Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo

Juni 2004

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken Den Haag 070-348 5964 23 augustus 2004

1 Inleiding

In dit algemene ambtsbericht wordt de situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC) beschreven voor zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit de DRC en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Congolese asielzoekers. Dit algemeen ambtsbericht vormt een aanvulling op en een actualisering van de ambtsberichten over de situatie in de DRC van 3 juni 2003 en van 20 januari 2004. Dit ambtsbericht beslaat de periode januari tot en met juni 2004. Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio en in Europese landen aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. Waar in dit ambtsbericht wordt verwezen naar openbare bronnen, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke wijze is ingewonnen. In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente politieke ontwikkelingen en wordt een beschrijving gegeven van de veiligheidssituatie. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een overzicht van de recente geschiedenis. In hoofdstuk drie zijn relevante ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten opgenomen. In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en vluchtelingen in de regio aan de orde, evenals het beleid van een aantal Europese landen inzake asielzoekers uit de DRC en activiteiten van internationale organisaties. Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

2 Landeninformatie 2.1 Basisgegevens 2.1.1 Land en Volk De Democratische Republiek Congo (DRC) is na Sudan het grootste land in Afrika ten zuiden van de Sahara. De buurlanden zijn de Republiek Congo (Brazzaville), de Centraal Afrikaanse Republiek, Sudan, Uganda, Rwanda, Burundi, Tanzania, Zambia en Angola. De kustlijn bedraagt 37 kilometer. Het land heeft een tropisch klimaat en de gemiddelde temperaturen variëren van 26°C in het kustgebied en langs de rivieren tot 18°C in de bergachtige streken. De bevolking, in 1999 geschat op ruim 50 miljoen inwoners, is voor de helft jonger dan 15 jaar. Slechts 3% is ouder dan 65 jaar. In de DRC wonen meer dan 350 etnische groeperingen, waarvan de meerderheid tot de Bantu behoort. De officiële taal is Frans. Andere belangrijke talen zijn Lingala (vooral in Kinshasa en langs de rivieren), Kikongo (ten westen van Kinshasa), Swahili (in het oosten en noordoosten) en Tshiluba (in het zuiden). Het land is onderverdeeld in 11 provincies: Bandundu, Bas-Congo, Equateur, Kasaï Occidental, Kasaï Oriental, Katanga (Shaba), Maniema, Noord Kivu, Zuid Kivu, Provincie Orientale en de stad Kinshasa.1 De hoofdstad Kinshasa is onderverdeeld in 24 Communes. De Congolese munteenheid is de franc congolais. De waarde van deze munt is 469 franc congolais = 1 euro. 2.1.2 Geschiedenis Voor een beschrijving van de geschiedenis van Zaïre en de DRC wordt voor de periode tot november 2000 verwezen naar het algemene ambtsbericht van 15 april 2002, voor de aansluitende periode tot april 2002 naar het algemeen ambtsbericht van 3 juni 2003 en voor de periode tot juni 2003 naar het verkorte ambtsbericht van 21 januari 2004. Na de ondertekening op 16 december 2002 te Pretoria van het Accord Global et Inclusif sur la Transition door de toenmalige Congolese regering, de RCD-Goma (Rassemblement Congolais pour la Démocratie ­ Goma), de MLC (Mouvement du Libération du Congo), de politieke oppositie (Forces Vives), de RCD-K-ML (Rassemblement Congolais pour la Démocratie ­ Kisangani - Mouvement de la Libération), de RCD-N (Rassemblement Congolais pour la Démocratie ­ 1 Een kaart van de DRC is als bijlage III bijgevoegd. 5

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

National) en de Mayi-Mayi werden de onderhandelingen over de interim- grondwet, machtsdeling, verantwoordelijkheden in het leger en de bescherming van de leiders en instellingen in Kinshasa, voortgezet. Dit leidde tot de ondertekening van de Final Act van de Inter-Congolese Dialoog op 1 en 2 april 2003 te Sun City. Nadat president Kabila op 15 april 2003 een amnestiewet had ondertekend, was de weg vrij voor de rebellenleiders naar Kinshasa te komen voor besprekingen, zonder het risico gearresteerd te worden. De samenstelling van de overgangsregering liep vertraging op, omdat partijen het niet eens konden worden over de beslissing welke groepering de chef-staf van het leger zou leveren. Na diverse blokkades door Kabila en na buitenlandse politieke interventies ging Kabila uiteindelijk eind juni 2003 ermee akkoord de functie van chef-staf van de landmacht aan de RCD-Goma te doen toekomen. Hiermee was de verdeling van de belangrijkste posten van de krijgsmacht rond. De opperbevelhebber is president Kabila, de functie van chef-staf van de gehele krijgsmacht wordt vervuld door een generaal van de (oude) Forces Armées Congolaises (FAC).2 Nadat het akkoord over de krijgsmacht op 29 juni 2003 was getekend door de regering, de RCD-Goma, de MLC, alsmede de Mayi-Mayi, de RCD-K-ML en de RCD-N, was de weg vrij voor de vorming van een nieuwe overgangsregering. Over de verdeling van de ministersposten over de diverse groeperingen was bij het Accord Global et Inclusif van 16 december 2002 reeds overeenstemming bereikt. Op 3 juli 2003 werd de personele bezetting bekend gemaakt. De vice-presidenten zijn Yerodia Ndombasi (voormalige regering), Azerias Ruberwa (RCD-Goma), Jean-Pierre Bemba (MLC) en Arthur Z'Ahidi Ngoma (politieke oppositie). De 36 ministers zijn afkomstig van alle voormalige rebellengroepen, de voormalige regering, de voormalige politieke oppositie en civil society. Zij zijn door de betreffende groepering aangewezen. Onder de ministers bevinden zich ook ex-mobutisten, die na de machtsovername door Laurent Kabila in 1997 verscheidene jaren in het buitenland hebben gewoond. Zo is Gérard Kamanda wa Kamanda, die onder Mobutu minister van Financiën en Buitenlandse zaken is geweest, thans minister voor Wetenschappelijk onderzoek, namens de politieke oppositie (Front National Congolais) en is Catherine Nzuzi wa Mbombo, leider van de MPR-fait privé (Mouvement populaire de la révolution), de voormalige eenheidspartij van Mobutu, nu minister voor Solidariteit en Humanitaire Aangelegenheden. Op 14 juli 2003 verklaarde Azerias Ruberwa, de nieuwe leider van de RCD- Goma, in Goma op een bijeenkomst van 15.000 mensen dat de RCD de rebellie 2 De aanvankelijk aangestelde generaal werd op 20 juni 2004 na een mislukte couppoging door President Kabila vervangen door generaal-majoor Kisempia Sungilanga Lombe, eveneens voortkomende uit de FAC. 6

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

tegen de regering in Kinshasa officieel had beëindigd. Hierop vond de beëdiging plaats van de vier vice-presidenten (op 17 juli 2003) en de ministers en vice- ministers (op 18 juli 2003). Aanvankelijk weigerden de ministers van de voormalige rebellengroepen RCD-Goma en MLC, de eed af te leggen, omdat deze wel een eed van trouw aan president Kabila bevatte, maar niet aan instellingen en wetten van het land. Nadat de eed was aangepast, werden ook deze ministers en vice-ministers op 24 juli 2003 beëdigd. Met de installatie van de nieuwe overgangsregering zijn de RCD-Goma, MLC, RCD-N en RCD-K-ML de facto politieke partijen. (zie ook 3.3.1) Op 22 augustus 2003 vond de plechtige installatie van het parlement en de senaat plaats. In het parlement hebben 29 partijen en groeperingen zitting, waaronder leden van in het buitenland (onder andere België en Frankrijk) gevestigde oppositiepartijen. Onder de partijen bevindt zich ook de MPR-fait privé, een voortzetting van de partij van ex-president Mobutu en de UDPS vleugel van wijlen Kibassa Maliba. Per decreet benoemde president Kabila de diverse bevelhebbers van de krijgsmachtonderdelen en hun plaatsvervangers. Zij werden op 5 september 2003 beëdigd en geïnstalleerd. De regering ziet zich gesteld voor de taak om, overeenkomstig het Accord Global et Inclusif, in juni 2005 (met een uitloopmogelijkheid van één jaar) nationale verkiezingen te organiseren. Als voorbereiding hierop dient eerst een volkstelling plaats te vinden en een oplossing te worden gevonden voor het nationaliteitsprobleem van de Congolese Tutsi (Banyamulenge). Een datum voor deze volkstelling is overigens nog niet bekend. Een team van experts van de Verenigde Naties is sinds oktober 2003 in Kinshasa om de verkiezingen te helpen voorbereiden. Andere belangrijke taken van de overgangsregering zijn de vorming van reguliere nationale strijdkrachten, de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van hen die niet in het nationale leger worden opgenomen en de vorming van een nationale politiemacht. De leider van de UDPS, Étienne Tshisekedi, keerde na een zelf opgelegde ballingschap van twee jaar in Zuid-Afrika, eind september 2003 in Kinshasa terug. Hij verklaarde dat hij met zijn partij oppositie zal gaan voeren en deel zal nemen aan de verkiezingen. 7

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

2.1.3 Staatsinrichting De staatsinrichting is conform hetgeen vermeld staat in het Accord Global et Inclusif sur la Transition en République Démocratique du Congo, dat op 16 december 2002 in Pretoria werd vastgesteld. Als grondwet geldt de overgangsgrondwet die op 4 april 2003 door president Kabila werd afgekondigd. Over de tekst van deze overgangsgrondwet werd tijdens besprekingen van de Inter-Congolese Dialoog op 6 maart 2003 in Pretoria door twee technische commissies overeenstemming bereikt. Het staatshoofd is president Joseph Kabila, die tevens opperbevelhebber van de strijdkrachten is. Hij werd op 7 april 2003 ingezworen. De regering is een regering van nationale eenheid en overgang, geïnstalleerd op 17 juli 2003, en bestaat uit de president, de vier vice-presidenten, 36 ministers en 25 vice-ministers. Het overgangsparlement bestaat uit 500 leden onder voorzitterschap van Olivier Kamitatu (MLC). De leden zijn afkomstig uit alle provincies, waarbij de vorige regering, de RCD-Goma, de MLC, civil society en de voormalige politieke oppositie ieder 94 afgevaardigden hebben. De overige leden zijn afkomstig uit de RCD-K-ML, de RCD-N en de Mayi-Mayi. De leden zijn benoemd door de respectievelijke groeperingen. De Senaat bestaat uit 120 leden die eveneens uit bovengenoemde groeperingen afkomstig zijn en door hen benoemd. De voorzitter is Pierre Marini Bodho, namens civil society. Parlement en Senaat zijn op 22 augustus 2003 geïnaugureerd. 2.2 Politieke ontwikkelingen De politieke ontwikkelingen in de DRC kenmerkten zich in de verslagperiode door stagnatie. Het vredesproces liep enkele zware klappen op. Belangrijke wetgeving kwam niet door het parlement, begin juni 2004 werd de stad Bukavu in Zuid-Kivu ingenomen door rebellerende RCD-commandanten en een week later vond een poging tot een staatsgreep plaats in Kinshasa. Vredesproces Op 28 augustus 2003 werd de Onafhankelijke Verkiezingscommissie ingesteld, zoals voorzien in het Accord Global et Inclusif van 16 december 2002. Deze commissie vergadert wekelijks met de Technische Commissie, bestaande uit experts van de VN en de EU. Hoewel de Technische Commissie een reeks van voorstellen voor de nationale verkiezingen, die voorzien zijn voor juni 2005, aan de overgangsregering voorlegde, werd hierover nog geen besluit genomen. De voorbereidingen voor de verkiezingen konden hierdoor nog niet beginnen. 8

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Ondanks aandringen van de CIAT (Comité International d'Assistance de Transition) en de Congolese civil society, werd nog geen wet betreffende de organisatie van de verkiezingen aangenomen. Een eerste tekst die door het parlement in februari 2004 was ingediend, werd bijna unaniem door alle Congolese partijen verworpen en sterk bekritiseerd door de CIAT.3 Inmiddels werd de Organieke Wet van de Onafhankelijke Verkiezingscommissie afgekondigd. Tevens werden recentelijk vorderingen gemaakt met betrekking tot de methodologie en terms de reference voor de registratie van de kiezers. Tot slot is het ook voor de verkiezingen van belang dat de nationaliteit van de in Oost- Congo woonachtige Banyamulenge vastgelegd wordt. Hiertoe is een Wet op de nationaliteit in voorbereiding, maar aan het einde van de verslagperiode was deze nog niet aan het parlement voorgelegd. Niet alle deelnemende partijen aan de regering zijn gebaat bij verkiezingen op korte termijn. Vooral de voormalige rebellengroepen lopen het risico invloed in hun gebieden kwijt te raken en daarmee hun belangen en inkomsten. Algemeen wordt aangenomen dat verkiezingen voor de RCD nadelig zullen uitvallen, daar de burgerbevolking van Oost-Congo zeer geleden heeft onder het RCD-regime. De voorzitter van CONADER, de commissie voor Désarmement, Démobilisation et Réinsertion (DDR), Daniel Kawata, stelde in de verslagperiode dat tenminste 150.000 (overbodige) leden van rebellengroepen en militairen van het FAC (Forces Armées Congolaises, voormalig regeringsleger) ontwapend moesten worden. Andere bronnen stelden dit aantal op bijna 300.000.4 Tot op heden is het exacte aantal nog niet bekend. Daarnaast kwam in de verslagperiode nog geen plan voor een geïntegreerde Nationale Politie gereed. Evenmin werd overeenstemming bereikt over belangrijke zaken als de verdeling onder de verschillende groeperingen in de transitieregering van posten in de diplomatieke dienst en het bestuur van overheidsorganisaties. Het plan voor een geïntegreerd leger werd goedgekeurd door de ministerraad, maar werd nog niet aangenomen door het parlement. Op 8 mei 2004 werd de regering het eens over de verdeling van de gouverneurschappen over de verschillende groeperingen waaruit de regering bestaat. Besloten werd dat de gouverneurs voor Kinshasa en de provincies Bas- Congo en West-Kasaï geleverd zouden worden door de Parti du Peuple pour la Reconstruction et la Démocratie (PPRD, de partij van Kabila), terwijl de RCD- Goma de provincies Orientale en Noord-Kivu zou gaan leiden. De MLC kreeg de provincie Bandundu toebedeeld, de voormalige politieke oppositie Zuid-Kivu, de civil society Equateur, de RCD-K-ML Maniema, en de RCD-N Oost-Kasaï. De 3 African Union, Report of the Chairperson of the Commission on the Situation in the DRC (13 april 2004) 4 Reuters (4 mei 2004) 9

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Mayi-Mayi kwamen aan het hoofd van Katanga.5 De benoeming van de gouverneurs en twee plaatsvervangend gouverneurs per provincie volgde op 17 mei 2004. Bedreigingen voor het vredesproces Een groot probleem in het vredesproces is het grote wantrouwen dat bestaat tussen de leiders van de voormalige rebellenbewegingen die in het kabinet zitting hebben, en de andere (vice)-ministers. Het geringste incident kan het gehele overgangsproces in gevaar brengen. In de verslagperiode was sprake van verscheidene incidenten. Zo achtte vice-president Jean-Pierre Bemba (MLC) zich beledigd door de minister voor Transport, Joseph Olenghankoy (voormalige politieke oppositie)6, en dreigde hij niet meer aan kabinetszittingen deel te nemen. President Kabila schorste hierop op 26 februari 2004 Joseph Olenghankoy voor een periode van dertig dagen.7 Een ander incident volgde toen op 21 februari 2004 in Bukavu een geheime wapenvoorraad werd ontdekt die toebehoorde aan de RCD-gouverneur Xavier Ciribanya. Als gevolg hiervan werd majoor Joseph Kasongo gearresteerd en door de militaire commandant van de regio, die tot het Kabila kamp behoort, naar Kinshasa gezonden. Majoor Kasongo was op 7 februari 2003 door het Cour d'Ordre Militaire bij verstek ter dood veroordeeld in verband met zijn betrokkenheid bij de moord op president Laurent Kabila. De leiders van de RCD in Kinshasa dreigden zich nu terug te trekken uit de overgangsregering, als majoor Kasongo niet onmiddellijk werd vrijgelaten. Hierop liet president Kabila majoor Kasongo vrij, die vervolgens door de VN-missie in de DRC (MONUC) naar Bukavu werd gevlogen.8 Een derde incident vond plaats tijdens de viering van de Internationale Vrouwendag op 8 maart 2004. Vice-president Ruberwa hield op deze dag een toespraak voor 3000 vrouwen in het Palais du Peuple. Radicale kopstukken uit de PPRD (partij van Kabila) benutten deze bijeenkomst om hun ongenoegen over Ruberwa (RCD en Tutsi) te etaleren. Vele vrouwen hadden stenen bij zich en toonden spandoeken met haatdragende teksten. Een aanslag op het leven van Ruberwa kon ternauwernood worden voorkomen. Het meest bedreigende incident voor het vredesproces echter was de aanval op Bukavu door twee voormalige RCD-commandanten. Op 2 juni 2004 verdreven de commandanten Nkunda en Mutebutsi de militaire commandant in Bukavu (Zuid- 5 Digitalcongo.net (10 mei 2004) 6 Deze zou zich op 4 februari 2004 tijdens een bezoek aan Londen, in een interview denigrerend hebben uitgelaten over vice-president Bemba. 7 Digitalcongo.net (1 maart 2004) 8 Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR), S/2004/251 Fifteenth report of the Secretary-General on the United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo (25 maart 2004), § 34-37 10

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Kivu), Mbuza Mabe. De RCD-commandanten waren aanvankelijk geïntegreerd in het Congolese leger, maar kozen later de zijde van de hardliners binnen de RCD, namelijk gouverneur Serafuli en generaal Obed - beiden in Goma. Deze hardliners verzetten zich tegen de lijn uitgezet door RCD-leider en vice-president Ruberwa, en boden `bescherming' aan Nkunda en Mutebutsi. De voormalige RCD- commandanten waren eerder bij verstek veroordeeld voor betrokkenheid bij de moord op voormalige president Laurent Kabila. Naar eigen zeggen was de inname van Bukavu nodig om de Banyamulenge bevolking tegen vervolging door Mbuza Mabe te beschermen.9 Waarnemers menen echter dat de rebellen er op uit waren geweest het vredesproces en met name de voor volgend jaar geplande verkiezingen te ondermijnen. RCD-leider en vice-president van de DRC, Azarias Ruberwa, distantieerde zich van de inname van Bukavu door de RCD-commandanten.10 Ook het college van oprichters van de RCD veroordeelde het `geweld in Bukavu, begaan door dissidente officieren'. Hoewel er geruchten gingen dat de RCD zijn terugtrekking uit de regering zou aankondigen, was dit niet het geval. Wel stelde het college dat er weinig politieke wil was om het transitieproces te volbrengen.11 Mogelijk is zich een scheuring aan het aftekenen binnen de RCD tussen de groep die in Kinshasa verblijft en de groep die is achtergebleven in het oosten van de DRC. Aanvankelijk stelden de opstandige commandanten trouw te blijven aan de regering van president Kabila. Op 6 juni 2004 trok commandant Nkunda zich met zijn troepen terug uit Bukavu, en gaf hij toe dat er geen sprake was geweest van een `systematische genocide', zoals de rebellen eerder als reden voor hun interventie hadden gegeven.12 Op 15 juni 2004 publiceerde de VN een onderzoek waaruit bleek dat van systematische vervolging van Banyamulenge geen sprake was. Wel was er sprake van overmatig geweld, dat echter tegen alle bevolkingsgroepen gericht was.13 Na het vertrek van Nkunda raakten de troepen van commandant Mutebutsi nog enkele malen in gevecht met de troepen van Mbuza Mabe, voordat zij op 9 juni 2004 ook vertrokken.14 Na het vertrek van de rebellen zette MONUC grote aantallen militairen in Bukavu, met name in Nguba, de wijk waar de meeste Banyamulenge wonen.15 Met de terugtrekking uit Bukavu was de strijd nog niet voorbij. Op 13 juni 2004 dreigde commandant Nkunda het oosten van Congo te zullen `bevrijden', als er 9 AP, Renegade troops battle with government forces on outskirts of eastern Congolese city (7 juni 2004) 10 AFP, Fall of Bukavu biggest blow yet for DR Congo's peace process (2 juni 2004) 11 AFP, Timide condamnation du général Nkunda par le RCD dont il est issu (17 juni 2004) 12 AFP, Le général Nkunda s'est `trompé' et se retire `sans conditions' (ONU) (7 juni 2004) 13 AFP, Pas de génocide à Bukavu, selon les Nations Unies (15 juni 2004) 14 AP, Renegade commander says fighting has resumed in Eastern Congo (8 juni 2004) 15 AFP, La Mission de l'ONU se déploie à Bukavu pour protéger les Tutsis congolais (9 juni 2004) 11

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

geen onderzoek zou worden ingesteld naar de onderdrukking van de Banyamulenge. De inname van Bukavu zou slechts tot doel hebben gehad de mogelijkheden voor een nieuwe rebellie tegen Kinshasa te testen.16 In de dagen die volgden bleven in de wijde omgeving van Bukavu gevechten plaatsvinden tussen het regeringsleger en milities trouw aan de regering enerzijds, en de rebellen van Nkunda en Mutebutsi anderzijds.17 Nadat Bukavu door het reguliere leger ontzet werd, trok Mutebutsi zuidwaarts waar hij de burgerbevolking van het stadje Kamanyola liet lijden onder nietsontziende gewelddadigheden. Het reguliere leger echter bleek, met behulp van MONUC, in staat Kamanyola te ontzetten waarna Mutebutsi naar Rwanda uitweek.18 Nkunda daarentegen verblijft in Goma en geniet ogenschijnlijk de bescherming van gouverneur Serafuli en commandant Obed. De inname van Bukavu leidde tot hevige onlusten in Kinshasa en andere steden in de DRC gericht tegen eigendommen van MONUC en andere VN-instellingen. Demonstranten beschuldigden MONUC ervan niet te hebben willen ingrijpen, en zo Rwanda de kans te hebben gegeven een Congolese stad in te nemen. Later bleek dat aan de demonstraties gedeeltelijk ook financiële frustraties van studenten ten grondslag hadden gelegen. Na een bijeenkomst met president Kabila, die hun een bedrag van $10.000 zou hebben gegeven, hielden de demonstraties op.19 De situatie in Bukavu was nog niet onder controle toen in de nacht van 10 op 11 juni 2004 in Kinshasa een couppoging plaatsvond door een deel van de presidentiële garde. De poging stond onder leiding van majoor Eric Lenge, die deel uitmaakte van de Presidentiële Garde (Garde Spéciale de Sécurité Présidentielle (GSSP) van president Joseph Kabila. De couppoging werd afgeslagen door loyale troepen. Zo'n twaalf coupplegers werden gearresteerd, maar Lenge wist te ontsnappen. De couppoging had zeer waarschijnlijk te maken met de huidige complexe politieke situatie, waarin het bepaalde categorieën binnen de politieke klasse eraan gelegen is het transitieproces en de geplande verkiezingen te traineren. Als gevolg van de couppoging werden de twee belangrijkste verantwoordelijken voor de veiligheid van de president, evenals de chef-staf van het leger, ontslagen.20 Overigens keurde het parlement op de dag na de couppoging de oprichting van een speciale divisie van 10.000 man voor de beveiliging van de president af.21 16 AFP, La transition congolaise montre sa fragilité (papier d'angle) (14 juni 2004) 17 AFP, L'armée de RD Congo affirme avoir repoussé des soldats dissidents (14 juni 2004) 18 AP, Renegade Congolese commander flees to neighbouring Rwanda (22 juni 2004) 19 AFP, Violentes bagarres entre étudiants sur les trois campus de Kinshasa (8 juni 2004) 20 AFP, Grand nettoyage de la garde présidentielle en RDC (20 juni 2004), AP, Congo fires army chief of staff after failed coup attempt (20 juni 2004) 21 AFP, Grand nettoyage de la garde présidentielle en RDC (20 juni 2004) 12

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Betrekkingen met Rwanda De betrekkingen met Rwanda verslechterden in de verslagperiode. President Kabila beschuldigde Rwanda van betrokkenheid bij de inname van Bukavu, wat vervolgens als gewoonlijk door Rwanda werd ontkend.22 Hoewel commandant Nkunda betrokkenheid van Rwanda bij de inname van Bukavu ontkende, benadrukte hij daarnaast steeds de gezamenlijke belangen van zijn groepering en Rwanda. Op 15 juni 2004 stelde de Rwandese minister van Buitenlandse Zaken Murigande dat de militaire ingreep van de dissidente RCD-commandanten `waarschijnlijk verantwoord' was.23 Niet veel later beschuldigde Rwanda bij monde van minister Murigande de DRC ervan Rwanda te willen aanvallen met behulp van de Rwandese rebellen van de FDLR.24 Deze beschuldigingen over en weer beschadigden niet alleen de relaties tussen de DRC en Rwanda, maar leverden een gevaar op voor de vrede in het gehele Grote Merengebied. Op 25 juni 2004 ontmoetten de presidenten Kabila van de DRC en Kagame van Rwanda elkaar in Nigeria voor gesprekken over de recente gebeurtenissen. Op deze top werd afgesproken dat een verificatiemechanisme in het leven zou worden geroepen om vast te stellen of er Rwandese militairen verblijven in Oost-Congo en om de ontwapening en demobilisatie van de Rwandese rebellen van de FDLR zeker te stellen.25 Eerder al had de Congolese regering niet gereageerd op toenaderingspogingen van de Rwandese regering. Op 4 maart 2004 had de regering in Kigali bekend gemaakt dat zij in een poging de betrekkingen met Kinshasa te normaliseren voor het eerst sinds 1996, toen Rwanda de DRC binnenviel, een ambassadeur benoemd had in de Democratische Republiek Congo.26 De Congolese regering reageerde niet op deze benoeming, mede omdat de benoeming niet via de geëigende kanalen was bekendgemaakt, maar via de pers. Waarschijnlijk woog in het uitblijven van een reactie van Congolese zijde ook mee dat de benoemde ambassadeur uit Congolese ouders is geboren en in Zaïre opgroeide. Hierdoor kan hij door de DRC als Congolees staatsburger worden beschouwd. De Rwandese ambassade in Kinshasa verkeert overigens in zeer slechte staat en wordt bewoond door Congolese militairen. 22 AP, Renegade commander in Congo agrees to UN orders to complete withdrawal (5 juni 2004), AFP, Mouvements des troupes ruandaises signalés dans l'est de RDC (RCD-ML) (6 juni 2004), AFP, Joseph Kabila appelle la communauté internationale à l'aide (6 juni 2004) 23 AFP, Le Rwanda fait preuve de compréhension envers les soldats dissidents en RDC (papier général) (15 juni 2004) 24 AP, Rwanda accuses Congo of plotting attack with Rwandan genocide militia (19 juni 2004) 25 AFP, Les présidents Kabila et Kagame s'engagent à respecter l'accord de Pretoria (25 juni 2004) 26 IRIN, Kigali appoints ambassador to Kinshasa (4 maart 2004) 13

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Het officiële bezoek van de Rwandese minister van Buitenlandse Zaken aan Kinshasa in oktober 2003 werd in de verslagperiode niet beantwoord met een tegenbezoek. Wel maakte de Congolese minister Ghonda van Buitenlandse Zaken deel uit van de delegatie van de DRC die in Kigali deelnam aan de herdenkingsplechtigheden in april 2004, van de Rwandese genocide. 2.3 Veiligheidssituatie In deze paragraaf wordt eerst een overzicht gegeven van de strijdkrachten die in de DRC actief zijn. Vervolgens worden de militaire ontwikkelingen in de verslagperiode beschreven, uitmondend in een beschrijving per regio van de veiligheidssituatie in de DRC per eind juni 2004. Het Congolese leger De eerste stappen naar de herstructurering en integratie van het nationale leger FARDC (Forces Armées de la République Démocratique du Congo) zijn in gang gezet. Een ontwerpwet betreffende de defensie en de strijdkrachten werd in januari 2004 door de ministerraad aangenomen en ter goedkeuring aan het parlement voorgelegd. Het eerste bataljon van de nieuw opgerichte geïntegreerde brigade van het nationale leger voltooide in de verslagperiode een opleiding van zes weken, onder leiding van Belgische militaire instructeurs. Het bataljon bestaat uit militairen van het voormalige Congolese leger, rebellengroepen en gewapende milities. Het bataljon werd getraind in vredeshandhaving, waarna het bevel werd overgedragen aan de Congolese autoriteiten. Twee andere bataljons zullen een zelfde training krijgen. De Congolese regering heeft bij de oprichting van de brigade gezegd dat deze, na training, ingezet zal worden in Ituri.27 MONUC Het mandaat van de VN-missie in de DRC (MONUC) werd bij Veiligheidsraadresolutie nr. 1493 van 28 juli 2003 verlengd tot 30 juli 2004. Bij dezelfde resolutie werd de geautoriseerde sterkte van MONUC gebracht op 10.800 man. Bij resolutie nr. 1533 van 12 maart 2004 stelde de VN Veiligheidsraad een commissie in om toezicht te houden op de naleving van het wapenembargo tegen alle buitenlandse en Congolese gewapende groepen in het oosten van de DRC, dat ingesteld was bij resolutie nr. 1493 (2003). Aan MONUC werd bij dezelfde resolutie volmacht verleend alle wapens die in strijd met het embargo worden gevonden, in beslag te nemen en te vernietigen. 27 IRIN, First battalion of national unified army completes training (18 maart 2004) 14

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Bij gevechten rondom de stad Bukavu, die eind mei 2004 begonnen, werd één militaire waarnemer van MONUC gedood en raakte een andere gewond.28 Naar aanleiding van de val van Bukavu begin juni 2004 keerde de Congolese bevolking zich op verschillende plaatsen in het land tegen MONUC en ander VN-personeel. In Kinshasa werden bij dergelijke protesten, zeker twaalf demonstranten, voor het merendeel plunderaars, gedood door MONUC-militairen.29 Aanleiding voor de protesten was het feit dat de bevolking MONUC verantwoordelijk hield voor de val van Bukavu, omdat de VN-vredesmacht niet had ingegrepen. Volgens de VN viel ingrijpen in de strijd om Bukavu niet onder het mandaat van MONUC, en had het Congolese leger zelf moeten ingrijpen. De Congolese soldaten waren bij het uitbreken van de gevechten echter op de vlucht geslagen. MONUC verplaatste gedurende de bezetting van Bukavu en de onlusten elders op tijdelijke basis enkele tientallen medewerkers naar Uganda en Congo- Brazzaville.30 Door de strijd om Bukavu is de geloofwaardigheid van MONUC in het geding gekomen. Waarnemers betwijfelen of MONUC sterk genoeg was om beslissend te hebben kunnen optreden. Demobilisatie- en terugkeerprogramma's MONUC is verantwoordelijk voor de ontwapening, demobilisatie, repatriatie, reïntegratie en hervestiging (het DDRRR-programma) van vooral voormalige ex- FAR/Interhamwe in Oost-Congo terug naar Rwanda, Uganda en Burundi. Via het DDRRR-programma in de DRC zijn rond eind maart 2004 totaal 7086 Rwandese, Ugandese en Burundese strijders en hun familieleden gerepatrieerd (totaal 10.468 personen). MONUC stelt hiermee zijn doel te hebben gehaald, dat gesteld was op de repatriëring van 10.000 niet Congolese strijders per eind maart 2004.31 Volgens de directeur van het DDRRR-programma bevinden zich nog 8000 Rwandese militieleden in de DRC, evenals 2000 Ugandese en 1500 Burundese militieleden. De meeste van deze strijders leven in zeer slechte omstandigheden en hebben hun familieleden bij zich. Dit betekent dat naar schatting nog 40.000 personen gerepatrieerd moeten worden.32 Naast het regionale demobilisatie- en terugkeerprogramma bestaat een Multi- country Demobilisation and Reintegration Program (MDRP) van de Wereldbank dat gericht is op binnenlandse demobilisatie. Alle landen in de regio hebben een commissie voor de uitvoering van het programma. In de DRC is dit de CONADER onder leiding van Daniel Kawata. 28 AP, Gunmen kill UN military observer in eastern Congo, wound second (29 mei 2004) 29 AP, UN opens fire, killing at least two, in angry riots over fall of eastern Congo city (3 juni 2004) 30 Reuters, Some UN staff leave Congo after fighting, riots (7 juni 2004) 31 IRIN, 9,775 fighters and dependants repatriated to date, says MONUC (24 maart 2004) 32 AFP (31 maart 2004) 15

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

De binnenlandse demobilisatie in de DRC kwam in de verslagperiode nog niet op gang. Aangenomen wordt dat 150.000 tot 300.000 militairen en voormalige rebellen zullen moeten worden gedemobiliseerd. Het kader voor het Programme National de Désarmement, Démobilisation et Réinsertion (PNDDR) werd op 7 mei 2004 door de DRC Ministerraad goedgekeurd. Operationaliteit van het PNDDR is nu afhankelijk van het opstellen van implementatiemechanismen. Veiligheidssituatie De centrale overheid in Kinshasa heeft haar macht nog niet in alle delen van het land kunnen vestigen. Slechts eenderde van het land, namelijk het zuidwestelijke deel, staat onder gezag van de centrale regering. De invloed van de regering is in de voormalige rebellengebieden nog zeer gering. Het is mogelijk dat de benoeming van de gouverneurs hier verandering in zal brengen. In de praktijk leiden de MLC en de RCD hun destijds veroverde gebieden en controleren zij de exploitatie van en de handel in onder meer goud, diamanten, hout en koffie. In het midden en zuiden van de DRC worden de diamant-, koper- en kobaltmijnen geëxploiteerd door Kabilagetrouwen. De veiligheidssituatie is in delen van het land nog precair. In Ituri, de Kivu's en het noorden van Katanga zijn nog steeds lokale milities actief. Hoewel grootschalige oorlogshandelingen zijn afgenomen in de verslagperiode, komen in Oost-Congo wraakacties tegen (vermeende) collaborateurs met de vijand nog geregeld voor.33 In de gevechten rondom de inname van Bukavu in juni 2004 maakten zowel het regeringsleger als de rebellen zich schuldig aan oorlogsmisdaden.34 In de door de regering gecontroleerde gebieden is de situatie, ondanks twee couppogingen in de verslagperiode, voor burgers relatief veilig. Hieronder worden de veiligheidssituaties naar regio uitgewerkt. Kinshasa De politie, de strijdkrachten en de veiligheidsdiensten in Kinshasa worden nog steeds gecontroleerd door Kabila en zijn politieke getrouwen. Het feit dat politie en leger niet betaald worden, leidt tot grote gevoelens van onveiligheid bij de bevolking.35 De leiders van de RCD en MLC beschikken elk over ruim 100 bodyguards en hebben een helikopter stand-by staan om in geval van nood snel te kunnen vertrekken.36 33 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 25 34 Human Rights Watch, DR Congo: War crimes in Bukavu (11 juni 2004) 35 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 54 36 AP (15 april 2004) 16

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Na de inname van Bukavu door voormalige RCD-commandanten, braken in Kinshasa onlusten uit bij demonstraties tegen MONUC. Hierbij kwamen zeker twaalf personen om het leven, voornamelijk personen die aan het plunderen waren geslagen.37 In de verslagperiode vonden twee couppogingen plaats. Eind maart 2004 werden verscheidene militaire en burgerlijke doelen in Kinshasa aangevallen. De aanvallers waren waarschijnlijk voormalige militairen van de Forces Armées du Zaïre (FAZ), loyaal aan Mobutu. De aanvallen werden afgeslagen door het regeringsleger.38 In juni 2004 deed een lid van de presidentiële garde en naaste medewerker van Kabila een poging de macht te grijpen, maar ook deze aanval werd afgeslagen door loyale troepen.39 Ituri 4700 MONUC-militairen zijn sinds 15 september 2003 gelegerd in Ituri (Ituri Brigade). Zij zijn afkomstig uit Uruguay, Bangladesh, India, Pakistan, Indonesië en Nepal. De Brigade heeft een robuust mandaat om de veiligheid in Ituri te bevorderen. Behalve in Bunia is de Brigade sinds eind maart 2004 op nog negen andere locaties in Ituri gelegerd. Vanaf september 2003 nam het aantal grootschalige oorlogshandelingen in het oosten van de DRC af. Dit was met name te danken aan Operatie Artémis van de Europese Unie en de uitbreiding van het mandaat van MONUC onder Hoofdstuk VII van het Handvest van de VN, het recht op het gebruik van alle noodzakelijke middelen (all necessary means). In Fataki, waar MONUC sinds 5 november 2003 gelegerd is, keerden ongeveer 10.000 gevluchte personen terug.40 Niettemin is in het algemeen de onveiligheid in Ituri toegenomen als gevolg van een combinatie van factoren, zoals een beperktere bewegingsruimte voor de gewapende groepen door de uitbreiding van het MONUC-operatieterrein, de trage voortgang in de bestuurlijke hervorming van Ituri, mogelijke invloeden van buiten af en het ontbreken van een lokaal ontwapenings- en integratieplan. Deze factoren hebben bijgedragen aan het ontstaan van nieuwe wisselende allianties van de gewapende groepen in de regio, die niet meer noodzakelijk langs etnische lijnen lopen. De UPC (Union des Patriotes Congolais) is opgesplitst in twee facties: de UPC-L (Thomas Lubanga) en de afgesplitste UPC-K (Floribert Kisembo). De UPC-L heeft samen met de FNI/FRPI (Front des Nationalistes et Intégrationistes / Forces de Résistance Patriotique en Ituri) gemeenschappelijke gewapende acties uitgevoerd. 37 AFP, Manifestations de Kinshasa: douze morts et importants dégâts matériels (5 juni 2004) 38 IRIN, Government united and in control, minister says (29 maart 2004) 39 Zie ook § 2.2 Politieke ontwikkelingen onder sub-kopje Bedreigingen voor het vredesproces 40 VNVR, S/2004/251 Fifteenth report of the Secretary-General on the United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo. (25 March 2004) § 23 17

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Op 11 februari 2004 kondigden de FAPC (Forces Armées du Peuple Congolais), de PUSIC (Parti pour l'Unité, la Solidarité et Intégrité de Congo) en de FNI in Kampala het ontstaan van een nieuwe alliantie aan, waarvan de status nog onbekend is.41 Op 29 februari en 1 maart 2004 vernietigde MONUC in Ituri een kamp van de Hema-militie UPC (Union des Patriotes Congolais) als vergelding voor een aanval op MONUC-personeel door UPC leden. Bij deze actie van MONUC kwamen tien personen om het leven.42 Op 16 mei 2004 werd, na bijna een week onderhandelen in Kinshasa, onder toezicht van MONUC en de regering, een belangrijke mijlpaal bereikt met het ondertekenen van een gezamenlijke staakt-het-vurenverklaring door de belangrijkste strijdende partijen in Ituri. De leiders van PUSIC, FNI, UPC en FARPC waren hierbij aanwezig. De regering heeft toegezegd onder meer voedsel en kleding ter beschikking te stellen in ruil voor de inlevering van wapens. Kivu's Begin maart 2004 maakte MONUC bekend tussen de 3500 en 4000 militairen in het oosten van het land (de Kivu's en Maniema) te zullen inzetten. Het hoofdkwartier van deze brigade (Kivu Brigade) is gevestigd in Bukavu. De brigade is sinds eind mei 2004 gelegerd langs de gehele grens met Burundi.43 De situatie in de Kivu's is gespannen en begin juni 2004 ontaardde die spanning in de eerder beschreven inname van Bukavu door enkele voormalige RCD- commandanten. De spanningen hadden drie hoofdredenen.44 Steeds openlijker werd haat geuit tegen Congolese Rwandezen (Kinyarwanda- sprekenden). Radio-uitzendingen vanuit Goma in het Lingala predikten openlijk haat tegen de Congolese Rwandezen op een wijze die deed denken aan de uitzendingen van de Rwandese Radio Télévision Libre des Mille Collines in 1994. De anti-Rwandese houding van de Congolese (niet-Rwandese) bevolking was niet alleen gericht tegen de Rwandofone Tutsi's, maar ook tegen de Hutu's. Voor de Congolese niet-Rwandofone bevolking is kennelijk het feit dat iemand Kinyarwanda spreekt belangrijker dan zijn/haar etnische achtergrond. De Congolese Rwandezen, waarvan een deel al generaties lang in de DRC woont en een ander (groot) deel sinds het midden van de vorige eeuw, vormen in het zuidelijke deel van Noord-Kivu (het gebied dat beheerst wordt door de RCD- 41 VNVR, S/2004/251 Fifteenth report of the Secretary-General on the United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo.(25 March 2004) 42 Africa News (8 maart 2004) 43 IRIN (15 april 2004) 44 VNVR, S/2004/251 Fifteenth report of the Secretary-General on the United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo.(25 March 2004) 18

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Goma) de meerderheid. In sommige districten maken zij zelfs 80% van de bevolking uit. De groep Rwandezen die sinds het midden van de vorige eeuw in de DRC woont, bestaat grotendeels uit Hutu en neemt in aantal toe. Zij tonen weinig respect voor de lokale structuren en zetten een eigen administratie op. Een tweede reden dat de situatie in de Kivu's gespannen is, is dat de Rwandese rebellen, verenigd in de Forces Démocratiques pour la Libération du Rwanda (FDLR), zich steeds vaker roeren. Niet alleen vinden plunderingen door deze groepen vaker plaats en zijn zij gewelddadiger geworden, ook is er sprake van incidentele gevechten met het regeringsleger (in dit geval de voormalige ANC, de militaire tak van de RCD-Goma). Een derde reden is de vermeende aanwezigheid van Rwandese regeringsmilitairen in de provincie. Op 25 april 2004 maakte MONUC bekend dat enkele dagen eerder tenminste 400 Rwandese regeringsmilitairen op het grondgebied van de DRC werden aangetroffen in de buurt van het dorp Runiyoni. De Rwandese legerwoordvoerder ontkende echter de aanwezigheid van Rwandese troepen op Congolees grondgebied. De melding van de aanwezigheid van de RDF (Rwanda Defence Forces) op Congolees grondgebied volgde op berichten van infiltraties in Rwanda door de FDLR vanaf Congolees en Burundees grondgebied. De aanwezigheid van Rwandese militairen is echter moeilijk hard te maken, omdat zij op dezelfde wijze opereren als de FDLR, fysieke gelijkenis vertonen en dezelfde taal spreken. De mogelijke aanwezigheid van Rwandese regeringstroepen valt onder meer te verklaren uit het belang van Rwanda in de Kivu's. Enerzijds vanwege de mogelijkheid van vestiging voor Rwandezen, in verband met de overbevolking in eigen land. Dit proces is al eeuwen gaande. Anderzijds is het in het belang van Rwanda dat de reeds aanwezige Kinyarwandasprekende bevolking die niet welkom is in de Kivu's, wordt beschermd tegen de Congolezen. Naast de inname van Bukavu worden in de Kivu's nog steeds schermutselingen gemeld. Dit komt waarschijnlijk door de ontwapening en demobilisatie van Rwandese strijders (ex-FAR) en de repatriatie van belangrijke Rwandese rebellenleiders4546, waardoor de machtsverhoudingen tussen verscheidene lokale groepen, waaronder de Mayi-Mayi zijn verstoord.47 45 In november 2003 heeft één van de commandanten van de FDLR, Paul Rwarakabije, zich met ruim 100 medestrijders aan de Rwandese autoriteiten overgegeven. Als gevolg hiervan hebben zich eind 2003 nog 150 FDLR strijders overgegeven. 46 Het gaat hier om Hutu's afkomstig uit Rwanda. 47 VNVR, S/2004/251 Fifteenth report of the Secretary-General on the United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo.(25 March 2004) 19

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Sommige commandanten van militaire regio's in het oosten van het land zijn begonnen voormalige strijders bij elkaar te brengen in afwachting van hun integratie in het nieuwe regeringsleger (FARDC), maar gebrek aan planning, financiële en logistieke ondersteuning hebben deze pogingen gedwarsboomd. Zo heeft het bijeenbrengen van Mayi-Mayi strijders zonder voorzieningen om hen op te vangen, geleid tot verhoogde onveiligheid en spanning in enkele gebieden.48 Vanwege het ontbreken van voorzieningen zijn sommige Mayi-Mayi groepen weer de rimboe ingetrokken. 2.4 Sociaal-economische situatie De politieke hervormingen van juni 2003 hebben de economie gestabiliseerd en een klimaat geschapen waarin herstel kan plaatsvinden. Zowel over 2002 als 2003 is er een groei (5 - 7%) van de economie geweest, waarmee 13 jaren van inkrimping zijn beëindigd. Liberalisering, herstel van de infrastructuur en de hereniging van het land, waardoor Kisangani weer vanuit Kinshasa over de rivier bereikt kan worden, bevorderen de binnenlandse handel, inclusief de cruciale landbouw sector. Dit kan op termijn een belangrijke betekenis hebben voor de armoedereductie.49 Aan het eind van 2003 bedroeg de inflatie 4,4%. Dit is ruim beneden het gestelde doel van 8% en in scherp contrast met de 15% inflatie in 2002 en 135% in 2001.50

48 VNVR, S/2004/251 Fifteenth report of the Secretary-General on the United nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo.(25 March 2004) 49 Economist Intelligence Unit, Country Report DRC (maart 2004) 50 Reuters (19 maart 2004) 20

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

3 Mensenrechten 3.1 Juridische context 3.1.1 Verdragen en Protocollen De Democratische Republiek Congo is partij bij de belangrijkste internationale verdragen op het terrein van de mensenrechten, waaronder het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (1 november 1976), het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (1 november 1976), de Conventie tegen Marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende straffen of behandelingen (18 maart 1996), het Verdrag over Uitbanning van alle vormen van Discriminatie op grond van Ras (21 april 1976), het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (27 september 1990), het Verdrag inzake Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie tegen Vrouwen (17 oktober 1986), het Verdrag en het bijbehorende Protocol betreffende de Status van Vluchtelingen, de vier Geneefse Verdragen van 1949 inzake het oorlogsrecht en het Afrikaanse Handvest voor de Rechten van de Mens en de Volken. Ook is de DRC partij bij de Conventie met betrekking tot de specifieke aspecten van de vluchtelingenproblematiek in Afrika van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAU, nu Afrikaanse Unie (AU) (14 februari 1973). Op 30 maart 2002 heeft de DRC het Statuut van Rome, betreffende de oprichting van het Internationaal Strafhof, geratificeerd. 3.1.2 Nationale wetgeving Als Grondwet geldt de op 4 april 2003 afgekondigde Overgangsgrondwet. Over de tekst van deze Grondwet werd op 6 maart 2003 in Pretoria overeenstemming bereikt. In deze Overgangsgrondwet wordt in artikel 2 de onschendbaarheid van fundamentele vrijheden en mensenrechten gegarandeerd. Op 15 april 2003 kondigde president Kabila een amnestiewet af voor oorlogshandelingen in het kader van de rebellie, politieke vergrijpen en vergrijpen op het vlak van de vrijheid van meningsuiting die begaan zijn tussen 2 augustus 1998 en 4 april 2003.51 Oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid zijn van de amnestie uitgezonderd. Een werkgroep bestaande uit rechters van het Hooggerechtshof, officieren van Justitie, advocaten en juridische raadslieden is door de minister van Justitie ingesteld om de toepassing van de amnestiewet te bestuderen, in afwachting van de parlementaire goedkeuring van deze wet.52 51 Decreet nr.1/003 52 MONUC, HRFOC. DRC Mensenrechtensituatie (augustus 2003) 21

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

In haar rapport van maart 2004 stelde de Speciale Rapporteur van de VN voor de mensenrechten in de DRC vast dat het wetboek voor militair strafrecht in Congo niet voldoet aan de internationale standaard. Ook maakte zij melding van het feit dat het Congolese strafrecht geen bepalingen kent met betrekking tot internationale misdaden. In het Congolese wetsontwerp dat het Statuut van Rome voor het Internationaal Strafhof in werking moet laten treden, zijn dergelijke bepalingen wel opgenomen. Zo definieert het wetsontwerp het recht op een eerlijk proces, en bepaalt het de bevoegdheid van burgerlijke rechtbanken in zaken van massale mensenrechtenschendingen door militairen.53 Naar verwachting zal de Wet op de nationaliteit in juli 2004 aan het parlement worden aangeboden. 3.2 Toezicht Na goedkeuring door de Assemblée nationale (parlement) ligt nu bij de Senaat een wetsvoorstel betreffende de instelling van de Observatoire National des Droits de l'Homme (ONDH). Deze wet betreft de organisatie, de bevoegdheden en het functioneren van een mensenrechtenplatform. In de verslagperiode werd het mandaat van de VN Speciale Rapporteur voor de mensenrechten in de DRC, mevrouw Iulia Motoc, niet verlengd. De hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag, Luis Moreno Ocampo, heeft bekend gemaakt de misdrijven tegen de menselijkheid die in Ituri werden gepleegd, als eerste te zullen vervolgen. President Kabila heeft in april 2004 per brief aan het ICC gevraagd mogelijke oorlogsmisdaden, gepleegd in de DRC, te vervolgen.54 Door deze brief verschafte de Congolese president het Hof de jurisdictie een diepgaand onderzoek te starten naar verslagen van verkrachting, moord en martelingen door rivaliserende rebellengroepen in Ituri. In de brief geeft Kabila aan dat de DRC bereid is samen te werken met het Hof.55 Op 23 juni 2004 heeft Ocampo bekend gemaakt dat de eerste strafzaak van het ICC de DRC betreft. De zaak zal de gebeurtenissen van het voorjaar van 2003 in Ituri behandelen. Eerdere gebeurtenissen vallen niet onder het mandaat van het Hof aangezien het pas op 1 juli 2002 werd opgericht. 53 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 44 54 ANP (19 april 2004) 55 AP (19 april 2004) 22

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Internationale organisaties, zoals het Internationale Comité van het Rode Kruis en de Halve Maan (ICRC), kregen toegang tot gevangenissen. Illegale plaatsen van detentie van de veiligheidsdiensten mochten zij echter niet bezoeken.56 3.3 Naleving en schendingen In deze paragraaf worden voor de periode 2003-2004 de naleving en schendingen van de mensenrechten in de DRC besproken. Mensenrechtenschendingen komen in de DRC op grote schaal voor en zijn het gevolg van een gewelddadige samenleving, het slecht functioneren van veiligheidsdiensten en de rechtspraak en een bijna totale straffeloosheid. 3.3.1 Vrijheid van meningsuiting De wet voorziet in vrijheid van meningsuiting. In de praktijk wordt dit recht echter beperkt. In de verslagperiode werd een aantal journalisten gearresteerd en gedetineerd. Op 19 maart 2004 werd de hoofdredacteur van het in Kinshasa verschijnende satirische blad Pili-Pili gearresteerd op beschuldiging van het belasteren van de minister voor Mijnbouw. De hoofdredacteur werd op 30 maart vrijgelaten na betaling van een borgsom van 100 USD.57 Op 19 mei 2004 werd een redacteur van het weekblad Fair Play gearresteerd in verband met zijn verslaggeving over een juridische strijd tussen twee buitenlandse zakenlieden in de DRC. Een week later werden nog twee journalisten van andere weekbladen opgepakt. Alle drie de journalisten werden aangeklaagd wegens laster.58 In juni 2004 werd een journalist die in februari 2003 gearresteerd was wegens betrokkenheid bij een samenzwering tegen de president, zonder proces vrijgelaten.59 Na de inname van Bukavu op 2 juni 2004 werden journalisten in die stad bedreigd door de rebellerende militairen. Vanwege deze bedreigingen evacueerde MONUC begin juni 2004 drie journalisten naar Kinshasa.60 In Goma werd op 12 juni 2004 een journalist van de Radio Télévision Nationale Congolaise (RTNC) beroofd door militairen van de RCD.61 Op 18 juni 2004 werd, na een korte detentie een dag eerder, de voorzitter van de vakbond voor journalisten gearresteerd. Toen enkele tientallen journalisten en collega's zich die middag meldden bij de politie, werd 56 US Department of State, Country report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004), § 1c 57 IRIN, Jailed journalist freed (30 maart 2004) 58 Committee to Protect Journalists, DRC: Journalist jailed for a week without charge (27 mei 2004) en DRC: Two more journalists imprisoned (7 juni 2004) www.cpj.org 59 AFP, Libération d'un journaliste congolais après quinze mois de détention (16 juni 2004) 60 AFP, Des ONG de défense de la presse dénoncent les `entraves' en RDC (14 juni 2004) 61 Africa Media Institute (AMI), Le journaliste Sebghi-Senghi maltraité par des hommes armés à Goma, à l'est du Congo (juni 2004) 23

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

tegen een aantal van hen een aanklacht ingediend, werden zij geslagen en werden acht van hen, waaronder twee vrouwen, eveneens gedetineerd.62 In Beni werd ten slotte op 19 juni 2004 een journalist tot zes maanden gevangenisstraf en een boete van 5000 dollar veroordeeld wegens belastering van een zakenman.63 Volgens opgave van de regering hebben 104 kranten toestemming te mogen verschijnen. In Kinshasa verschijnen 48 periodieken min of meer regelmatig. Hiervan zijn 8 dagelijks verschijnende kranten. Ook in Lubumbashi en andere provinciesteden komen kranten uit. Veel publicaties zijn afhankelijk van externe financiering, vaak van politieke partijen en individuele politici.64 3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering Bij decreet van 29 september 2003 heeft de overgangsregering aan alle partijen, inclusief de voormalige rebellengroepen, toestemming verleend wettelijk te functioneren. Op 15 maart 2004 heeft de president de Wet op de organisatie en het functioneren van politieke partijen afgekondigd.65 De wet erkent en garandeert het politieke pluralisme in de DRC. De wet verbiedt onder meer aan politieke partijen, op straffe van ontbinding, iedere militaire, paramilitaire of daarmee gelijkgestelde activiteit. Zij garandeert de partijen vrije en gelijke toegang tot de publieke media. Politieke partijen dienen zich binnen zes maanden na oprichting bij het ministerie van Binnenlandse Zaken te laten registreren. Sinds deze nieuwe wetgeving van kracht is, is de vrijheid van vereniging en vergadering licht verbeterd. De overgangsgrondwet voorziet in vrijheid van vreedzame vergadering, maar in de praktijk wordt deze vrijheid door de overgangsregering beperkt. Het recht van vergadering is ondergeschikt gemaakt aan de openbare orde. Dit houdt in dat de organisatoren van een openbare bijeenkomst de gemeentelijke overheid van tevoren moeten inlichten. In geval van weigering door de gemeente om toestemming te geven, moet deze weigering binnen vijf dagen nadat het voornemen tot de bijeenkomst is ingediend schriftelijk aan de organisatoren worden bekend gemaakt. Volgens enkele ngo's wordt soms toestemming voor een bijeenkomst geweigerd op grond van bescherming van de openbare orde, nadat de vijfdagentermijn is verlopen, door middel van geantedateerde brieven. 62 AFP, Vaste mobilisation de la presse de RDC contre les détentions de journalistes (18 juni 2004) 63 AFP, Un journaliste condamné à six mois de prison (21 juni 2004) 64 US Department of State, Country report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) 65 Loi no. 04/002 du mars 2004 portant organisation et fonctionnement des partis politiques 24

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

De politie drijft vaak niet aangekondigde protestmarsen en bijeenkomsten uiteen.66 3.3.3 Vrijheid van godsdienst De vrijheid van godsdienst wordt door de overheid gerespecteerd, op voorwaarde dat de openbare orde niet mag worden verstoord en niet tegen de heersende publieke moraal mag worden ingegaan. Er zijn geen gevallen bekend van problemen voor bepaalde categorieën gelovigen of van onderdrukking van religieuze stromingen. 3.3.4 Bewegingsvrijheid De binnenlandse reismogelijkheden zijn sinds het aantreden van de overgangsregering aanzienlijk verbeterd. Het vervoer over de rivier de Congo is hervat, ook voor personen. Diverse Congolese luchtvaartmaatschappijen onderhouden verbindingen tussen onder meer Kinshasa, Kisangani, Beni, Goma, Bunia, Mbuyi Mayi, Kananga, Mbandaka en Lubumbashi. Vanuit Kinshasa verzorgen drie Europese luchtvaartmaatschappijen regelmatige verbindingen met Europa, namelijk KLM/Kenya Airways vier keer per week via Nairobi, Air France twee keer per week rechtstreeks naar Parijs en SN Brussels Airlines vijf keer per week rechtstreeks naar Brussel. Ook een aantal Afrikaanse maatschappijen (Ethiopian Airlines, Cameroon Airlines, Air Gabon en Hewa Bora) onderhoudt verbindingen op Europa. South African Airlines en Hewa Bora onderhouden ook verbindingen met Zuid-Afrika vanuit Kinshasa en Lubumbashi. In 2003 hebben de EU-ambassades in Kinshasa gezamenlijk ongeveer 15.000 visa verstrekt aan Congolese burgers. Reisagenten brengen tegen betaling kandidaten voor illegale immigratie in contact met delegaties of groepen die een visum voor Europa hebben gekregen. Leiders van deze delegaties of groepen verkopen op hun beurt voor 3000 à 4000 een plaats op een lijst aan belangstellenden voor illegale immigratie. Deze praktijk komt voor bij muziekgroepen, religieuze groeperingen, sportgroepen en zelfs bij officiële missies. Naar onlangs in België en Frankrijk is gebleken, hebben beroemde Congolese musici op deze wijze tegen betaling enkele honderden illegale immigranten naar Europa gebracht. Voor reizen naar het buitenland is geen uitreisvisum meer nodig. Oppositieleden en journalisten kunnen vrijelijk naar het buitenland reizen.67 Volgens de Congolese krant Nation bestraft de DGM (Direction Générale de Migration) 68 op het vliegveld van Kinshasa sinds november 2003 reizigers die met 66 US Department of State, Country report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004), § 2b 67 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 2c 25

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

een vals of vervalst paspoort willen uitreizen met een boete van USD250 en een hechtenis van twee tot acht dagen. De kosten van het vliegticket worden niet gerestitueerd. Deze maatregel zou vooral bedoeld zijn om mensensmokkelaars te ontmoedigen.69 Terugkerende asielzoekers die niet in het bezit zijn van een Congolees paspoort worden, volgens UNHCR, door de DGM meegenomen naar het hoofdbureau van de DGM in Kinshasa waar de immigratieformaliteiten worden afgehandeld. Gedurende deze periode wordt de betreffende persoon niet als gedetineerd beschouwd en hij is vrij het gebouw te verlaten, zodra zijn Congolese nationaliteit is vastgesteld. Problemen kunnen ontstaan wanneer iemand niet de Congolese nationaliteit heeft en op frauduleuze wijze een Congolees reisdocument heeft bemachtigd. Wanneer zo iemand afkomstig is uit Uganda of Rwanda, loopt hij risico arbitrair gedetineerd te worden. Onderdanen uit landen die als pro-DRC worden beschouwd (bijvoorbeeld Angola) worden naar de ambassade van hun land gebracht.70 Bij de Nederlandse en andere westerse ambassades in Kinshasa zijn geen gevallen bekend van afgewezen Congolese asielzoekers, die na hun terugkeer problemen met de autoriteiten hebben gehad. Ook onderzoeken door een lokale mensenrechtenorganisatie hebben geen gevallen van vervolging opgeleverd. 3.3.5 Rechtsgang Het burgerlijk en strafrecht zijn gebaseerd op Belgisch en gewoonterecht. De wet voorziet in het recht op een snel proces, de veronderstelling van onschuld tot schuld bewezen is en het recht op juridische bijstand. Deze rechten werden in de praktijk echter niet gerespecteerd. Eveneens voorziet de wet in een onafhankelijke rechtspraak, maar in de praktijk bleek deze ineffectief en corrupt.71 In april 2003 schafte president Kabila onder zware druk per decreet het cour d'ordre militaire af. Deze militaire rechtbank was berucht vanwege politieke veroordelingen. Desalniettemin lopen politieke groeperingen alsnog het risico zonder eerlijk proces veroordeeld te worden door het cour de sûreté de l'état.72 Eén van de grootste obstakels voor de verbetering van de mensenrechtensituatie in de DRC is de straffeloosheid. Een wetsontwerp met betrekking tot de rechtsgang

68 Hierbij wordt opgemerkt dat de Direction Générale de Migration (DGM) geen veiligheidsdienst is. Deze directie verricht immigratietaken, die bijvoorbeeld in Nederland door de IND en de Koninklijke Marechaussee worden gedaan. 69 Nation nr.47 (9-16 maart 2004) 70 UNHCR, Position Paper on the Return of Rejected Asylum-Seekers to the DRC (23 januari 2003) 71 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004), § 1e 72 Schweizerische Flüchtlingshilfe, Demokratische Republik Kongo (DRC) Update (28 mei 2004), p. 11 26

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

in de DRC is opgesteld, maar tot op heden noch aangenomen, noch in werking getreden.73 1700 Rechters in de DRC hebben begin januari 2004 hun twee maanden durende staking opgeschort. De staking werd uitgeroepen om betere betaling en werkomstandigheden te verkrijgen, evenals een grotere onafhankelijkheid. De rechters verdienen tussen de $15 en $40 per maand. Zij vragen tenminste $950 per maand. De staking werd opgeschort om, volgens de voorzitter van rechtersvakbond, het parlement en de regering de kans te geven serieus en ongestoord met de rechterlijke macht te onderhandelen. Het parlement heeft een commissie ingesteld om te bemiddelen.74 Eind januari 2004 zijn in Bunia, de hoofdstad van Ituri, vijf rechters, twee Officieren van Justitie en twee griffiers, die door de overgangsregering zijn benoemd, aan het werk gegaan. Hun veiligheid wordt door MONUC gewaarborgd.75 De rechtbank in Bunia was sinds 1998 gesloten.76 Inmiddels is een dertigtal militairen en criminelen door MONUC gearresteerd en voorgeleid. Tijdens de militaire problemen in Bukavu eind mei juni 2004 werd de lokale president van het Hof van Beroep in Bukavu door een verdwaalde kogel dodelijk getroffen. 3.3.6 Arrestaties en detenties De wet verbiedt willekeurige arrestatie en detentie, toch kwam dit in de verslagperiode voor. Voor de arrestatie van personen die verdacht worden van misdrijven waar een gevangenisstraf van meer dan zes maanden voor staat is volgens de wet geen arrestatiebevel nodig. Verdachten moeten binnen 48 uur voor de rechter geleid worden, die dan een periode van voorarrest mag opleggen. In de praktijk worden deze perioden van voorarrest stelselmatig overschreden.77 Vooruitlopend op de goedkeuring van de amnestiewet78 zijn meer dan 400 gedetineerden uit de centrale gevangenis van Kinshasa (CPRK) vrijgelaten. Onder hen bevonden zich leden van politieke partijen, journalisten en leden van politiek- religieuze bewegingen. 73 Zie ook § 3.1.2 Nationale wetgeving 74 IRIN, Judges suspend their two-month strike (6 januari 2004) 75 Reliefweb (22 januari 2004) 76 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 1f 77 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 1d 78 Zie verder § 3.1.2 Nationale wetgeving 27

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Situatie in gevangenissen De omstandigheden in de meeste grote centrale gevangenissen, evenals in kleinere - legale en illegale ­ plaatsen van detentie, zijn nog altijd zeer slecht en soms levensbedreigend. Vrouwen en kinderen worden over het algemeen gescheiden gedetineerd van mannen, al was dit niet altijd het geval. Personen in voorarrest en veroordeelde criminelen worden niet apart gevangen gehouden.79 In 2003 kwamen 69 gevangenen in de CPRK (Centre Pénitentiaire et de Rééducation de Kinshasa, de voormalige Makala gevangenis) om het leven. Sommigen waren door de politie, voor hun overbrenging naar de gevangenis, ernstig mishandeld. De meeste gevangenen stierven door slechte omstandigheden, ondervoeding, mishandeling en ziekten. Het door de overheid verstrekte voedsel is ontoereikend en in september 2003 werd gedurende verscheidene weken helemaal geen voedsel verstrekt. De gevangenen waren voor hun voedselvoorziening afhankelijk van familie of vrienden.80 Met name in de Kivu's zijn zogenaamde strafcellen aangetroffen. Deze strafcellen zijn putten van 80 tot 150 centimeter diep, 200 centimeter lang en 50 tot 150 centimeter wijd. Zowel militairen als burgers worden in dergelijke cellen gevangen gehouden.81 3.3.7 Mishandeling en foltering De wet verbiedt mishandeling en marteling. In de praktijk zijn burgers echter geregeld het slachtoffer van mishandeling.82 Doordat politie en leger niet betaald werden, verkeerden burgers in een situatie van rechtsonzekerheid.83 Met name gedetineerden werden bij arrestatie en ondervraging gemarteld en mishandeld en ook in de gevangenis kwam mishandeling voor. Uit Kisangani en Kindu kwamen berichten dat de benoeming van nieuwe militaire commandanten positieve gevolgen had voor de veiligheid van de burgerbevolking. Uit Beni berichtten ngo's echter dat het vertrouwen in het rechtssysteem nog 79 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 79-80 80 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 1a en 1c 81 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 77-78 82 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 1c 83 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 54 28

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

steeds zeer klein was en in Isiro nam in de verslagperiode het geweld door militairen tegen de burgerbevolking toe. De VN Speciale Rapporteur voor de mensenrechten in de DRC stelde vast dat met name verplaatsingen van strijdkrachten vaak aanleiding waren tot een toename van geweld tegen en afpersing van de burgerbevolking.84 3.3.8 Verdwijningen Er zijn geen gevallen bekend van politiek geïnspireerde verdwijningen in de verslagperiode. 3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden In de verslagperiode werd geen melding gemaakt van politieke moorden, maar de veiligheidsdiensten maakten zich wel schuldig aan buitengerechtelijke executies, zonder dat zij daarvoor ter verantwoording werden geroepen. Daarnaast doodden door de regering gesteunde Mayi-Mayi en Hutu-milities in het oosten van Congo talrijke burgers, zonder dat hier tegen werd opgetreden.85 3.3.10 Doodstraf De DRC kent de doodstraf. Een moratorium op de uitvoering van de doodstraf, dat in 1999 werd ingesteld, werd in november 2002 opgeheven. Aangenomen werd dat deze opheffing in verband stond met de uitspraak in de rechtszaak over de moord op Laurent Kabila. Op 6 januari 2003 werden 15 ter dood veroordeelden uit de gevangenis gehaald en in een militair kamp in een buitenwijk van Kinshasa geëxecuteerd.86 Sindsdien zijn geen gevallen bekend van voltrekking van de doodstraf. 3.4 Positie van specifieke groepen 3.4.1 Dienstplicht / militairen In de DRC bestaat geen dienstplicht. Men is thans bezig een nieuw nationaal leger (FADRC) op te richten, dat is samengesteld uit militairen van het voormalige regeringsleger FAC en strijders van de diverse voormalige gewapende 84 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 56-58 85 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 1a 86 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 1a 29

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

rebellengroepen (RCD, MLC, Mayi-Mayi, etc.) Nog niet bepaald is hoe groot het nieuwe leger zal worden, maar het grootste deel van het voormalige FAC en de gewapende rebellengroepen zal ontwapend en gedemobiliseerd moeten worden. Het nationale leger bleef, ondanks beloften om kindsoldaten te demobiliseren, ook in de verslagperiode minderjarigen in zijn gelederen houden. Van rekrutering van minderjarigen door het nationale leger was geen sprake, maar door de regering gesteunde gewapende groepen als de Mayi-Mayi en Hutu-milities rekruteerden wel minderjarigen.87 Eind juni 2004 arresteerde MONUC Floribert Kisembo, de leider van een factie van UPC vanwege het feit dat hij nog steeds nieuwe militieleden rekruteerde, en dan met name kinderen.88 3.4.2 Etnische groepen Banyamulenge In de gespannen verhoudingen tussen de DRC en Rwanda speelt de nationaliteitskwestie van de Congolese Tutsi (Banyamulenge) een grote rol. Vaak worden door de regering in Kinshasa geen onderscheid gemaakt tussen de Banyamulenge en Rwandezen. Rwanda en de Banyamulenge doen inderdaad een beroep op wederzijdse loyaliteit, maar tegelijkertijd wensen veel Banyamulenge erkend te worden als Congolezen, aangezien zij vaak al decennialang, en soms al generatieslang op Congolees grondgebied wonen. Verwacht wordt dat in juli 2004 een Wet op de nationaliteit aan het parlement zal worden aangeboden. Er zijn in de verslagperiode geen gevallen bekend van geweld tegen Banyamulenge (Congolese Tutsi) door de overheid of burgers in Kinshasa. Het vluchtelingenkamp voor Banyamulenge op het terrein van het INSS (Institut National de la Sécurité Sociale) te Kinshasa is sinds 30 juni 2003 gesloten. Gedurende de gevechten om Bukavu meldden de Banyamulenge dat zij door Congolese militairen uit hun huizen werden verdreven en gedood. Zo'n 30.000 personen sloegen op de vlucht.89 Deze zijn overigens sinds de ontzetting van Bukavu langzaam begonnen terug te keren. Naar eigen zeggen was de kwetsbare positie van de Banyamulenge in het oosten van Congo begin juni 2004 de aanleiding voor twee RCD-commandanten (beiden zelf ook Banyamulenge) om de militaire commandant in Bukavu af te zetten en de stad in te nemen.90 Een officieel door MONUC opgesteld rapport ontkende de vermeende genocide op Banyamulenge. Het rapport gaf wel aan dat op grote schaal willekeurig werd gemoord en verkracht, vooral, maar niet alleen, door de opstandige militairen, gedurende de gevechten in en rond Bukavu. 87 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004) § 5 88 AFP, L'Onu arrête deux chefs de milices en Ituri (25 juni 2004) 89 Reuters, Congolese Tutsis flee ethnic violence in east (31 mei 2004) 90 Zie ook § 2.3 Veiligheidssituatie 30

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

3.4.3 Homoseksuelen In het Congolese recht is homoseksualiteit niet strafbaar gesteld.91 Bescherming tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid wordt niet genoemd in de grondwet. `Overtredingen van de publieke moraliteit' zijn voor zowel heteroseksuelen als homoseksuelen strafbaar. Er rust een zwaar taboe op homoseksualiteit, waardoor er nauwelijks over het onderwerp gesproken wordt. In hoger opgeleide kringen in de samenleving wordt homoseksualiteit waarschijnlijk stilzwijgend getolereerd, terwijl in meer traditionele kringen homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt. In het algemeen is echter homoseksualiteit, zolang deze niet expliciet uitgedragen wordt, niet zodanig stigmatiserend, dat het maatschappelijk functioneren van een individuele homoseksueel in het gedrang komt. Door het gebrek aan beschermende wetgeving, aan formele en informele acceptatie, en door het slechte functioneren van het politie-apparaat, kan een homoseksueel geen bescherming tegen voorkomende gevallen van discriminatie door medeburgers inroepen van de politie of andere overheidsinstanties. 3.4.4 Vrouwen Bij een beschrijving van de positie van de Congolese vrouwen moet onderscheid gemaakt worden tussen ongehuwde en gehuwde vrouwen. Ongehuwde vrouwen worden niet gediscrimineerd en mogen in principe iedere functie uitoefenen en ieder ambt bekleden. Zij kunnen ook dienst nemen als beroepsmilitair. Gehuwde vrouwen verliezen bij hun huwelijk hun wettelijke handelingsbekwaamheid. Zij kunnen zonder toestemming van hun echtgenoot niet in rechte optreden, goederen verwerven en vervreemden of zich verplichten. Als de echtgenoot toestemming weigert, kan het tribunal de paix (laagste rechtbank) toestemming verlenen. Voorafgaande toestemming van de echtgenoot is niet nodig als de vrouw in rechte optreedt tegen haar man. Evenmin is toestemming vereist als de echtgenoot afwezig is of, als hij veroordeeld is tot een gevangenisstraf van tenminste zes maanden, gedurende zijn detentie. Ongehuwde (meerderjarige) vrouwen kunnen zelfstandig een paspoort aanvragen. Gehuwde vrouwen hebben hiervoor toestemming van hun echtgenoot nodig.92 In maart 2003 is een nieuwe arbeidswet tot stand gekomen, die in samenwerking met de ILO (International Labour Organisation) is opgesteld. Volgens deze wet, 91 http://www.mask.org.za/SECTIONS/AfricaPerCountry/ABC/ 92 Art. 448 t/m 451 Code de la Famille 31

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

die in 2004 in werking treedt, hebben vrouwen niet langer toestemming van hun echtgenoot nodig om te gaan werken.93 Seksueel geweld en seksueel misbruik zijn weliswaar bij wet verboden, maar het komt op zeer grote schaal voor in de DRC. Vrouwen die het slachtoffer worden van seksueel geweld praten hier privé niet over en nog minder melden zij dit aan Justitie. Aan de ene kant is men bang voor sociale stigmatisering en vergelding (vrouwen worden na verkrachting vaak verstoten door hun familie), aan de andere kant worden deze problemen meestal 'opgelost' door informele afspraken en een huwelijk van de vrouw met de dader. De VN Speciale Rapporteur voor de mensenrechten in de DRC merkte op dat er een grote tegenzin bestaat onder rechters om verkrachters aan te klagen en te veroordelen.94 In het oosten van het land wordt seksueel geweld als wapen ingezet door bijna alle gewapende groepen die bij het conflict zijn betrokken.95 3.4.5 Voormalig Mobutu-aanhangers Vele vooraanstaande mobutisten, waaronder twee zoons van president Mobutu en een voormalige premier van Mobutu, Kengo wa Dondo, zijn naar Kinshasa teruggekeerd. Kengo is wel ondervraagd door de Procureur-Generaal in verband met verduistering van overheidsgelden ter waarde van ongeveer USD 50 miljoen, maar is niet in staat van beschuldiging gesteld en heeft zijn paspoort teruggekregen om in België een medisch onderzoek te ondergaan. Er zijn geen gevallen bekend van ex-mobutisten die na hun terugkeer naar Kinshasa problemen met de autoriteiten hebben gehad. 3.4.6 Ex-FAZ militairen De DRC en de Republiek Congo (Brazzaville) zijn overeengekomen op korte termijn ex-militairen die op hun beider grondgebied een toevlucht hebben gezocht, op vrijwillige basis te repatriëren. In de Republiek Congo verblijven sinds mei 1997 ongeveer 4000 ex-FAZ-militairen (Forces Armées Zaïroises) en voormalige elementen van de DSP (Division Spéciale Présidentielle, de voormalige lijfwacht van ex-president Mobutu).96 93 Reliefweb (19 maart 2003) 94 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 93-95 95 ECOSOC, E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004), § 33, 93-94, IRIN, Focus on rampant rape, despite end of war (8 maart 2004) 96 Digitalcongo.net (4 mei 2004) 32

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

4 Migratie 4.1 Migratiestromen In de nasleep van de korte inname van de Oost-Congolese stad Bukavu door rebellerende commandanten in de DRC in de eerste helft van juni 2004, kwam een stroom Congolese vluchtelingen op gang. In enkele dagen tijd trokken meer dan 30.000 vluchtelingen naar kampen in de provincie Cibitoke in Burundi.97 De meerderheid van de vluchtelingen waren Banyamulenge (Congolese Tutsi), die de DRC ontvluchtten omdat zij vergeldingsacties vreesden daar zij behoren tot dezelfde etnische groep als de rebellerende commandanten verantwoordelijk voor de strijd in en rondom Bukavu. Andere etnische groepen waren echter eveneens vertegenwoordigd onder de vluchtelingen, wat tot gevolg had dat de vluchtelingen in Burundi in verschillende kampen moesten worden ondergebracht om onlusten te voorkomen.98 Eind juni 2004 keerden ongeveer 130 Congolese vluchtelingen vanuit Rwanda terug naar de DRC. Volgens waarnemers bevonden zich onder hen geen Banyamulenge.99 Een belangrijke oorzaak voor de migratie van Congolese burgers naar Europa is de zeer slechte sociaal-economische situatie in de DRC. Er heerst zeer grote werkloosheid en er is geen uitzicht op verbetering. In 2003 hebben een kleine 10.000 Congolezen in Europa politiek asiel aangevraagd. Slechts een gering percentage van deze verzoeken is gehonoreerd met een verblijfsvergunning. In de Republiek Congo (Brazzaville) bevinden zich ongeveer 86.000 Congolese vluchtelingen. Zij wonen niet in opvangkampen, maar leven verspreid in delen van het land die grenzen aan de DRC.100 UNHCR organiseert tripartiete bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de DRC en Congo (Brazzaville) om een plan op te stellen voor de terugkeer van de Congolese vluchtelingen. In andere buurlanden van de DRC en in Zuid-Afrika bevinden zich naar schatting 380.000 Congolese vluchtelingen. Zij zijn hoofdzakelijk afkomstig uit de voormalige rebellengebieden. Sinds december 2003 voert de Angolese regering het beleid dat alle illegale Congolese diamantzoekers in Angola het land moeten verlaten. Naar schatting 97 AP, Number of Congolese refugees in Burundi climbs to 30.000 (19 juni 2004) 98 AFP, Les Réfugiés qui ont fui la RDC divisés par les tensions ethniques (papier d'angle) (20 juni 2004) 99 AFP, Premiers retours de congolais réfugiés au Rwanda (21 juni 2004) 100 UNHCR, World News (25 februari 2004) 33

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

werken zo'n 250.000 Congolezen illegaal in diamantmijnen in Noord-Angola. Sindsdien zijn 80.000 à 100.000 Congolezen door het Angolese leger gedwongen uit Angola verwijderd. Alvorens zij de grensrivier Tungila (grens met de provincie Bandundu) worden over gestuurd, worden zij op gewelddadige wijze gefouilleerd op diamantbezit. Dit heeft gewonden en enkele doden tot gevolg gehad. De teruggestuurden worden opgevangen in het zuidwesten van de provincies Bandundu en West Kasaï.101 4.2 Opvang ontheemden In de Kivu's, Maniema en het noorden van Katanga bevinden zich ongeveer anderhalf miljoen ontheemden.102 Slechts de helft van hen ontvangt hulp. 4.3 Minderjarigen Wettelijke regels Minderjarigheid eindigt in de DRC bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.103 Het is evenwel mogelijk dat een rechtbank een minderjarige na het bereiken van de 15-jarige leeftijd meerderjarig verklaart op verzoek van de ouders, of bij het ontbreken van de ouders, de voogd.104 Een gehuwde minderjarige wordt van rechtswege als meerderjarig beschouwd.105 Vanaf de leeftijd van 18 jaar is iemand wettelijk handelingsbekwaam. Mannen mogen op 18-jarige leeftijd trouwen en vrouwen op 15-jarige leeftijd. Niettemin kan het tribunal de paix leeftijdsdispensatie verlenen op grond van gewichtige redenen. Sociale positie In de DRC is geen wettelijke leerplicht en dus ook geen leeftijd tot welke de leerplicht zou gelden. Wat het werken door minderjarigen betreft stelt de wet dat het verboden is iemand jonger dan 14 jaar in dienst te nemen.106 Minderjarigen tussen de 14 en 16 jaar mogen alleen lichte werkzaamheden verrichten, die niet schadelijk zijn voor de gezondheid. Het in dienst nemen van minderjarigen is niet toegestaan als de degenen die de ouderlijk macht uitoefenen of de voogd zich hiertegen verzetten. In het algemeen gaan Congolezen vanaf 18 jaar en als ze een baan hebben, voor zich zelf zorgen. Er zijn echter thans in de DRC talrijke minderjarigen die voor 101 Reliefweb (17 april 2004) 102 Reliefweb, Atelier de formulation du plan d'action en faveur des déplacées et retournées- Nord-Kivu, Sud Kivu, Maniema & Nord Katanga (25 april 2004) 103 Art. 219 Code de la Famille 104 Art. 289 Code de la Famille 105 Art. 288 Code de la Famille 106 Art. 3 Code de Travail 34

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

zichzelf moeten zorgen omdat ze wees zijn of omdat hun ouders niet meer voor hen kunnen zorgen. Daarom moeten zeer veel kinderen, soms vanaf zeven of acht jaar werkzaamheden verrichten om in leven te blijven (schoenpoetsers, autowassers, verkopers etc.). Hierbij is geen verschil tussen jongens en meisjes. Het aantal straatkinderen en wezen nam sinds begin van 2001 toe. Straatkinderen in Kinshasa kunnen te maken krijgen met ernstige mishandeling door soldaten en politie. Ook de bevolking staat veelal wantrouwend tegenover straatkinderen.107 Vaak zijn het kinderen die om culturele redenen tot enfants sorciers (heksenkinderen) zijn verklaard en door de familie zijn verstoten. Het is sociaal-cultureel geaccepteerd dat 16 en 17-jarigen werken, hetgeen ook bij wet is toegestaan. In de informele sector verrichten zij de meest uiteenlopende werkzaamheden. Het is niet gebruikelijk dat minderjarigen trouwen en een gezin stichten. Als het al gebeurt blijft het jonge stel bij een van de ouders wonen om economische redenen. Het is zeer ongebruikelijk dat minderjarigen zelfstandig gaan wonen apart van de familie, mede vanwege de kosten die dit met zich meebrengt en de zeer slechte financiële situatie waarin de bevolking van de steden zich bevindt. In de dorpen is nog ongebruikelijker dat minderjarigen op zich zelf gaan wonen. Sterke sociale controle en culturele redenen verhinderen dit. Zowel wettelijk als sociaal-cultureel worden Congolezen niet als zelfstandig beschouwd vóór hun meerderjarigheid, tenzij zij een baan hebben die hen in staat stelt voor zichzelf te zorgen, hetgeen vóór hun achttiende jaar zelden voor komt. In het algemeen worden Congolezen niet werkelijk onafhankelijk van hun ouders tot zij een baan hebben, wat meestal pas op hun twintigste het geval is. Er zijn natuurlijk, zoals in ieder land, verschillen tussen de verscheidene sociaal- economische klassen. Een kind uit een rijke familie zal vanaf zijn achttiende jaar als zelfstandig beschouwd worden als hij voldoende financiële middelen heeft, zelfs als hij geen baan heeft. Lokale gebruiken maken op de zelfstandigheid van minderjarigen geen uitzondering. Alleenstaande minderjarigen In het algemeen worden weeskinderen opgevangen door de familie van één van beide ouders. Vanwege de zeer slechte economische situatie van de laatste jaren komt het echter voor dat weeskinderen aan hun lot worden overgelaten, ongeacht hun leeftijd. In de DRC bestaan principieel geen weeshuizen van overheidswege, omdat het tot een paar jaar geleden ondenkbaar was dat een kind niet door een van beide families werd opgevangen na het overlijden van één of beide ouders. 107 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices DRC 2003 (februari 2004), § 5 35

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

De enkele opvanghuizen in de DRC worden geleid door ngo's of religieuze congregaties, bijvoorbeeld het Leger des Heils, de Zusters van Moeder Theresa of de liefdadigheidsinstelling voor straatkinderen (een complete lijst is niet beschikbaar). Zij trekken zich het lot van straatkinderen aan en trachten hen enige opleiding te geven. De levensomstandigheden in deze opvanghuizen zijn slechter dan die van de meerderheid van de bevolking. Dit is mede te wijten aan het feit dat bovengenoemde organisaties voor hun functioneren afhankelijk zijn van giften. De opvanghuizen zijn bedoeld voor de opvang van straatkinderen. Deze verblijven hier tot zij een vak hebben geleerd waardoor zij in staat zijn geld te verdienen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. Het aantal opvanghuizen is bij lange na niet genoeg om alle minderjarige straatkinderen op te vangen. Uit het buitenland terugkerende minderjarigen, waarvan de familie niet over de terugkeer was ingelicht, kunnen op het bureau van de vreemdelingenpolitie in Kinshasa worden vastgehouden tot er eventuele familieleden zijn gevonden door de immigratiedienst. Terugkerende minderjarige asielzoekers krijgen geen speciale behandeling. Iedere minderjarige, die geen ouders meer heeft kan een voogd toegewezen krijgen. Deze voogd wordt gezocht in de naaste familiekring van de betrokken minderjarige of uit andere personen die voor deze taak geschikt zijn. De voogd wordt benoemd door het tribunal de paix, op voordracht van de familie. 4.4 Activiteiten van internationale organisaties UNHCR De UNHCR faciliteert vrijwillige terugkeer van Congolese vluchtelingen uit de buurlanden en speelt een rol in het DDRRR proces met betrekking tot Rwandese ex-FAR en Interahamwe strijders. Op grond van verbeterde veiligheidsomstandigheden in de provincies Equateur en Katanga bereidt de UNHCR in 2004 de vrijwillige terugkeer voor van vluchtelingen uit de DRC in de Centraal Afrikaanse Republiek en Zambia. Verwacht wordt dat de terugkeer later dit jaar tijdens het droge seizoen zal beginnen. Dit zal de eerste fase worden van een groter repatriëring schema, dat zal afhangen van de politieke situatie en veiligheidssituatie in de gebieden van terugkeer.108 UNHCR hoopt binnen twee jaar alle Congolese vluchtelingen uit de buurlanden naar de DRC terug te brengen. De UNHCR heeft aan 350.000 Congolezen de vluchtelingenstatus verleend.109 UNHCR waarschuwt echter tegen gedwongen terugkeer naar gebieden buiten Kinshasa met het oog op de gebrekkige sociaal- 108 Reliefweb (31 maart 2004) 109 Reliefweb (21 april 2004) 36

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

economische situatie. Tegen terugkeer van personen met banden in Kinshasa naar de hoofdstad verzet UNHCR zich niet.110 4.5 Beleid andere Europese landen België België behandelt alle asielaanvragen van personen uit de DRC op individuele wijze. België verwijdert afgewezen Congolese asielzoekers. Verenigd Koninkrijk Het Verenigd Koninkrijk behandelt alle asielaanvragen van personen uit de DRC op individuele basis. De enige categorie van asielzoekers die in het algemeen een vluchtelingenstatus krijgen zijn personen behorend tot de etnische Tutsi. Het VK beschouwt de DRC veilig genoeg voor terugkeer van afgewezen asielzoekers. Er is geen informatie beschikbaar over het beleid van andere Europese landen.

110 UNHCR, Standpunt met betrekking tot terugkeer uitgeprocedeerde asielzoekers (zonder datum, maar aan het ministerie van Buitenlandse Zaken gecommuniceerd op 29 juni 2004) 37

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

5 Samenvatting In de verslagperiode stagneerden de politieke ontwikkelingen in de DRC. Er werd beperkt voortgang gemaakt met belangrijke wetgeving, zoals de nationaliteitswet en een wet op registratie van de kiezers, die moeten leiden tot verkiezingen in juni 2005. Niet alle partijen in de huidige regering zijn gebaat bij verkiezingen op korte termijn, omdat zij het risico lopen invloed in hun gebieden kwijt te raken en daarmee belangen en inkomsten. De enige vooruitgang die in de verslagperiode werd geboekt, betrof een akkoord over de verdeling van de provincies over de entiteiten van de regering en de benoeming van de gouverneurs. Het vredesproces liep in de verslagperiode enige ernstige klappen op. In Noord- Kivu raakte de situatie steeds meer gespannen door sterke anti-Rwandese sentimenten, en deze situatie bereikte zijn hoogtepunt toen twee RCD- commandanten in juni 2004 Bukavu enkele dagen innamen. De rebellerende commandanten gaven aan dat de aanval op Bukavu nodig was om de Banyamulenge bescherming te bieden tegen vervolging door het regeringsleger. Bij de terugtrekking uit Bukavu, die al na enkele dagen plaatsvond, gaf één van de rebellerende commandanten toe dat de inschatting van de positie van de Banyamulenge onjuist was geweest. Desalniettemin kondigde dezelfde commandant enkele dagen na zijn terugtrekking uit Bukavu aan het oosten van Congo te zullen bevrijden als er geen onderzoek zou worden gedaan naar de misdaden tegen de Banyamulenge. In de omgeving van Bukavu (Kamanyola) bleven gevechten plaatsvinden tussen de rebellen enerzijds en het regeringsleger en milities anderzijds. Verder vonden in de verslagperiode twee couppogingen plaats. In maart 2004 vielen oud-FAZ militairen, loyaal aan voormalig president Mobutu, militaire en burgerlijke doelen aan in Kinshasa, en in juni 2004 deed een deel van de presidentiële garde een poging de macht over te nemen. Beide pogingen werden afgeslagen door troepen trouw aan de overgangsregering. Behalve in Ituri, de Kivu's en het noorden van Katanga, waar lokale milities actief zijn, wordt in de DRC niet meer gevochten. Het overgrote deel van MONUC is in Ituri en de Kivu's gelegerd (bij elkaar ongeveer 8000 man op een totale sterkte van ruim 10.000 man). FDLR milities roeren zich vaker en het Congolese leger treedt hier tegen op. Met de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie (DDR) van manschappen van de voormalige rebellengroepen en het voormalige regeringsleger die niet in het nieuwe, geïntegreerde regeringsleger zullen worden opgenomen, moet nog worden begonnen. Verwacht wordt dat tussen de 150.000 en 300.000 voormalige strijders zullen moeten worden ontwapend. 38

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

De betrekkingen met Rwanda zijn nog niet hersteld. Op het aanbod van Rwanda een ambassadeur in Kinshasa te benoemen werd niet gereageerd. Geruchten en een melding door MONUC over de aanwezigheid van Rwandese regeringstroepen in Noord-Kivu droegen in de verslagperiode niet bij aan een betere verstandhouding. De RCD-Goma steunde bij monde van vice-president Azerias Ruberwa de Rwandese ontkenning hetgeen voor andere leden van de regering aanleiding was de RCD-Goma voor verrader uit te maken. Ook bij de inname van Bukavu waren de geruchten dat Rwandese troepen zich bij de muitende RCD-troepen aansloten zeer sterk. President Kabila beschuldigde Rwanda ervan achter de inname van Bukavu te zitten. Rwanda ontkende opnieuw aanwezigheid. In de verslagperiode vond vanuit Bukavu een vluchtelingenstroom van met name Banyamulenge plaats in de richting van Rwanda en Burundi. De Banyamulenge vluchtten uit angst voor vergeldingsacties van het regeringsleger en milities, daar zij verantwoordelijk zouden kunnen worden gehouden voor de aanval door de rebellerende RCD-commandanten, die ook Banyamulenge waren. UNHCR begon met de voorbereidingen voor de terugkeer van Congolese vluchtelingen uit de buurlanden. Op voorwaarde dat de veiligheidssituatie het toestaat, zal binnenkort begonnen worden met de repatriëring van Congolese vluchtelingen uit de Centraal Afrikaanse Republiek naar de provincie Equateur en uit Zambia naar de provincie Katanga. Binnen twee jaar hoopt UNHCR alle Congolese vluchtelingen uit de buurlanden naar de DRC terug te brengen.

39

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Bijlage I Literatuurlijst Rapporten Economist Intelligence Unit, Country Report Democratic Republic of Congo (maart 2004) Europa Publications, Africa South of the Sahara 2002, Democratic Republic of Congo (Londen, 2002) Veiligheidsraad van de Verenigde Naties: - resoluties 1484, 1493 en 1501 (2003) en 1533 (2004) S/2004/251 - Fifteenth report of the Secretary-General on MONUC (25 maart 2004) MONUC, Bref aperçu sur la situation des droits de l'homme en République Démocratique du Congo (maart 2004) Schweizerische Flüchtlingshilfe, Demokratische Republik Kongo (DRC) Update (28 mei 2004) Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC), E/CN.4/2004/34 Report on the violation of human rights in the Democratic Republic of the Congo, submitted by the Special Rapporteur, Ms. Iulia Motoc (10 maart 2004) United States Department of State, Country Reports on Human Rights Practices ­ 2003 ­ DRC (februari 2004) Websites www.ethnologue.com www.mask.org.za www.unhchr.ch/treaties www.africa-union.org/officialdocuments www.ecoi.net www.un.org www.reliefweb.org www.digitalcongo.net 40

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

www.cpj.org Persberichten Africa News, Amnesty International, AFP, ANP, AP, Human Rights Watch, Reuters, Integrated Regional Information Network (IRIN), UNHCR

41

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Bijlage II Lijst van afkortingen FAC Forces Armées Congolaises (Congolees regeringsleger). FAPC Forces Armées du Peuple Congolais. FDLR Front Démocratique de Libération du Rwanda (Rwandese Hutu rebellen). FNI/FRPI Front des Nationalistes et Intégrationistes / Forces de Résistance Patriotique en Ituri. MLC Mouvement du Libération du Congo (Partij van Jean Pierre Bemba). MPR Mouvement populaire de la révolution (oude partij van Mobutu), drie facties: MPR-Fait Privé; MPR/Vunduawe en MPR/Mananga. PPRD Parti du Peuple pour la Reconstruction et de la Démocratie (Partij van Joseph Kabila). PUSIC Parti pour l'Unité, la Solidarité et Intégrité de Congo. RCD-Goma Rassemblement Congolais pour la Démocratie, afdeling Goma (Partij van Azerias Ruberwa). RCD-K-NL Rassemblement Congolais pour la Démocratie ­ Kisangani ­ Mouvement du Libération. (Partij van Mbusa Nyamwisi). RCD-N Rassemblement Congolais pour la Démocratie ­ National (Partij van Roger Lumbala). RDF in Rwandan Defence Forces (Rwandese regeringsleger). RPA (verouderd) Rwandan Patriotic Army (Rwandese regeringsleger), vaak nog zo genoemd, hoewel de naam in mei 2002 werd veranderd in Rwandan Defence Forces. UDPS Union pour la Démocratie et le Progrès Social (Partij van Étienne Tshisekedi). 42

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

UPDF Uganda Peoples Defence Force (Ugandese regeringsleger). UPC Union des Patriotes Congolais (Thomas Lubanga).

43

Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo | Juni 2004

Bijlage III Kaart van de DRC111

111 De weergave van grenzen en namen op deze kaart en de gebruikte benamingen dienen niet te worden opgevat als een bevestiging of aanvaarding daarvan door het Koninkrijk der Nederlanden. 44


---- --