Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AQ7017 Zaaknr: AWB 04/3468 WET


Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 17-08-2004
Datum publicatie: 18-08-2004
Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig Soort procedure: voorlopige voorzieningen

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
Voorlopige voorzieningen

UITSPRAAK

in het geding met reg. nr. AWB 04/3468 WET

van de stichting "Women on Waves", gevestigd te Amsterdam, verzoekster,
vertegenwoordigd door R.J. Gomperts en mr. E. Swaab,

tegen:

de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zetelend te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. C. Velink en mr. A.C. de Die.


1. PROCESVERLOOP

De voorzieningenrechter (hierna: de rechter) heeft op 27 juli 2004 een verzoek ontvangen een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster eveneens op 27 juli 2004 ingestelde beroep tegen het besluit van verweerder van 9 juli 2004 (hierna: het bestreden besluit).

Het verzoek is behandeld ter zitting op 13 augustus 2004, alwaar het onderzoek is gesloten.


2. OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.

Verzoekster heeft als doel diensten te verstrekken op met name het gebied van de reproductieve gezondheid inclusief onder meer abortus, overtijdbehandeling en voorlichting om een goede hulpverlening en de rechten daarop te bevorderen. Hiertoe heeft zij een mobiele gynaecologische unit ontwikkeld. Deze mobiele behandelkamer kan op een schip of vrachtwagen worden geplaatst. Met het schip of de vrachtwagen kan de mobiele unit worden verplaatst binnen en buiten Nederland met de bedoeling ter plaatse, eventueel buiten de territoriale grenzen, activiteiten te ontwikkelen die het doel van de stichting met zich brengt, waaronder het verstrekken van informatie en voorlichting, het voeren van `public awareness' campagnes, het verstrekken van contraceptiva en het verlenen van hulp bij abortus.

Op 25 april 2001 heeft verzoekster bij verweerder een aanvraag ingediend voor een vergunning als bedoeld in de Wet afbreking zwangerschap (Waz) voor een kliniek op een onder Nederlandse vlag varend schip. Bij besluit van 7 februari 2002 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De door verzoekster tegen dit besluit gemaakte bezwaren zijn bij besluit van 27 juni 2002 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 juni 2004 heeft deze rechtbank het daartegen door verzoekster ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 27 juni 2002 vernietigd.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekster alsnog een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Waz verleend voor het verrichten van behandelingen gericht op het afbreken van zwangerschap met de beperking dat deze behandelingen uitsluitend in een mobiele behandelkliniek mogen worden verricht, indien deze zich bevindt binnen een straal van 25 kilometer van het Slotervaartziekenhuis te Amsterdam.

Verzoekster heeft aangevoerd dat deze beperking ertoe leidt dat feitelijk sprake is van een weigering van de vergunning. Verder heeft zij betoogd dat deze beperking in strijd is met de Waz en met de overwegingen van deze rechtbank in haar uitspraak van 1 juni 2004. Nu verweerder geen hoger beroep tegen deze uitspraak heeft ingesteld, moet volgens verzoekster worden uitgegaan van de hierin door de rechtbank gebezigde overwegingen.

In verband met een voorgenomen reis eind augustus 2004 naar een land waar abortus is verboden, heeft verzoekster de rechter gevraagd om de beperking dat behandelingen uitsluitend mogen worden verricht indien de mobiele kliniek zich bevindt binnen een straal van 25 kilometer van het Slotervaartziekenhuis te Amsterdam, bij wege van voorlopige voorziening te schorsen.

Ingevolge artikel 2 van de Waz mag een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, slechts worden verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door de Minister vergunning tot het verrichten van dergelijke behandelingen is verleend.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, onder c, van de Waz wordt de vergunning ten aanzien van een kliniek overigens slechts verleend indien de kliniek bij de behandeling van de afbreking van zwangerschappen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels samenwerkt met een of meer ziekenhuizen.

Ingevolge artikel 18, eerste lid, van het Besluit afbreking zwangerschap (hierna: het Baz) dient tussen het bestuur van de kliniek en het bestuur van een ziekenhuis in de omgeving van de kliniek een samenwerkingsovereenkomst te zijn gesloten. Ingevolge het tweede lid van dit artikel strekt de overeenkomst in ieder geval tot het verlenen van hulp vanwege het ziekenhuis aan en ten behoeve van patiënten van de kliniek, op verzoek van de arts die in de kliniek een behandeling verricht. Die hulp omvat in ieder geval diagnostische en therapeutische consultatie van aan het ziekenhuis verbonden medische specialisten.

In geschil is de uitleg van de zinsnede "een ziekenhuis in de omgeving van de kliniek" in artikel 18, eerste lid, van het Baz. Naar het voorlopig oordeel van de rechter komt verweerder daarbij beoordelingsvrijheid toe. De rechter vindt hiervoor steun in de Nota van Toelichting bij het Baz waarin staat dat in het kader van vergunningverlening van geval tot geval zal worden bezien of de afstand tussen een ziekenhuis en de desbetreffende kliniek aanvaarbaar is. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een afstand van meer dan 25 kilometer tussen de mobiele kliniek en het Slotervaartziekenhuis niet aanvaardbaar is.

Een zwangerschapsafbreking is een medische ingreep waarbij zich complicaties kunnen voordoen. Weliswaar kan consultatie van medisch specialisten thans grotendeels middels moderne communicatiemiddelen als bijvoorbeeld mobiele en satelliet telefoon plaatsvinden, maar de rechter sluit niet uit dat ook fysieke consultatie in voorkomende gevallen nodig en gewenst kan zijn. Dit en de wettelijke plicht tot het verlenen van nazorg in aanmerking genomen, is de rechter voorshands niet van oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een afstand van meer dan 25 kilometer tussen de mobiele kliniek en het Slotervaartziekenhuis niet aanvaardbaar is. Eerst de rechtbank zal bij de behandeling van het beroep echter een oordeel kunnen geven of verweerder met het opnemen van deze beperking is gebleven binnen de grenzen van artikel 18, eerste en tweede lid, van het Baz in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder c, van de Waz.

In afwachting van de bodemprocedure staat het belang van verweerder als vergunningverlener tegenover het belang van verzoekster om in afwachting van de bodemuitspraak te worden behandeld als ware zij in het bezit van een vergunning zonder dat daaraan enige beperking is verbonden.

De rechter neemt bij deze belangenafweging in ogenschouw dat verzoekster tot op heden niet in het bezit is geweest van een dergelijke vergunning. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin verzoekster activiteiten die zij voorheen wel kon uitvoeren, nu moet staken. Hoewel de rechter begrijpt dat verzoekster de nodige investeringen heeft moeten doen om een kliniek op een boot te realiseren en dat de voor eind augustus voorgenomen reis veel voorbereidingstijd heeft gevergd, komt aan deze omstandigheden geen doorslaggevend gewicht toe. Evenmin kan doorslaggevend gewicht worden toegekend aan de omstandigheid dat in het land van bestemming een groep vrouwen teleurgesteld zal zijn, indien verzoekster niet de door hen gewenste abortus kan verrichten. De rechter neemt bij zijn afwegingen verder in aanmerking dat is gebleken dat verzoekster ook zonder dat zij beschikt over de vergunning in de vorm die zij wenst, voornemens is eind augustus uit te varen en dat zij haar activiteiten, behoudens het verrichten van abortussen, in het land van bestemming kan ontplooien. Zo zijn er voor verzoekster geen belemmeringen om buiten de territoriale wateren aan boord zogeheten overtijdbehandelingen uit te voeren. Evenmin wordt zij door de vergunning zoals die is verleend, belemmert in haar activiteiten op het gebied van voorlichting en het ondersteunen van vrouwenorganisaties in het desbetreffende land.

Gelet op het voorgaande ziet de rechter bij afweging van de betrokken belangen geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.

Voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder bestaat geen aanleiding. Er is evenmin aanleiding om, zoals ter zitting is verzocht, verzoekster te veroordelen in de door verweerder gemaakte proceskosten.

3. BESLISSING

De voorzieningenrechter:


- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.

Gewezen door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van B.O. Schaafsma, griffier, en openbaar gemaakt op:

De griffier, De voorzieningenrechter,

Afschrift verzonden op:
Coll.
DOC: B