Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Sub-Sahara Afrika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- augustus 2004

Behandeld


- F.C. Haver Droeze


Kenmerk


- DAF/615/04

Telefoon


- 31+ (0)70 3484520


Blad


- 1/9

Fax


- 31+ (0)70 3486607


Bijlage(n)


- 1


- fc.haver-droeze@minbuza.nl


Betreft


- Situatie in Darfur

Graag - bieden wiju hierbij- , mede namens de minister van Defensie, een overzicht aan van de opstelling van de Nederlandse regering ten aanzien van de huidige situatie in Darfur. Deze brief dient tevens als antwoord op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Wilders en Szabó over de wenselijkheid van een internationale troepenmacht voor Darfur (ingezonden op 2 augustus 2004 met kenmerk 2030418990) en de vragen gesteld door het lid Fierens - - over de situatie in Darfur (ingezonden 4 augustus 2004 met kenmerk 2030419050)- - - .


- De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Regeringsstandpunt t.a.v. de crisis in Darfur-

1. Inleiding
De crisis in de Sudanese regio Darfur die gepaard is gegaan met tienduizenden doden onder de burgerbevolking, meer dan een miljoen vluchtelingen en ernstige mensenrechtenschendingen heeft de internationale gemeenschap en de Nederlandse regering geschokt.

Het besef dat een dergelijke humanitaire catastrofe niet kan worden getolereerd heeft het internationale overleg versneld. Onder druk van de internationale gemeenschap zijn zowel op het humanitaire als op het politieke vlak vorderingen geboekt maar van een definitieve keer ten goede kan zeker nog niet worden gesproken. Nederland heeft al in een vroeg stadium bij zowel de Sudanese regering als de internationale gemeenschap, in het bijzonder de Europese Unie en de VN, aan de alarmbel getrokken over de situatie in Darfur. Mede in haar capaciteit van EU-voorzitter, intensief bij die internationale inspanningen betrokken. Deze brief is bedoeld om het parlement op de hoogte te stellen van de inzet van de regering in de Darfur crisis, waarbij zowel aandacht wordt besteed aan de directe noodhulp als aan de inspanningen gericht op het bereiken van een politieke oplossing. De brief dient tevens als antwoord op vragen gesteld door de leden Wilders en Szabó over de wenselijkheid van een internationale troepenmacht voor Darfur (ingezonden 3 augustus 2004, kenmerk 2030418990) en de vragen gesteld door het lid Fierens over de situatie in Darfur (ingezonden 4 augustus 2004, kenmerk 2030419050).

De oplossing van het conflict tussen Noord en Zuid zal van groot belang zijn voor het verloop van de vredesonderhandelingen met betrekking tot Darfur. Nederland heeft zich zowel bilateraal als in EU-verband ingespannen om de ondertekening van het vredesakkoord van Naivasha tussen de regering en de zuidelijke verzetsbeweging SPLM te bespoedigen. Daartoe hebben in de afgelopen periode gesprekken plaatsgevonden met zowel de Sudanese regering als met vertegenwoordigers van de SPLM waaronder SPLM-leider J. Garang. De ondertekening van een alomvattend vredesakkoord tussen Noord en Zuid wordt in de nabije toekomst verwacht.


2. Achtergronden en actuele situatie
Verschillende oorzaken liggen ten grondslag aan het huidige conflict in Darfur. Als gevolg van droogteperiodes in de afgelopen decennia en uitbreiding van landbouwarealen zijn bestaande tegenstellingen tussen nomadische, Arabisch sprekende stammen afkomstig uit noord-Darfur en niet-Arabisch sprekende landbouwers die zuidelijker wonen, aangescherpt. Toegang tot land, voor landbouw, begrazing en bewatering, is hierbij de inzet van strijd. Een tweede oorzaak schuilt in de jarenlange verwaarlozing van de regio door de centrale regering. Dat is een voedingsbron voor rebellie tegen de regering in Khartoem, zoals dat ook geldt voor andere achtergestelde gebieden in Sudan. Begin 2003 begonnen de aan de niet-Arabisch sprekende bevolking verbonden verzetsbewegingen SLA en JEM gewapende acties tegen het centrale gezag in Darfur. De Sudanese autoriteiten reageerden hierop onder meer met luchtaanvallen en met het tolereren, dan wel ondersteunen van acties van de nomadische Janjaweed milities tegen de burgerbevolking, met verschrikkelijke gevolgen. Het aldus geëscaleerde conflict kent geen duidelijke religieuze dimensie: Darfur is geheel islamitisch. Wel lijkt verspreiding van het gebruik van de Arabische taal een motief in de huidige strijd te vormen. Hoe belangrijk dit motief is, blijft vooralsnog evenwel onduidelijk. De betekenis van het crisis beperkt zich bovendien niet tot de regio Darfur. Door etnische en politieke banden is er sprake van een uitstraling van het conflict naar de buurlanden, in het bijzonder Tsjaad.

De situatie in Darfur kan nog altijd als dramatisch worden omschreven. Tienduizenden burgers hebben reeds het leven verloren door de gewelddadigheden. Een veelvoud daarvan loopt het risico alsnog te sterven als gevolg van ondervoeding en ziekten. Meer dan een miljoen mensen zijn uit hun dorpen verdreven en in vluchtelingenkampen terechtgekomen, waaronder ongeveer 200.000 vluchtelingen in het naburige Tsjaad. Nog steeds wordt melding gemaakt van ernstige schendingen van mensenrechten, waaronder verkrachting op grote schaal, en het oplaaien van geweld tegen de bevolking. Ook worden er schendingen van het staakt-het-vuren door regering en rebellen gemeld.


3. Reactie van de internationale gemeenschap
Nederland is van begin af aan intensief betrokken geweest bij pogingen om een einde te maken aan het geweld in Darfur. De aandacht die Nederland en ook de EU als geheel bij herhaling aan het conflict hebben gegeven, heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat deze zich niet buiten het zicht van de internationale gemeenschap afspeelt. Vorig jaar bracht de minister van Ontwikkelingssamenwerking verschillende bezoeken aan Sudan waarbij de situatie in Darfur aan de orde werd gesteld. Begin dit jaar bezocht zij samen met de minister van Defensie Sudan, waarbij zij opnieuw indringend de toen al dramatische ontwikkelingen in Darfur aan de orde stelden (zie de brief aan de Tweede Kamer d.d. 27 februari 2004). Na dat overleg heeft de minister van Ontwikkelingssamenwerking contact opgenomen met de verzetsbewegingen die in Darfur opereren en hen aangespoord om actief mee te werken aan een politieke oplossing. Dat heeft mede geleid tot de eerste ronde van overleg over een staakt-het-vuren, waarbij de regering van Tsjaad een bemiddelende rol speelde, en in een later stadium tot de vredesbesprekingen in Addis Abeba onder bemiddeling van de Afrikaanse Unie. Het feit dat de Afrikaanse Unie van meet af aan verantwoordelijkheid heeft genomen voor het vinden van een oplossing vormde een belangrijk gegeven binnen dit politieke overleg. De AU schroomde daarbij niet stevige druk uit te oefenen op de Sudanese overheid. Nederland steunt de intensieve betrokkenheid van de Afrikaanse Unie en acht het van belang dat deze eerste praktische toepassing van de nieuwe Afrikaanse veiligheidsregelingen een succes wordt.

Nadat op 8 april 2004 in Tsjaad een staakt-het-vuren was overeengekomen tussen de Sudanese regering en de rebellen kwam de humanitaire hulp aanvankelijk moeizaam op gang. Tegenwerking door de Sudanese overheid bij verstrekking van visa en verlening van toegang tot Darfur aan humanitaire organisaties was daaraan debet. Ook werden noodzakelijke importen, zoals voedsel en medicijnen, aanvankelijk nodeloos opgehouden. Door de zware internationale druk is die situatie inmiddels verbeterd. Nederland gaf op 14 mei jl. de aanzet tot die internationale druk, door in Bern tijdens een donorvergadering met de Emergency Relief Co-ordinator van de VN, Jan Egeland, medewerking van de regering van Sudan tot voorwaarde te stellen voor doeltreffende hulpverlening en verdere donorbijdragen. Nederland baseerde zich daarbij op het internationaal humanitair recht. Die eis van Nederland is tijdens de donorconferentie Sudan, op 3 juni jl., herhaald. Gesteld werd dat ongehinderde toegang van hulpverleners tot de slachtoffers een absolute voorwaarde is voor doeltreffend humanitair optreden. De noodhulp-operatie kwam weliswaar op gang, maar werd ernstig belemmerd door aanzienlijke logistieke en financiële problemen. Daarnaast bracht ook het ontbreken van een duidelijke verbetering in de veiligheidssituatie de hulpoperatie in gevaar. Aangezien de Sudanese overheid verantwoordelijk is voor de veiligheid in het gebied en voor het welzijn van de eigen bevolking werd het noodzakelijk maximale internationale druk op de autoriteiten uit te oefenen om slagvaardiger op te treden en de veiligheid te garanderen.

Deze druk kwam met name tot uitdrukking toen eind juni 2004 zowel de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Powell als de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan een bezoek brachten aan het gebied. Secretaris-Generaal Annan was in het gezelschap van zijn zojuist benoemde speciale vertegenwoordiger voor Sudan, Jan Pronk. De Amerikaanse minister Powell wist een aantal toezeggingen van de Sudanese autoriteiten te verkrijgen voor acties die onmiddellijk dan wel binnen enkele weken zouden moeten worden genomen. De gesprekken tussen de Sudanese autoriteiten en de SGVN resulteerden in een gezamenlijk communiqué gedateerd 3 juli 2004 waarin een aantal acties van Sudanese zijde werd toegezegd. Belangrijke onderdelen zijn de onmiddellijke ontwapening en demobilisatie van de beruchte Janjaweed milities, de inzet van politie om de veiligheid van burgers te waarborgen, en ongehinderde humanitaire toegang tot Darfur. Veel van deze afspraken met de VN zijn een afgeleide van de staakt-het-vuren overeenkomst die op 8 april j.l. onder bemiddeling van AU en EU in Tsjaad tot stand was gekomen. Dat Sudan door de VN drie maanden werd geboden voor een aantal aspecten van de toegang voor humanitaire hulpverlening laat geheel onverlet dat op zeer korte termijn zichtbare vooruitgang op alle in het communiqué genoemde terreinen werd vereist.

Het toezicht op de uitvoering van de afspraken in het communiqué werd opgedragen aan een 'Joint Implementation Mechanism'(JIM), een regelmatig overleg onder co-voorzitterschap van de Sudanese overheid en de VN, waarin ook de belangrijkste bilaterale donoren in Khartoem, waaronder Nederland, en ook de EU zijn vertegenwoordigd. Dit JIM is inmiddels tweemaal bijeengekomen en heeft over de voortgang gerapporteerd. Na de eerste bijeenkomst moesten allen behalve de Sudanese overheid constateren dat op het cruciale terrein van de veiligheid volstrekt onvoldoende vooruitgang was geboekt. Na de bijeenkomst van 2 augustus stelde het JIM op basis van een eigen veldonderzoek dat er sprake was van enige verbetering van de veiligheidssituatie in de vluchtelingenkampen. Vrijwillige terugkeer wordt echter belemmerd door het feit dat de vluchtelingen de veiligheid buiten de kampen onvoldoende achten. De Sudanese regering heeft 8.000 man politie naar het gebied gestuurd en nog tenminste 4.000 man zullen volgen, maar deze politie wordt door de bevolking niet vertrouwd. Met het aanpakken van de Janjaweed lijkt de Sudanese overheid nog steeds weinig voortgang te hebben gemaakt. Besprekingen tussen de Sudanese autoriteiten en de VN om te bezien hoe het veiligheidsprobleem op korte termijn beter kan worden aangepakt hebben op 8 augustus j.l. een actieplan opgeleverd waarin o.a. stappen worden vastgelegd gericht op de bescherming van geselecteerde veilige gebieden en de inlevering van wapens.

Nederland heeft als EU-voorzitter de afgelopen weken het initiatief genomen om ook de Europese druk op de partijen in Sudan te verhogen. Op de AU-top te Addis Abeba op 6 juli jl. overlegde de minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Sudanese minister van Buitenlandse Zaken Ismail en de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN over de urgent te treffen maatregelen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking sprak hierover eveneens telefonisch met Secretaris-Generaal Annan, terwijl de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in Den Haag overlegden met de speciale vertegenwoordiger Pronk over de manier waarop het conflict in Darfur dient te worden aangepakt. Op 24 juli spraken de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Sudanese minister van Buitenlandse Zaken, Ismail. In twee scherp geformuleerde Raadsconclusies over Darfur werd de druk op Sudan hoog gehouden. Daarin wordt het sanctiewapen nadrukkelijk op tafel gelegd. De regering is bereid het initiatief te nemen om de druk van de EU verder op te voeren indien dat noodzakelijk is. De regering houdt voortdurend contact met de Europese partners over eventuele aanvullende maatregelen. In al haar acties opereert de EU in nauwe samenwerking met de AU, de VN en de VS.

Intussen is in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 30 juli een breed gesteunde resolutie aangenomen (resolutie 1556) met twee onthoudingen (China en Pakistan). De resolutie geeft Sudan 30 dagen de tijd om vooruitgang te boeken met de afspraken opgenomen in het communiqué van 3 juli en spreekt bij onvoldoende vooruitgang van maatregelen onder artikel 41. Dit houdt in dat bij onvoldoende Sudanese medewerking maatregelen kunnen worden getroffen in de sfeer van onder meer economische sancties. Militair ingrijpen valt niet onder deze maatregelen. Zowel de VS als de EU kennen al een wapenembargo tegen Sudan. Uitbreiding van dit embargo op mondiale schaal via een resolutie van de Veiligheidsraad en gerichte sancties tegen individuele personen behoren tot de mogelijkheden.

De recente ontwikkelingen hebben ook geleid tot discussies over de mogelijkheid en wenselijkheid van een militaire interventie in Darfur. Voor het zenden van een interventiemacht is instemming van de Sudanese regering nodig en zo dit laatste niet het geval is, een resolutie van de Veiligheidsraad. Met name binnen de AU wordt verder gesproken over een grotere AU-troepenmacht in Darfur dan de nu voorziene 300. De Sudanse regering heeft zich echter gekeerd tegen de inzet van een grootschalige buitenlandse troepenmacht. In de Veiligheidsraad is de mogelijkheid van de militaire interventie onder hoofdstuk VII tot nu toe niet aan de orde geweest. Mede naar aanleiding van de constatering van het Joint Implementation Mechanism van een lichte vooruitgang van de veiligheidssituatie en de naar aanleiding daarvan met de VN op 8 augustus overeengekomen maatregelen in het actieplan, gaat de aandacht vooralsnog uit naar versterking van de beschermingsmacht van de Afrikaanse Unie, die als hoofdtaak heeft het beschermen van de internationale waarnemers die in Darfur werkzaam zijn.

Een eventuele militaire interventie wordt regelmatig in verband gebracht met de toepassing van het begrip genocide voor de gebeurtenissen in Darfur. Over de vraag of in het geval van Darfur gesproken moet worden van genocide bestaat internationaal op dit moment geen overeenstemming. De AU heeft gesteld dat er geen sprake is van genocide in Sudan. Het Amerikaanse Congres heeft daarentegen in een resolutie de gebeurtenissen in Darfur als genocide bestempeld. De Amerikaanse regering heeft de zaak nog in onderzoek. De VN heeft recent de heer Mendez als speciale gezant aangesteld voor de voorkoming van genocide. Ook hij zal naar de vraag of er van genocide sprake is onderzoek doen. Daarnaast is het van belang dat de Sudanese regering haar volledige medewerking verleent aan het onderzoek dat de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN verricht naar de schendingen van de mensenrechten in Darfur. Zoals de regering reeds eerder stelde in haar antwoord van 20 juli 2004 op vragen van de kamerleden Wilders, Szabó en Hirsi Ali, staat de urgentie van actie door de internationale gemeenschap echter los van de vaststelling van de juridische terminologie.


4. Humanitaire hulpoperatie
De humanitaire hulpoperatie is inmiddels op gang gekomen. Het is echter moeilijk alle getroffen burgers daadwerkelijk te bereiken. Niet alle gebieden zijn veilig voor hulpverleners en bovendien maakt de komst van het regenseizoen wegen slecht begaanbaar. Het Wereldvoedselprogramma is daarom begonnen met distributie van voedselhulp door de lucht. In totaal heeft de internationale gemeenschap tot nu toe $ 337 miljoen bijgedragen aan de hulpoperaties in Darfur en het naburige Tsjaad, waarvan $ 162 miljoen via de Verenigde Naties. Er blijven echter aanzienlijke tekorten. Secretaris-Generaal Annan schatte in een recente brief aan de Minister President het acute financiële tekort voor de VN-hulpoperaties op $ 110 miljoen. De VN is doende de schatting van benodigde middelen bij te stellen in het licht van de verbeterde toegang tot het gebied.

De Europese Raad heeft in haar conclusies van 12 juli j.l. een krachtige oproep gedaan om de hulpverlening op te voeren. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft op 9 juli in een persoonlijke brief haar Europese collega's benaderd om te pleiten voor een verhoging van hun bijdragen. De EU (Commissie en lidstaten) is verreweg de grootste donor in Sudan. Europese landen hebben tot nu toe ca. 290 miljoen euro ter beschikking gesteld voor humanitaire hulp en ondersteuning van de Afrikaanse Unie bij haar waarnemingstaken.

In totaal heeft de Nederlandse regering in de afgelopen maanden voor humanitaire hulp in Darfur en het naburige Tsjaad ca. 30 miljoen euro ter beschikking gesteld en is daarmee de tweede donor onder de EU-lidstaten. Uit het Stabiliteitsfonds is 700.000 euro aangewend ter ondersteuning van de waarnemingsmissie van de AU, waaronder de inzet van Nederlandse waarnemers en het vervoer van troepen van de AU-beschermingsmacht. De actie van de Samenwerkende Hulporganisaties via giro 555 heeft tot op heden 11 miljoen euro opgeleverd, waaronder een bijdrage van de Nederlandse regering van 5 miljoen euro.


5. Een blijvende oplossing voor het conflict
Een einde aan de humanitaire tragedie en de terugkeer naar een normaal leven voor de inwoners van Darfur zal slechts mogelijk zijn indien een politieke oplossing voor het conflict wordt gevonden. Een sleutelrol kan hierbij worden vervuld door de Afrikaanse Unie.

Zoals vermeld kwamen op 8 april 2004 de Sudanese overheid en de rebellenbewegingen SLA en JEM een staakt-het-vuren overeen, waarbij de Afrikaanse Unie, EU en de VS als waarnemers optraden. Onder leiding van de Afrikaanse Unie houdt een waarnemersmissie, de Cease Fire Commission (CFC), toezicht op dit bestand, waarbij de EU een belangrijke ondersteunende rol speelt door het leveren van financiering uit de speciale vredesfaciliteit van de Unie en waarnemers. Ook Nederland draagt substantieel bij, onder meer door financiering van drie helikopters voor de duur van drie maanden en het ter beschikking stellen van twee waarnemers. De CFC rapporteert aan een Joint Commission waarin de EU vertegenwoordigt is.

Tijdens de top van de Afrikaanse Unie van 6 juli werd besloten aan de waarnemersmissie een militaire beschermingsmacht van ongeveer 300 man toe te voegen, bestaande uit militairen uit Nigeria en Rwanda. Nederland heeft toegezegd het luchttransport van troepen van de beschermingsmacht naar Sudan mede te zullen verzorgen en financieren. De EU onderzoekt samen met de AU hoe de waarnemersmissie verder versterkt kan worden. Daartoe heeft een expertmissie van de EU begin augustus het gebied bezocht. Met de AU is een operationeel plan opgesteld voor de inzet van de beschermingsmissie en de logistieke ondersteuning vanuit Europa. Ook is gesproken over de mogelijke technische ondersteuning door de EU van de politie in Darfur.

Het bestand zal tenslotte vervangen moeten worden door een vredesregeling. Politieke besprekingen over een dergelijke regeling zijn onder leiding van de Afrikaanse Unie op 15 juli in Addis Abeba gestart. Nederland en het Raadssecrtariaat waren daarbij aanwezig namens de Europese Unie. De besprekingen kenden een moeizame start: de verzetsbewegingen, waarvan de leiders niet aanwezig waren, overlegden een lijst met eisen waaraan de regering van Sudan diende te voldoen alvorens zij in directe onderhandelingen met de regering wensten te treden. De betreffende lijst kwam in grote lijnen overeen met de eisen die de internationale gemeenschap eerder aan de Sudanese overheid had gesteld. Zowel de EU als de VN hebben er bij de rebellen op aangedrongen zich daadwerkelijk in te zetten voor een vredesregeling en zich te onthouden van activiteiten die het politieke proces kunnen verstoren. De Veiligheidsraad heeft de verzetsbewegingen opgeroepen het staakt-het-vuren te respecteren, onmiddellijk gewelddadigheden te staken en vredesoverleg zonder voorafgaande eisen te starten. Na de bijeenkomst in Addis Abeba, heeft op 22 juli in Genève vervolgoverleg plaatsgevonden tussen het bemiddelingsteam van de Afrikaanse Unie onder leiding van de voormalige Eerste Minister van Niger, Al Algabit, en de verzetsbewegingen om tot afspraken te komen over vervolg van de onderhandelingen. Nederland en het Raadssecretariaat waren ook hierbij namens de Europese Unie aanwezig. Naar verwachting zal op korte termijn een nieuwe onderhandelingsronde van start gaan, gebaseerd op afspraken tussen de strijdende partijen over een Declaration of Principles en een vervolgtraject. Voor het vervolgtraject zal de mate waarin de Sudanese overheid zich zal houden aan de afspraken over het vergroten van de veiligheid in Darfur en het aanpakken van de Janjaweed milities een belangrijke rol spelen.

Het is zaak dat de internationale gemeenschap de regering, zoals ook de rebellen, houdt aan de verplichtingen die op haar rusten. Daarbij moet de dialoog met de regering worden voortgezet en tijdig ingespeeld worden op positieve signalen die vanuit regeringskringen komen. Ook met de rebellenbewegingen worden de contacten voortgezet.

Het vinden van een uiteindelijke oplossing voor het conflict in Darfur kan niet los worden gezien van een alomvattende vredesregeling voor het Noord-Zuid conflict in Sudan. De vredesonderhandelingen tussen Noord en Zuid zijn de laatste fase in gegaan. Naar verwachting zal een alomvattend vredesakkoord spoedig gesloten geworden. Die vrede kan door de gebeurtenissen in Darfur in gevaar worden gebracht. De oplossingen die voor het Noord-Zuid conflict zijn gevonden zullen mede richtinggevend zijn voor het vinden van een blijvende oplossing van het regionale conflict in Darfur.

Het bieden van perspectief aan de bevolking in Darfur kan evenzeer bijdragen aan het bereiken van een blijvende vrede. Bij het zoeken naar oplossingen zal aandacht moeten worden besteed aan de diepere oorzaken van het geweld in Darfur. De eenzijdige beeldvorming van een conflict tussen Arabieren en Afrikanen dreigt het zicht op het geheel aan oorzaken te belemmeren. Etnische en religieuze factoren alleen kunnen de crisis in Darfur niet verklaren. Zoals gezegd liggen verwaarlozing en het gebrek aan perspectief op een betere toekomst, net als in het geval van het Noord-Zuid conflict, mede ten grondslag aan de opstand in Darfur tegen het centrale gezag. In dat licht heeft Nederland het initiatief genomen om nu reeds na te denken over de wederopbouw van Darfur en betrokken donoren in een vroeg stadium samen te brengen in een 'Friends of Darfur' overlegforum. De belangrijkste donoren die actief zijn in Sudan zullen daarbij worden betrokken. Hiermee kan worden voorkomen dat er een hiaat ontstaat tussen de periode waarin op grote schaal humanitaire hulp wordt geboden en de eerste stappen op weg naar herstel en wederopbouw nadat een vredesregeling hiertoe de voorwaarden heeft geschapen. Om onze langere termijn inzet voor het gebied te tonen is door Nederland een bedrag van 100 miljoen euro voor de wederopbouw toegezegd, in eerste instantie ten behoeve van Darfur, maar eventueel ook voor andere achtergebleven delen van Sudan. Het geld komt slechts ter beschikking als de huidige crisissituatie in Darfur is opgelost en een alomvattende vredesregeling voor Sudan tot stand is gekomen. Langs welke kanalen het geld zal worden ingezet zal op dat moment kunnen worden bepaald. Beslissend zal zijn of de middelen daadwerkelijk ten goede komen aan de getroffen bevolking in Darfur. Het staat dus ook nog niet vast dat de middelen via de centrale Sudanese overheid zullen worden geleid. De voorwaardelijke terbeschikkingstelling kan zeker niet worden uitgelegd als steun aan de huidige regering van Sudan, die immers verantwoordelijkheid draagt voor het geweld in Darfur en zich weinig inspanningen getroost voor de ontwikkeling van achtergebleven regio's zoals Darfur. Het vooruitzicht van internationale steun bij een vredesregeling kan een stimulans bieden voor de gematigde krachten binnen de Sudanese samenleving. Hierbij moet worden bedacht dat de samenstelling van de Sudanese regering na het totstandkomen van de Noord-Zuid vredesregeling aanzienlijk zal veranderen. De regering zal in elk geval geen geld ter beschikking stellen aan een Sudanese overheid die niet volledig is gecommitteerd aan het bereiken van vrede en ontwikkeling in Darfur.


6. Volgende stappen
Met het geheel van de maatregelen die nu door de internationale gemeenschap zijn getroffen is grote druk gezet op de regering in Khartoem om te komen tot een spoedige verbetering van de situatie in Darfur. De beperkte verbeteringen die tot nu toe zijn vastgesteld door het Joint Implementation Mechanism geven geen aanleiding die druk te verminderen. De nog steeds zeer ernstige situatie en het risico van een terugval vereisen dat wij betrokken blijven bij de uitvoering van de toezeggingen en de ontwikkelingen van dag tot dag blijven volgen. Indien nodig zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. In EU-kader is besloten dat ook in augustus via ingelaste bijeenkomsten wekelijks de situatie in Darfur zal worden besproken.

Centrale aandachtspunten zijn daarbij op dit moment:


- de voortgang van de politieke onderhandelingen tussen verzetsbewegingen en regering (in aanwezigheid van onder meer de EU);
- het ondersteunen van de activiteiten van de Cease Fire Commission en het bemiddelingsteam van de AU;
- het monitoren van de afspraken met de VS via het Joint Implementation Mechanism;
- het opstellen van een lijst van Janjaweed leiders die betrokken zouden zijn bij oorlogsmisdaden;
- de versterking van de huidige AU waarnemingsmissie;
- uitbreiding van de humanitaire hulp.De regering zal de Kamer regelmatig op de hoogte houden van de ontwikkelingen in Darfur en van de inspanningen van Nederland en de EU op dit punt.

===