Federatie van Ouderverenigingen


24 augustus 2004

Grondwet niet wijzigen voor gehandicapten

Volgens minister De Graaf biedt de Grondwet voldoende bescherming tegen discriminatie vanwege een lichamelijke of geestelijke handicap of een chronische ziekte. De Graaf reageert met deze nota op een motie uit 2001 waarin de Kamer vroeg om deze gronden expliciet in artikel 1 van de Grondwet op te nemen.
De ministerraad stemt in met het standpunt van minister De Graaf.

Kamerlid Rouvoet (CU) diende indertijd de motie in. Hij reageerde teleurgesteld. Het suggereert dat er geen reëel maatschappelijk probleem is.Voor hem was de aanpassing van de Grondwet het sluitstuk, nadat eerder de Wet Gelijke behandeling is aangenomen en discriminatie van mensen met een handicap nu ook in het strafrecht is opgenomen.

De FvO meent dat dit stuk wetgeving een welkome aanvulling kan bieden op bestaande wetten. Rouvoet constateert terecht dat er wel een maatschappelijk probleem is met de acceptatie van mensen met een (verstandelijke) handicap. De bestaande wetgeving biedt wel mogelijkheden om discriminatie aan te pakken, maar wijziging van de grondwet biedt juridisch gesproken meer aanknopingspunten. Het niet uitdrukkelijk benoemen van handicap in artikel 1 van de Grondwet blijkt onvoldoende bij te dragen aan bescherming tegen discriminatie van mensen met een handicap of chronische ziekte.

Uit onderzoek blijkt dat een beroep op een benoemde grond meer kans van slagen heeft dan een beroep op een niet benoemde grond. De door de Nederlandse rechter gehanteerde interpretatiewijze impliceert dat mensen met een handicap doorgaans weinig kans zullen maken in hun pogingen bij de rechter hun gelijk te halen in geval van vermeende achterstelling vanwege een handicap.