Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
UB/IBA/04/41691

Onderwerp Datum
IWI-onderzoek "De manager de baas?" 27 augustus 2004

Door de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is onderzoek gedaan naar de sturing van verzekeringsartsen door WAO-managers binnen het Uitvoeringsinstituut Werknemers- ./. verzekeringen (UWV). Hierbij treft u het betreffende onderzoek van IWI aan.

Bevindingen IWI
De IWI constateert dat daar waar WAO-managers verantwoordelijk zijn voor de aansturing van verzekeringsartsen op de kwaliteit én de kwantiteit van het werk, de nadruk ten tijde van het onderzoek voornamelijk lag op aansturing op kwantiteit. Er is zodoende geen sprake van integrale aansturing door de WAO-managers. Daar waar kwalitatieve aspecten een rol spelen, loopt dit voornamelijk via de lijn van de stafverzekeringsartsen en medisch adviseurs.

Reactie op IWI-onderzoek
Gezien het feit dat het onderzoek ziet op de eerste helft van 2002, is de conclusie van de IWI dat de nadruk lag op aansturing op kwantiteit niet onverwacht. Toentertijd werd algemeen de opvatting gedeeld dat prioriteit gelegd diende te worden bij een zorgvuldige implementatie van de Wet verbetering Poortwachter en het wegwerken van de op dat moment omvangrijke achterstanden bij de einde wachttijdbeoordelingen en bij de wettelijke herbeoordelingen. Het UWV heeft deze achterstanden inmiddels grotendeels weggewerkt.

In lijn met de sturingsfilosofie behoort de wijze van aansturen van verzekeringsartsen tot de bedrijfsvoering van UWV en daarmee tot het domein van UWV. Het is primair aan het UWV om hier op adequate wijze invulling aan te geven. Voor mij is voornamelijk van belang dat de uitkomsten van het handelen van verzekeringsartsen (onder meer in termen van beperken van WAO-instroom en tijdige en rechtmatige uitvoering) van voldoende niveau zijn. In dat kader ben ik van oordeel dat het UWV in de afgelopen periode belangrijke stappen heeft gezet, waaronder het wegwerken van de achterstanden, de invoering van het CBBS, de grotere nadruk op kwaliteitsverbetering onder meer door de stimulering van intercollegiale toetsing en de omslag naar een uitvoering die gericht is op "werk boven uitkering". In dit kader is sprake van een positieve


2

ontwikkeling met betrekking tot de kwaliteit van de claimbeoordeling in relatie tot het beperken van de WAO-instroom. Het percentage toekenningen uit claimbeoordeling einde wachttijd is sinds 1999 gedaald van 77% tot 69%. Het aandeel toekenningen van volledige uitkeringen daalde in dezelfde periode van 50% naar 40%. Binnen het aantal volledige uitkeringen is het aandeel dat uitsluitend op medische gronden is gebaseerd, gedaald van 34% naar 19%.

Specifiek ten aanzien van de aansturing op kwalitatieve aspecten wil ik nog wijzen op de invoering door UWV van de CBBS-monitor. Met deze monitor is UWV in staat om op medewerkers, afdelings- en kantoor-niveau informatie te genereren met betrekking tot de kwaliteit van het verzekeringsgeneeskundig handelen (onder meer aantal GDBM-gevallen, aantal toepassingen medische urenbeperking e.d.). Deze informatie wordt sinds eind vorig jaar door de WAO- managers gehanteerd om gericht aan te sturen op de kwaliteit van het verzekeringsgeneeskundig handelen.
Daarnaast heeft de Raad van Bestuur UWV mei jl. besloten tot verdere verankering van de functionele aansturing van de sociaal medische functie. Het UWV gaat daartoe een centraal bureau Sociaal Medische Zaken direct onder de Raad van bestuur inrichten. Dit bureau zorgt voor de functionele aansturing van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De verwachting is dat dit bureau vanaf februari 2005 operationeel zal zijn. Daarnaast wordt de aansturing van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen versterkt door de introductie van regionale stafartsen- en arbeidsdeskundigen die het regiomanagement adviseren en dienen te zorgen voor de operationele ondersteuning van de WAO-managers. Op dit moment ligt de besluitvorming van UWV voor advies bij de ondernemingsraad. Het UWV verwacht vanaf februari 2005 met regionale stafartsen- en arbeidsdeskundigen te kunnen gaan werken.

Met de hier genoemde maatregelen verwacht ik dat de aandacht binnen UWV voor kwantiteit én kwaliteit bij de aansturing van verzekeringsartsen verder in balans wordt gebracht.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)