Ministerie van Algemene Zaken

Speech van de Minister-president, dr. Jan Peter Balkenende, in ontvangstname bundel `Brieven aan Balkenende', Nieuwspoort, Den Haag, 30 augustus 2004.

Dames en heren.

`Toon me je boekenkast en ik vertel je wie je bent'. Ik dacht aan die uitspraak toen ik de elf brieven uit deze bundel las. Maar dan aan een variant eigenlijk: geef me een advies en ik vertel je uit welke sector je komt.

Het advies meer te investeren in de breedbandinfrastructuur bijvoorbeeld, komt uit de pen van een informatietechnoloog (Eckart Wintzen). De raad meer te investeren in onderwijs uit de koker van een hoogleraar (Roel Pieper). En de aanwijzing meer aan corporate governance te doen, stond in de brief van een behartiger van beleggersbelangen (Peter Paul de Vries).

Als je uit een bepaalde sector of belangengroepering komt, dan is het ook lógisch dat je voor die sector of groepering pleit. En het ligt dan óók voor de hand dat je vindt dat de overheid zich juist moet inspannen voor jouw tak van sport. Dat snap ik heel goed.

Mickey Huibregtsen heeft dat ook door. In zijn brief schrijft hij mij - en ik citeer- `dat er in Nederland weinig functies zijn waar meer wijsneuzen de betrokken functionaris advies geven dan in uw functie'. Einde citaat.

Ik zou niet zo snel het woord `wijsneuzen' gebruiken, maar veel goede raad krijg ik wel. En in ál die adviezen ­ in die van u, in die van vele anderen, in die van 16 miljoen Nederlanders eigenlijk ­ zit altijd wel een kern van waarheid.

In mijn werk gaat het erom naar al die adviezen te luisteren. Er over in gesprek te gaan. De essentie er uit te halen. De vele essenties te wikken en te wegen. En ... heel belangrijk: een uiteindelijke keuze te maken. In de Ministerraad. Op voorstel van de eerstverantwoordelijke Minister natuurlijk.


---

Vandaag wil ik u vertellen op welke manier ik omga met al die verschillende adviezen en al die opties en voorkeuren. Die soms overigens tegenstrijdig zijn. Want dat is het lastige: niet álles kan.

Dit Kabinet maakt keuzes. Gebaseerd op een visie. Een visie op wat de overheid moet doen. En wat niet. Die visie geeft ook richting aan ons denken over waarden en normen. En ze loodst ons door economische vraagstukken heen. Bij deze drie punten sta ik stil vandaag.


1. Wat doet de overheid wel en niet?

Ten eerste: onze visie op wat de overheid wel moet doen. En wat niet. En wie aan zet is als de overheid pas op de plaats maakt. Als ik naar de brieven kijk, wordt ook daarin veel geschreven over de manier waarop de overheid werkt. Of juist niet werkt. Het houdt ons dus behoorlijk bezig. Het verbeteren van de relatie tussen de overheid en de burger is prioriteit voor dit Kabinet. We hebben onze visie het etiket `Andere Overheid' opgeplakt. Die keuze is heel bewust gemaakt.
Het gaat ons niet per se om minder overheid. En zeker ook niet om meer. Het gaat vooral om een andere overheid. De burger is veranderd. De samenleving is veranderd. En we zijn toe aan een andere overheid.
Iedereen vindt dat de overheid anders en beter moet functioneren. Minder regels moet uitvaardigen. Minder bureaucratisch gedrag moet vertonen. Meer verbindingen moet leggen. Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Minder geregel door de overheid bijvoorbeeld, betekent meer ruimte voor initiatieven van burgers, bedrijven en maatschappelijk instellingen. Maar minder geregel door de overheid betekent ook dat je vaker zélf aan zet bent. Wat me intrigeert is dat de roep om van alles en nog wat door de overheid te laten regelen, tegelijkertijd toch gewoon blijft door klinken. Ik denk dan: het is van twee-en één.
---

Neem de nieuwe nota Ruimte, bijvoorbeeld, die dit Kabinet uitbracht. Gemeenten krijgen veel meer ruimte om keuzes te maken over de inrichting van Nederland. We timmeren het dus niet dicht met regeltjes vanuit Den Haag. Toch klinkt de roep om een centrale regie. Omdat het anders maar een rommeltje zou worden. Ik vraag me dan af: waarom zo weinig vertrouwen in is decentrale overheden?

2. De andere overheid
Om die `andere overheid' te realiseren hebben we een boel in gang gezet. We proberen de regeldruk radicaal te reduceren. Een mooi voorbeeld is het meldpunt tegenstrijdige regelgeving. Een site waar ondernemers hun ergernissen konden melden. Het Ministerie van EZ heeft nu een echt team van `rule-busters'om die tegenstrijdigheden weg te werken. De provincie Limburg trekt die lijn door. En heeft sinds kort de site `minderregelsinlimburg.nl' geopend. We gaan de mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie nog beter benutten. Zodat je vanuit huis of kantoor op elk moment van de dag al je zaken met de overheid kunt regelen. Transacties dus. Van vergunning tot verhuizing zullen we maar zeggen. De Belastingdienst is daar al erg ver mee. We trekken de banden met gemeenten en provincies nog eens extra aan. Om de dienstverlening te verbeteren, dubbel werk te voorkomen en onnodige bureaucratie te verhoeden.
Eén van de spannendste en ook meest actuele ingrepen, is de zogenoemde takenanalyse. De huidige inrichting van de rijksoverheid voldoet niet meer. Die is verkokerd. Het is de uitkomst van een lange geschiedenis.

Kijk naar het jeugdbeleid. Dat is nu nog geënt op een fragmentarisch beeld van mensen met een hulpvraag. De signalering van problemen is bij allerlei verschillende instanties neergelegd. Er zijn geen onderlinge verbindingen aangebracht. En ook de hulp zelf is opgeknipt in partjes.


---

Voor elk aspect van een sociaal probleem zijn er aparte organisaties met aparte potten en aparte processen. Kinderen en jongeren, hun ouders en hun begeleiders lopen te hoop tegen die onnavolgbare indeling. De `operatie-Jong' moet daar verbetering in brengen.

We moeten toe naar een overheid die meer georganiseerd is rond maatschappelijke problemen. Die flexibel genoeg is ook, om in te spelen op veranderingen. We verbinden ook actie aan die `takenanalyse'. Het kan zijn dat we stoppen met een taak. Een punt te zetten achter beleid. Het instrumentarium te vernieuwen. Of de verantwoordelijkheden anders beleggen. Binnen de overheid. Maar ook heel nadrukkelijk buiten de overheid. Bij de burger. Of bij het bedrijfsleven. Een aardig voorbeeld van dat laatste is een proefproject in Delfzijl. Daar zijn veel chemische bedrijven. En die worden natuurlijk van alle kanten gecontroleerd en geïnspecteerd. Men kijkt nu of het niet een beetje minder kan. Door de controlerende instanties van Rijkswaterstaat, provincie, gemeente en de brandweer te laten samen werken. Met elkaar. En met het bedrijfsleven.
3. Waarden en normen
Het `overhevelen'van verantwoordelijkheden is een logische consequentie van een overheid die minder bemoeizuchtig is. Een groot deel van de briefschrijvers heeft het daar ook over; over verantwoordelijkheid. Roel Pieper bijvoorbeeld. En Mickey Huibregtsen. Het tweede punt dat ik kort wil adresseren is de betekenis van een minder bemoeizuchtige overheid voor de houding en het gedrag van burgers. Van ons allemaal dus. Wat mij en de andere leden van het Kabinet voor ogen staat, is het op gang brengen én houden van het maatschappelijke debat over hoe we met elkaar willen omgaan. En over wat ons met elkaar bindt.
U en ik zijn het met elkaar eens ­ zo blijkt uit de brieven - dat je als burger de schouders moet zetten onder de maatschappij. De overheid moet burgers daar de ruimte voor geven. En er ook zorg voor dragen dat mensen die ruimte ­ hun eigen kracht - werkelijk kunnen benutten.
---

Ik hoorde pas van het fenomeen `eigen-kracht-conferenties'. De jeugdzorg in Overijssel werkt daarmee.
Op een `eigen-kracht-conferentie' werken familieleden en mensen uit het sociale netwerk van een kind met een hulpvraag, aan een plan om het probleem op te lossen. Ze nemen zelf verantwoordelijkheid. Voor de problemen én voor de oplossingen. Met goede resultaten. In 20% van de gevallen was er helemaal geen dienstverlening door de overheid nodig. Het probleem kon met eigen bronnen worden opgelost. Maar ook op andere terreinen is verantwoordelijkheid nemen kennelijk niet zo'n gek idee. Op het juridische vlak bijvoorbeeld is `mediation' in opkomst. Ook daar draait het erom er samen uit te komen. Theo Camps, die mij ook schreef, oppert een discussie over de mores van de overlegeconomie.
Kortom, we mogen van elkaar - en dan bedoel ik u en ik als burgers - verwachten dat we oog hebben voor elkaar. En elkaar als gelijkwaardig behandelen. Dat we zelfwerkzaamheid tonen en niet aangewezen blijven op de hulp van anderen. Dat we rekening houden met andere mensen. En dat we fouten erkennen en energie stoppen in het repareren van dingen die door eigen toedoen zijn misgelopen. 4. Andere overheid en economie Onze visie op wat de overheid wel en niet moet doen, bepaalt ook het derde en laatste punt dat ik wil bespreken: onze kijk op economische vraagstukken. Ik ben daar kort over. Want de briefschrijvers en ik zitten hier behoorlijk op één lijn. Als je naar de economie kijkt, dan komt het er op neer dat de overheid de kwaliteit van het veld én van de spelregels kan bewaken. En moet bewaken. Maar dat het spel zélf door anderen gespeeld moet worden.
Leendert Bikker gebruikt hiervoor een andere beeldspraak. Hij schrijft: "Ondernemend Nederland moet niet op U - op mij dus - wachten, maar zélf de hand aan de ploeg slaan." Ons herstel- en onderhoudsplan voor het economisch terrein bestaat uit een mix van structurele hervormingen. Geen micromanagement dus. Het gaat om: loonmatiging,
---

productiviteitsgroei en arbeidsparticipatie. Maatregelen die niet meteen morgen resultaat opleveren. Maar op termijn de economische structuur moeten verbeteren. Een mooi voorbeeld is de levensloopregeling. Onze levens zien er heel anders uit dan tien, twintig jaar geleden. Vroeger had het leven voor de meeste mensen de overzichtelijkheid van een 3-gangenmenu. Eerst leren. Dan een gezin. En tegelijkertijd of juist daarna aan het werk. Tegenwoordig kun je een gemiddelde levensloop beter vergelijken met een tapas ­maaltijd. We willen werk en tijd voor andere dingen, combineren. We gooien de volgorde om en nemen er de tijd voor.
De levensloopregeling is erop gericht mensen in de gelegenheid te stellen gedurende hun werkend leven zoveel mogelijk te werken. Zonder zichzelf te kort te doen op andere terreinen. Je spaart voor verlof. En dat verlof kun je voor allerlei doeleinden gebruiken. Om voor iemand te zorgen bijvoorbeeld. Of om bij te scholen. Dat laatste heeft positieve gevolgen voor de individuele productiviteit. Op de lange termijn heeft de levensloopregeling ook een positief effect op de loonkosten. Want als je op het moment dat het jou goed uitkomt verlof op kunt nemen voor een zorgtaak, of voor een sabbatical, dan geeft dat lucht, om het maar eens zo te zeggen. Het risico dat je overwerkt raakt of ziek wordt door het combineren van té veel taken, neemt af. En de kosten die dat met zich mee zou brengen ook. 5. Afsluiting
Ik rond af. Ik besluit met een oproep. Ik waardeer uw bijdragen aan het maatschappelijk debat over de inrichting van onze samenleving heel erg. En eigenlijk smaakt het mij naar meer. Ik zou u willen uitdagen weer in de pen te klimmen. Voor een nieuwe reeks brieven, gericht aan de burger en aan het bedrijfsleven! Dank u.

---