Ministerie van Buitenlandse Zaken

over de vermeeden relatie tussen Iran en Al Qaeda naar aanleiding van het Amerikaanse 9/11 rapport

Beantwoording kamervragen over de vermeeden relatie tussen Iran en Al Qaeda naar aanleiding van het Amerikaanse 9/11 rapport

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Politieke Zaken

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061


2500 EB Den Haag

Datum


17 augustus 2004

Behandeld

Wouter Jurgens

Kenmerk

DPZ-346/04

Telefoon


+31-(0)70-3486164

Blad


1/1

Fax


+31-(0)70-348 4638

Bijlage(n)


1

wouter.jurgens@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van het lidWilders over de vermeende relatie tussen Iran en Al Qaeda naar aanleiding van het Amerikaanse 9/11 rapport

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Wilders over de vermeende relatie tussen Iran en Al Qaeda naar aanleiding van het Amerikaanse 9/11 rapport. Deze vragen werden ingezonden op 26 juli 2004 met kenmerk 2030418590.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Wilders (VVD) over de vermeende relatie tussen Iran en Al Qaeda naar aanleiding van het Amerikaanse 9/11 rapport.

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten "9/11 Panel Links Al Qaeda, Iran", "9/11 Commission Finds Ties Between al-Qaeda and Iran", "Iran was basis voor Al Qaeda", en "'9/11'-commissie wijst richting Iran"? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Hoe schat u de contacten tussen Iran en Al Qaeda in? Is er daadwerkelijk sprake van een samenwerking tussen de Iraanse inlichtingendiensten, Iraanse douane en het Al Qaeda netwerk? Is er ook sprake van een samenwerkingsverband tussen de door Iran gesteunde terroristische organisatie Hezbollah en Al Qaeda? Zo ja, deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is?

Antwoord

De regering heeft geen inzicht in de precieze banden tussen Al Qaida en Iran. Wel heeft Iran zelf herhaaldelijk aangegeven dat personen die verdacht worden banden te hebben met Al Qaida onder huisarrest worden gehouden. De regering heeft geen informatie over banden tussen Al Qaida en Hezbollah. Er bestaat overigens, zoals bekend, reeds lang zorgen over de opstelling van Iran in de strijd tegen het terrorisme. Dit is, naast proliferatie, mensenrechten en de opstelling in het Midden-Oosten vredesproces, één van de zorgpunten van de Europese Unie ten aanzien van Iran. De EU spreekt Iran hierop aan en heeft bepaald dat zij voor ontwikkeling van de relaties tussen EU en Iran, waaronder ook de onderhandelingen over een Handels- en Samenwerkingsakkoord, voortgang op deze vier zorgpunten verwacht.

Vraag 3

Wanneer zal het eerder door een Kamermeerderheid bepleite verbod op de politieke tak van de terroristische organisatie Hezbollah nu eindelijk verwezenlijkt worden, gelet op het feit dat u reeds in december 2003 aangaf dit te zullen onderzoeken? 2)

Antwoord

De regering heeft de Kamer toegezegd om de inlichtingendiensten een nader onderzoek in te laten stellen naar de relatie tussen de politieke en terroristische takken van Hezbollah. Zodra dit onderzoek gereed is, zal de regering de Kamer aangeven welke beleidsconsequenties zij aan de uitkomsten hiervan verbindt.

Vraag 4

Is het waar dat Iran een deel van het leiderschap van Al Qaeda herbergt, onder wie een van de zonen van Osama Bin Laden? Waarom heeft Iran deze individuen niet uitgeleverd aan de Verenigde Staten? Deelt u de mening dat, indien dit waar is, dit onacceptabel is?

Vraag 5.

Bent u bereid, indien de in de vorige vragen gestelde informatie juist is, op korte termijn als voorzitter van de Europese Unie Iran op krachtige wijze op diplomatiek en politiek niveau deelgenoot te maken van het feit dat u de contacten tussen Iran en Al Qaeda onaanvaardbaar vindt? Welke consequenties moet een en ander naar uw mening hebben voor de relatie tussen Nederland, respectievelijk de Europese Unie, en Iran?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 2.


1) Washington Post 26 juni jl., Time 16 juli jl., Financieel Dagblad
20 juli jl., Trouw 21 juli jl.


2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2003-2004, pagina 2727