Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Financiën
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Persbericht ministerraad
27 augustus 2004

KABINET VERRUIMT OVERGANGSREGELING VUT EN PREPENSIOEN

Het kabinet versoepelt de overgangsregeling voor de afschaffing van de fiscale voordelen van VUT en prepensioen per 1 januari 2006. Werknemers die op 1 januari 2005 57 jaar of ouder zijn, behouden de huidige fiscale voordelen. De premies voor VUT en prepensioen, bedoeld voor de uitkeringen voor deze groep blijven aftrekbaar. Verder mogen ouderen vanaf 50 jaar extra sparen via de nieuwe levensloopregeling, die op 1 januari 2006 ingaat. Met deze regeling kunnen werknemers zelf sparen voor verlof of voor eerder pensioen. Dit is de uitkomst van overleg in de ministerraad met betrekking tot het voorstel van staatssecretaris Wijn van Financiën en minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De overgangsregeling voor prepensioen houdt in dat werknemers die op 1 januari 2005 57 jaar of ouder zijn, de fiscale voordelen behouden die horen bij het sparen voor prepensioen. Voor werknemers die op 1 januari 2005 jonger dan 57 jaar zijn, gelden vanaf 1 januari 2006 bij de opbouw van prepensioen niet langer de fiscale voordelen. Zij gaan dan belasting betalen over de premies. De uitkeringen blijven onbelast. Alle reeds opgebouwde prepensioenrechten blijven bestaan.

VUT-regelingen zijn zogeheten omslagregelingen. Dit houdt in dat de mensen die werken, per bedrijf of sector, premie betalen voor de uitkeringen van mensen die nu een VUT-uitkering krijgen. Ook sommige prepensioenregelingen worden deels op deze wijze gefinancierd. De overgangsregeling betekent dat de premies voor de VUT-uitkeringen van mensen van 57 jaar en ouder, die dus door de huidige werknemers en hun werkgevers worden opgebracht, onbelast zijn. Dit houdt concreet in dat werkgevers en werknemers nog tot 2013 betaalde VUT-premies, voor mensen van 57 jaar en ouder, kunnen aftrekken van de belasting. Overigens zijn CAO-partijen zelf verantwoordelijk voor de inhoud van VUT- en prepensioenregelingen. Het is aan hen deze eventueel te wijzigen in het licht van het nieuwe fiscale regime per 2006.

Verder is er sprake van een aantal versoepelingen ten opzichte van eerdere voorstellen van het kabinet. Zo zal de gehele VUT-uitkering niet ineens worden belast op het moment dat iemand met de VUT gaat. Ook ziet het kabinet af van zijn voornemen om de ruimte voor het belastingvriendelijk opbouwen van ouderdomspensioen te beperken tot 70 procent van het laatstverdiende loon. Het blijft dus mogelijk een pensioen op te bouwen tot 100 procent van het loon. Werknemers kunnen ervoor kiezen het bedrag dat boven de 70 procent van het loon uitkomt, te gebruiken om eerder te stoppen met werken. Deze mogelijkheid is vooral van belang voor mensen die jong zijn begonnen met werken en pensioen opbouwen.

Met ingang van 1 januari 2006 introduceert het kabinet een levensloopregeling. Werknemers mogen jaarlijks maximaal 12 procent van hun brutoloon sparen om langerdurend verlof te financieren. Hierbij geldt de zogeheten omkeerregel: over de inleg hoeft geen belasting te worden betaald, de belasting wordt pas betaald als het spaartegoed wordt opgenomen. Wel zijn over de inleg premies voor de werknemersverzekeringen verschuldigd. Ook extra gewerkte uren of bijvoorbeeld atv-dagen kunnen worden opgespaard. Er mag maximaal 150 procent van het bruto jaarsalaris worden gespaard of anderhalf jaar verlof in opgespaarde dagen. De levensloopregeling kan worden aangeboden door banken of verzekeraars en kan de vorm hebben van een spaar- of verzekeringsproduct.

Werknemers mogen het spaarsaldo ook gebruiken om eerder met pensioen te gaan. Doordat het spaarsaldo ook gedeeltelijk kan worden opgenomen, is het mogelijk dat ­ indien men genoegen neemt met 70 procent van het laatstverdiende loon ­ werknemers 2,1 jaar eerder kunnen stoppen met werken. Om ook ouderen in staat te stellen nog voldoende saldo op te bouwen om hiervan gebruik te maken, kunnen mensen tussen hun 50ste en 57ste jaar versneld het maximale tegoed van 150 procent van het bruto jaarloon opbouwen.

De spaarloonregeling blijft bestaan. Jaarlijks moet de werknemer kiezen of hij gebruik maakt van de spaarloonregeling of de levensloopregeling. De huidige verlofspaarregeling gaat op in de nieuwe levensloopregeling. Voor werknemers die ouderschapsverlof opnemen, komt er een tijdelijke ouderschapsverlofkorting. Werknemers die nog niet voldoende hebben kunnen sparen, worden zo in staat gesteld om toch ouderschapsverlof op te nemen. De regeling bedraagt de helft van het minimumloon per opgenomen verlofuur en geldt tot 31 december 2009. Na deze datum worden werknemers geacht zelf voldoende gelegenheid te hebben gehad om een spaarsaldo voor een redelijke periode van verlof op te bouwen.

RVD, 27.08.2004