstandigheden onvoldoende sprake van is.


5. Vorenstaande overwegingen hebben ons bij nader inzien tot de conclusie gebracht dat de bevolkingsraadpleging beter verplaatst kan worden naar het moment dat er sprake is van duidelijkheid over de realiseringskansen van de verschillende uitvoeringsalternatieven van de Zuiderzeelijn

Het verplaatsen van de raadpleging naar een later moment in de procedure roept vanzelfsprekend opnieuw de vraag op of dan nog in vrijheid over het al dan niet voortzetten van deelname aan het project kan worden besloten. Niet alleen is dan samenwerkingsovereenkomst gesloten, ook is dan door de staten een besluit genomen over het Programma van Eisen. Uit recent overleg van de voorzitter van de Stuurgroep en het departement van V&W is komen vast te staan dat het go/nogo-moment Besluitvorming prijsvraag wél de ruimte biedt om alsnog uit het project te stappen op grond van de uitslag van de bevolkingsraadpleging. In de overeenkomst zelf zal dat nog tot uiting worden gebracht.

Om misverstanden te voorkomen: de regionale raadpleging die onderdeel uitmaakt van de projectprocedure m.b.t. de vaststelling van het Programma van Eisen, zal normaal voortgang vinden. Deze raadpleging (in de vorm van meedenkbijeenkomsten en een telefonische enquête, zal (anders dan de specifieke Friese enquête) geen betrekking hebben op voorkeur voor de verschillende varianten. Daar gaat het om de ontwerpeisen op punten als vervoer en ruimtelijke inpassing. Wij menen overigens dat een spoedige voortzetting van de statenbehandeling van de samenwerkingsovereenkomst Zuiderzeelijn uitermate gewenst is. Behalve de gemeenten Leeuwarden en Lelystad (waar de raadbehandeling in september zal plaatsvinden) hebben alle overige regionale partijen inmiddels ingestemd met de aangepaste overeenkomst. Wij begrijpen dat het voor de voortzetting van het overleg in uw staten noodzakelijk is dat er van de kant van ons college meer kan worden gezegd over de op 30 juni ingediende moties. Met het oog daarop hebben al de nodige stappen gezet richting voorzitter Stuurgroep en het rijk. Daarnaast ligt er duidelijk ook het een en ander "op het eigen bord". In een aanvulling op het statenvoorstel van juni zullen wij u zo spoedig mogelijk nader informeren. Wij hopen het overleg met uw staten al in september te kunnen voortzetten.

namens gedeputeerde staten van Fryslân,

drs. E.H.T.M. Nijpels

Commissaris van de Koningin in de provincie Fryslân

---- --