Ministerie van Buitenlandse Zaken

Toespraak minister Agnes van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) bij de Opening Academisch Jaar Wageningen Universiteit en Research Center, 6 september 2004

Geachte excellenties, dames en heren,

Over 20 jaar zijn we met 8 miljard mensen, bijna 2 miljard meer dan nu en dat in het tijdsbestek van één generatie. 95% van die nieuwe bevolking wordt geboren in de armste landen. Er zal daar naar schatting 40% meer voedsel nodig zijn. Dat dwingt tot een veel efficiënter gebruik van irrigatie, intensievere benutting van landbouwgrond en duurzamer beheer van de natuurlijke hulpbronnen. En dit terwijl op veel plaatsen de landbouw al onder druk staat door waterschaarste, landdegradatie, lage prijzen en verlies van agrobiodiversiteit. Dit werkt conflicten tussen bevolkingsgroepen in de hand, soms gewelddadig, zoals we nu in Darfur zien. Steeds meer mensen trekken naar de steden. De helft van de wereldbevolking woont nu al in de stad. Wie gaat deze mensen voeden? Hoe gaan we in hun consumptie- en energiebehoefte voorzien, zonder onherstelbare schade toe te brengen aan het klimaat, de biodiversiteit en kwetsbare ecosystemen?

De keuze van Uw College van Bestuur om honger centraal te stellen bij de opening van het academisch jaar is bij mij en het ministerie van Buitenlandse Zaken in zeer goede aarde gevallen. Uw thema 'honger de wereld uit' is voor ons een moreel imperatief. We kunnen immers niet accepteren dat anno 2004 mensen nog steeds sterven van de honger of permanent ondervoed zijn. Het is ook een zaak van welbegrepen eigenbelang. Honger is een tijdbom onder de maatschappelijke rust in landen en tevens een potentiële conflicthaard tussen staten en zelfs continenten. Als wij in Nederland het terreuralarm op oranje zetten, dan heeft dat ook met die ultieme vorm van uitsluiting te maken. Maar het is eveneens een keiharde verplichting. We hebben ervoor getekend. In 2000, samen met 188 andere regeringen, om in 2015 het aantal mensen dat in extreme armoede leeft en honger heeft, gehalveerd te hebben.

Het is helaas na het tekenen van die Millennium Verklaring akelig stil geworden. Honger en armoede zijn geen sexy onderwerpen. James Morris, de directeur van het Wereldvoedselprogramma, zei afgelopen juni in Zuidelijk Afrika over de actuele hongersnood daar: "Als er elke dag een Boeing 747 vol passagiers neerstort, zou de wereld versteld staan. Het dodental is hier elke dag nog hoger, maar veel mensen schijnen het niet te beseffen." De sprinkhanenplaag waarover de WestAfrikaanse ministers afgelopen zaterdag de Europese minister uitgebreid informeerden, haalt evenmin de headlines.

Ik ben daarom erg blij dat Wageningen, onze Food Valley, vandaag en morgen het thema de honger de wereld uit in de schijnwerpers zet. Ik ben Uw College van Bestuur dankbaar voor de uitnodiging om met U de opening van het nieuwe academische jaar in te luiden. Zoals u ongetwijfeld weet, staan in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid partnerschap en dialoog centraal. Dat vergt een cultuuromslag, op het ministerie en ook bij de partners, waaronder het bedrijfsleven. Ik beschouw deze dag als de start van een langjarige en vruchtbare samenwerking met de Wageningse universiteit en anderen om de krachten te bundelen en publiek-privaat bij te dragen aan duurzame bestrijding van honger en armoede.

Honger is ook in de 21ste eeuw nog steeds één van de treurigste schandvlekken van deze wereld. Terwijl vorige week krantenkoppen meldden, dat volgens een nieuw RIVM onderzoek Nederlanders te veel en te slecht eten, gaan 840 miljoen mensen elke avond ondervoed naar bed. Het zijn de bekende contrasten van te weinig en te veel, die verleiden tot de snelle conclusie dat honger vooral een verdelingsvraagstuk is. Maar is dat het hele plaatje? Of zijn er ook andere oorzaken, andere bepalende factoren? En als die oorzaken te determineren zijn, wat kunnen we daar aan doen? En in het bijzonder hoe zie ik de rol van de overheid, van de Wageningse universiteit en anderen hierin?

Dames en heren,

Het vraagstuk van de honger leent zich niet voor een ééndimensionale oplossing. Een brede aanpak ligt meer voor de hand. Laat ik beginnen met governance. De acht millenniumdoelen - die niet alleen over bestrijding van honger en armoede gaan, maar ook over onderwijs voor ieder kind, gendergelijkheid, terudringen van moeder en kindsterfte, behoud van biodiversiteit, stoppen van HIV/Aids verspreiding, veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen voor respectievelijk 600 miljoen en 1,2 miljard mensen - doen een appèl op governance van alle regeringen en van alle instituties op elk niveau.

De OESO-landen zullen hun beloftes moeten nakomen en 0,7% van hun BNP beschikbaar moeten stellen aan duurzame armoedebestrijding. Er zijn er nu nog slechts 5 die daaraan voldoen; Noorwegen, Zweden, Denemarken, Luxemburg en Nederland. De OESO-landen zullen moeten stoppen met losse projecten in ontwikkelingslanden en ontwikkelingslanden moeten steunen met hun nationale armoedestrategie en daaraan bijdragen met budgetsupport en schuldverlichting. Daarbij wordt het de hoogste tijd dat zij de hulp efficiënter maken door beter te coördineren en harmoniseren. Marktbescherming en handelsverstorende subsidies moeten worden losgelaten, respectievelijk afgeschaft. Governance dus, van de rijke en rijkere landen.

Op Europees niveau is voor wat betreft honger- en armoedebestrijding ook governance nodig. Minder bureaucratie, versnelde procedures, meer resultaten en verantwoording aan de Europese burger. De Europese Unie zal samenhangend en coherent beleid moeten voeren op de terreinen ontwikkelingshulp, handel en veiligheid. Nederland doet dit overigens al. Kabinetsbreed. Zo konden we vorige week in Trouw lezen dat Minister Veerman van Landbouw, zelf suikerproducent in de Hoeksche Waard, vindt dat de Europese suikersubsidies op de schop moeten. Eerder zette hij zich in voor het afschaffen van de Europese katoensubsidies.

Op het niveau van de Verenigde Naties is slagvaardigheid in besluitvorming en optreden nodig. Daarom zijn nu hervormingsvoorstellen in bespreking. Er zal tussen de verschillende VN-organisaties beter samengewerkt moeten worden op de hoofdkwartieren en in het veld, versnippering en doublures moeten voorkomen worden. Met de Wereldbank, regionale banken, het IMF en de VN-organisaties zal een goede taakafbakening moeten komen.

De VN voedsel- en landbouworganisatie FAO bijvoorbeeld, kan haar internationale trekkersrol bij de bestrijding van honger alleen waarmaken als zij zelf uit haar isolement komt, breder gaat denken en meer gaat samenwerken met bijvoorbeeld UNICEF, de Wereldgezondheidsorganisatie en de Wereldbank. Of neem het Wereldvoedselprogramma, dat met de andere multilaterale instellingen moet zorgen dat zijn activiteiten in post-conflictsituaties sneller en naadlozer worden opgevolgd door wederopbouw. Overigens kan het WFP zich, met zijn mandaat en ervaring, niet langer afkeren van het debat over de voordelen van niet-gebonden voedselhulp.

Niet alleen het functioneren van regeringen en instituties verbeteren, maar ook de samenwerking met bedrijven, civil society, wetenschap en burgers. Ook dat is governance. Duurzame ontwikkeling is niet alleen een verantwoordelijkheid van overheden, juist niet.

Governance mag ook gevraagd worden van regeringen van ontwikkelingslanden. En dan gaat het om respect voor mensenrechten en de opbouw van een democratische rechtsstaat, eigen verantwoordelijkheid voor de nationale armoedestrategie, corruptiebestrijding, conflictbeheersing en een democratisch gecontroleerde veiligheidssector, zoals leger, politie en inlichtingendiensten. Meer specifiek gaat het voor het bestrijden van honger om het verbeteren van de voedselproductie en de kwaliteit van voedsel, ervoor te zorgen dat het voedsel de mensen bereikt en om een rechtvaardige verdeling van de koopkracht.

Honger bestrijden is zo ook bestuur verbeteren. Politiek bestuur, democratisering, een juridisch stelsel, maar ook economisch bestuur. Ruimte geven aan ondernemers, groot en klein. Maar ook als overheid kaders aangeven en een wild west voorkomen. Dit is een proces van lange adem, waarbij de directe bijdrage van ontwikkelingssamenwerking niet anders dan bescheiden kan zijn. We moeten slim inzetten, niet alleen op een betere publieke sector, maar vooral op versterking van de private sector, de boerenorganisaties, de exporteurs, de kamers van koophandel. Daarom hebben wij bijvoorbeeld vorig jaar een handels- en investeringsmissie naar Ethiopië georganiseerd, die binnen een jaar geleid heeft tot de ondersteuning van 9 innovatieve projecten in de agrobusiness. Daarom ook versterken we er boerenorganisaties en lokale en regionale markten. In Bolivia mocht ik in juni dit jaar aan honderden Indianen landtitels uitreiken. Zes jaar geleden zijn we begonnen met het opzetten van een kadaster. Vier presidenten op rij weigerden de certificaten te tekenen. Toen de huidige president Mesa in november vorig jaar aantrad, vond hij in een kamertje 16.000 certificaten ter tekening. Hij is dit snel aan het inhalen.

Vanaf mijn aantreden heb ik de rol van het bedrijfsleven, de banken en kennisinstituten bij duurzame armoedebestrijding opgewaardeerd. Economische ontwikkeling is te lang een taboe geweest in discussies en besluitvorming over ontwikkelingssamenwerking. Voor het behalen van de Millenniumdoelen is een constante economische groei nodig, 7% in West-Afrika zelfs, zo hielden mijn West-Afrikaanse collega's mij het afgelopen weekend voor.

Lokale en buitenlandse investeringen zijn dus nodig, overdracht van kennis en kapitaal, werkgelegenheid. Ik moedig Nederlandse en andere ondernemers aan met het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) en andere stimulansen. Er is meer belangstelling dan ooit. Het jaarlijks budget voor PSOM heb ik in een paar jaar tijd moeten vervijfvoudigen en staat binnenkort open voor alle 36 partnerlanden. Met de Nederlandse banken werken we samen om kennis en ervaring over banksystemen en microfinanciering aan ontwikkelingslanden over te dragen. Talloze grote en kleine bedrijven gaan in ontwikkelingslanden niet alleen maar voor de profit, maar ook voor de planet en de people. Voor governance. Ook daar.

Geachte aanwezigen,

Ik sprak over hoe goed bestuur kan bijdragen aan de verhoging van de voedselproductie. Maar met de huidige groei van de wereldbevolking is er meer nodig. Zonder in Malthusiaans doemdenken te vervallen, mag duidelijk zijn dat een discussie over honger het bevolkingsvraagstuk niet uit de weg mag gaan. Zonder bevolkingspolitiek krijgen we de honger nooit de wereld uit. En dan heb ik het natuurlijk niet over een staatsrecept van verplichte geboortebeperking, alstublieft niet. Nee, ik pleit juist voor een eigentijds bevolkingsbeleid, gebaseerd op vrijwilligheid, keuzevrijheid en vrije toegang tot betaalbare anticonceptiva en basisgezondheidszorg, met als centrale elementen versterking van de positie van vrouwen, met bijzondere aandacht voor voorlichting en onderwijs, met respect voor verschillende culturen en religies. Governance houdt in respect voor vrouwenrechten en seksuele rechten. Seksuele voorlichting aan jongeren. De praktijk wijst uit dat jongeren dan niet eerder maar later seksueel actief worden. Onderzoeken laten zien dat als vrouwen zelf kunnen kiezen, zij voor een kindertal kiezen dat bij hun sociaal-economische situatie past. Een eigentijds bevolkingsbeleid, gebaseerd op reproductieve rechten voor vrouwen en mannen, is een onmisbare sleutel voor effectieve bestrijding van honger. Het is een prioriteit voor Nederland om ontwikkelinglanden hierbij te ondersteunen. Kortom: we hebben niet alleen beter zaaizaad nodig, maar ook condooms. Dat is óók governance.

Condooms als middel voor geboortebeperking, maar ook als bescherming tegen HIV/Aids. Een tweede prioriteit in ons ontwikkelingsbeleid. De aidspandemie zorgt in Zuidelijk Afrika voor een permanente hongersnood. De arbeidsproductiviteit van de boeren daalt dramatisch, vrouwen hebben hun handenvol aan het verzorgen van de zieken en zijn vanwege ondervoeding kwetsbaarder voor besmetting. Er worden nu al 'kindvriendelijke' landbouwmethoden ontwikkeld. Zestig procent van de HIV-geïnfecteerden in Sub-Sahara Afrika is vrouw. Als we nu niet méér doen aan aids-bestrijding, dan moeten we daar straks permanent voedselhulp gaan geven, om te voorkomen dat de economie stagneert en de samenleving instabiel wordt.

Honger de wereld uit, betekent niet alleen governance, economische groei en een verstandig bevolkingsbeleid, maar ook handelsliberalisatie en integratie in de wereldeconomie.

Handelsliberalisatie kan miljarden opleveren voor economische ontwikkeling, mits in de juiste volgorde, in het goede tempo en begeleid door flankerend beleid dat ook de armen ten goede komt. Dit werd onlangs nogmaals bevestigd door een studie van het Landbouw Economisch Instituut. Hoewel niet blind voor de risico's, ziet ook dit instituut de voordelen van liberalisatie, ook voor het armste deel van de wereld, Sub-Sahara Afrika. De UNCTAD heeft recent becijferd dat de Afrikaanse voedselproductie kan profiteren van mondiale liberalisatie en aanpak van subsidies, omdat de resulterende hogere wereldmarktprijzen het voor boeren lonender maken om voedsel te verbouwen. Volgens deze studie kan de productie van alle granen - behalve rijst en tarwe - bijna verdubbelen. En de productie van de veehouderij zal met meer dan de helft toenemen. Dat is winst. De betrokken landen worden hiermee ook minder afhankelijk van gesubsidieerde import en de inkomens van de voedselproducenten op het platteland nemen toe.

Ontwikkelingslanden zijn dus niet gebaat bij een defensieve houding tegenover handelsliberalisatie. Met marktafscherming en afhankelijkheid van preferenties die onrendabele sectoren in stand houden, zetten de ontwikkelingslanden zichzelf op achterstand. Het is zaak een beleid te voeren dat gericht is op de eigen economische dynamiek, dat ruimte geeft voor ondernemen en dat inspeelt op de kansen en uitdagingen die integratie in de Afrikaanse regio en in het mondiale handelsstelsel vormt. Natuurlijk is liberalisering alleen niet voldoende. We moeten liberalisering begeleiden met flankerend beleid; door er enerzijds voor te zorgen dat onze Brusselse regelgeving niet onnodige handelsbelemmeringen oplevert en anderzijds door hulp, aid for trade - handelsgerelateerde assistentie, investeringen in fysieke en ecologische infrastructuur en institutionele capaciteit, onderzoek en advisering en het opzetten van sociale vangnetten. De door VN Secretaris-Generaal Kofi Annan in het kader van de millenniumdoelen ingestelde taakgroep honger, waar ook oud-Unilever topman Eenhoorn aan deelneemt, komt binnenkort met een rapport waarin juist ook op deze terreinen voorstellen worden gedaan, uitgaande van een analyse van de kwetsbaarheid van mensen met honger.

Geachte aanwezigen,

Een brede blik is nodig om de honger de wereld uit te helpen. En vanuit die zelfde brede blik wil ik tot slot vanmiddag ook met u naar de landbouw kijken.

Menigeen in deze zaal heeft zich flink achter de oren gekrabd toen ik precies een jaar geleden mijn nieuwe beleid presenteerde. De landbouwsector stond daar niet in als een van de prioriteiten. U had toch anders verwacht van een dochter uit een boeren- en tuindersfamilie.

Wij doen niet meer aan landbouwondersteuning in de enge zin van het woord. Tientallen jaren landbouwpolitiek en ondersteuning van geïsoleerde projecten via ministeries van landbouw in ontwikkelingslanden hebben onvoldoende opgeleverd. Landbouw heeft raakvlakken met meerdere beleidsvelden, en is bovendien vooral een zaak van de private sector. Ik wil de landbouwsector in zijn context plaatsen en daarmee ruimte scheppen en kansen bieden aan ondernemers, inclusief de boeren en de boerinnen. Ik wil dat ook doen met kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven in Nederland, zoals in de Commissie Doornbos, waarin wij gezamenlijk proberen de in Nederland zo overvloedig aanwezige kennis op landbouwvlak te bundelen ter ondersteuning van boerenorganisaties in ontwikkelingslanden.

Landbouwondersteuning nieuwe stijl betekent strategisch inzetten vanuit een brede blik. In dat verband wil ik ook wat zeggen over het rapport dat professor Rabbinge straks zal toelichten, dat hij in opdracht van Kofi Annan met een groep internationale deskundigen heeft opgesteld. Ik vind dit een belangrijk rapport. Ten eerste omdat het de lokale Afrikaanse landbouwsystemen en de daarbij behorende knelpunten als vertrekpunt gebruikt. Ten tweede omdat het komt met concrete voorstellen om technologische innovatie tot stand te brengen, die de landbouwproductie op het armste continent moeten verhogen. Ten derde omdat het duidelijk aangeeft dat er ook gewerkt moet worden aan het verbeteren van de randvoorwaarden.

Maar ik permitteer me ook een kritische kanttekening bij het rapport. De opstellers doen aanbevelingen die sterk gericht zijn op verbetering van de landbouwproductiviteit. Belangrijk, maar al dit veredelde zaad valt op dorre bodem als niet aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, zoals goed bestuur en vrede en veiligheid. Dit zijn in mijn ogen dan ook geen randvoorwaarden, maar voorwaarden. Had Rabbinge deze als uitgangspunt van zijn studie genomen, dan was hij, daarvan bij ik overtuigd, ook met een bredere agenda gekomen.

Dames en heren, ik rond af.

Wageningen Universiteit en Research Center speelt goed in op wat ik eerder landbouwondersteuning nieuwe stijl heb genoemd. Er wordt niet alleen thematisch breed ingezet, maar ook geïnvesteerd in samenwerking met belangrijke nationale en internationale spelers. Deze universiteit in de provincie moet niets van provincialisme hebben.

Met de conferentie over agroketens zet u vandaag en morgen een volgende stap, naar een meer geïntegreerde en coherente agenda, gericht op economische ontwikkeling. Het is onze gezamenlijke uitdaging om de marktketens effectiever te maken voor honger- en armoedebestrijding. Bovendien willen we ze duurzamer maken. In dat licht zie ook onze samenwerking bij een aantal projecten op het gebied van duurzaamheid en dan doel ik op het nieuwe concept competing claims en over de transitie naar een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit. Het gaat daarbij om het blootleggen van de verschillende aanspraken die verschillende maatschappelijke actoren, in Nederland en in ontwikkelingslanden, doen op onze natuurlijke hulpbronnen. Niet alleen wat betreft landbouwkundige productieaspecten, maar ook om de juridische aanspraken, machtsfactoren en mondiale ontwikkelingen die leiden tot een toenemende druk op water, grond en ecosystemen. Weer die brede blik.

De honger de wereld uit. Dat is niet alleen een oproep die u en ik vandaag doen, maar ook een concrete en haalbare doelstelling. Niet voor niets luidt het eerste millenniumdoel halvering van het aantal mensen dat honger leidt. Hier hebben 189 regeringsleiders voor getekend. Ze tekenden niet voor een geïsoleerde aanpak van het hongerprobleem, maar voor alle acht de millenniumdoelen samen, een integrale aanpak.

Een aanpak die niet alleen gaat over governance in ontwikkelingslanden, maar ook om de aanpassing van consumptiepatronen hier. Gezonder en meer verantwoord eten zoals het RIVM rapport aanbeveelt, is niet alleen goed voor onze eigen gezondheid, maar ook voor mensen in ontwikkelingslanden. Door hier verstandiger te leven, helpen we daar de honger te bestrijden. Dat is niet vergezocht, dat is dichtbij gevonden.

Dank u wel.

===