Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag


- Directie Verenigde Naties & Internationale Financiële Instellingen

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 16 augustus 2004

Behandeld

DVF-PJ


Kenmerk


- DVF/PJ-110/04

Telefoon


- 5110


Blad


- 1/4

Fax


- 4817


Bijlage(n)


- 1


- marwienke.tillema@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lid Wilders over het Nederlands stemgedrag in de AVVN inzake de resolutie over de Israëlische veiligheidsbarrière.


-

Graag - bied ik u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door- - het lid Wilders over het Nederlands stemgedrag in de AVVN inzake de resolutie over de Israëlische - veiligheidsbarrière. Deze vragen werden ingezonden op - 22 juli met kenmerk - 2030418460.


- De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Wilders (VVD) over het Nederlands stemgedrag in de AVVN inzake de resolutie over de Israëlische veiligheidsbarrière.

Vraag 1

Hebben Nederland en de Europese Unie de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) over de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over de Israëlische veiligheidsbarrière ondersteund met het oog op consensus? Staat in deze resolutie dat Israël moet voldoen aan het advies van het Internationaal Gerechtshof en de bouw van de veiligheidsbarrière onmiddellijk moet staken?

Antwoord

De positie van Nederland en de Europese Unie als geheel met betrekking tot de bouw van de veiligheidsbarrière wordt duidelijk verwoord in de door de EU tijdens de Tiende Spoedzitting van de AVVN ingediende resolutie nr ES/10-10 van oktober 2003. In deze resolutie wordt Israël opgeroepen "to stop and reverse" de bouw van deze barrière waar deze afwijkt van de Groene Lijn. In de resolutie, die op 20 juli jl. door de AVVN werd aangenomen naar aanleiding van het advies van het Internationaal Gerechtshof, wordt dit herbevestigd. Het streven naar consensus was niet van doorslaggevende aard voor het stemgedrag. Dit werd ingegeven door de inhoud van de resolutie zelf, nadat deze door de indieners na uitgebreide onderhandelingen met de Europese Unie was aangepast.

Vraag 2

Deelt u nog steeds de mening dat een oplossing van het probleem aangaande het veiligheidshek niet in de rechtbank of opnieuw de VN maar aan de onderhandelingstafel moet worden gevonden?

Antwoord -
Ik ben inderdaad van mening dat het politieke proces de weg is om een oplossing van het conflict te bereiken. Het belang van de hervatting van het politieke proces en van de uitvoering van de routekaart in samenwerking met het Kwartet is dan ook op uitdrukkelijk verzoek van de Europese Unie in de AVVN-resolutie opgenomen. Ook in de stemverklaring van de EU is dit nogmaals onderstreept.

Vraag 3

Herinnert u zich de op 5 februari 2004 door u gedane uitspraak dat een adviesuitspraak van het Internationaal Gerechtshof ongewenst is, en dat het hof geen politiek instrument mag worden? 1)

Antwoord -
Ja, ik herinner mij deze uitspraak. Omdat de EU het politieke proces als de weg ziet naar vrede, zag de EU geen toegevoegde waarde in een adviesaanvraag aan het Hof. Echter, de Algemene Vergadering heeft gebruik gemaakt van haar recht om een adviesaanvraag voor te leggen aan het Hof. Nu het Hof een advies heeft uitgebracht acht ik het uit respect voor het Hof van belang dat dit advies serieus wordt bejegend.

Vraag 4

Betekent steun van Nederland voor deze resolutie dat u de politisering van het Hof toestaat en politiek gebruik van het Hof sanctioneert?

Antwoord -
Neen. In de resolutie wordt een onderscheid gemaakt tussen het juridisch advies van het Hof en het politieke proces middels de 'routekaart'.

Vraag 5

Hoe rijmt u het stemgedrag van Nederland en de Europese Unie over de resolutie met uw eerdere uitspraken hierover? 1) Deelt u de mening dat hier nogal veel licht tussen zit? Hoe verklaart u deze inconsistentie?

Antwoord -
Zoals uit de antwoorden op de vragen 1 tot en met 4 moge blijken is geen sprake van inconsistentie.


1) Handelingen TK, nr 48-p. 3285, 5 februari 2004

===