Universiteit Maastricht

Bewerking rede Helmuth Kohl ter gelegenheid opening Academisch Jaar Universiteit Maastricht, 6 september.

Ik ben van 1930 en was negen toen de oorlog begon. Op mijn twaalfde maakte ik de eerste luchtaanval mee. Op mijn dertiende moest ik op school voor het eerst helpen met het bergen van de doden. Op mijn vijftiende, vlak voor het eind van de oorlog, heb ik nog de militaire eed afgelegd. Een maand later kon ik de 600 kilometer weer naar huis lopen, door een land dat in totale chaos verkeerde. De oorlog is een ervaring die mij blijvend heeft getekend. Het besef nie wieder Krieg bepaalde voor altijd mijn levensgevoel. Europa was de enige optie, de beste mogelijkheid om te komen tot samenwerking en eenwording. Alleen zo konden we het verlangen naar 'nooit meer oorlog' waarmaken. Toen ik als scholier in 1947 politiek actief werd, was dat bewustzijn al aanwezig, al was het nog onuitgesproken. Kon het anders? Wie aan het einde van de oorlog over één Europa zou hebben gesproken, zou voor gek zijn verklaard. Maar voor mijn hele politieke carrière geldt dat Europa mijn kompas was en 'nooit meer oorlog' mijn voornaamste streven.

Ik spreek graag over Europa met jonge mensen, zoals de studenten hier in Maastricht die uit zoveel verschillende landen komen. Het zijn deze studenten, aan deze Europese universiteit, die ons de weg naar Europa banen. Zij zijn nu ongeveer 20 jaar oud en zullen het jaar 2050 waarschijnlijk dus nog meemaken. Europa is er voor hen: dat kunnen we niet genoeg zeggen. Europa is hún leven, hun kans en hun toekomst. En wat ik daarbij wil zeggen: ik zie de Europese toekomst optimistisch tegemoet. Ik hoop dat jongeren de moed niet verliezen door alle sombere stukken die onheilsfilosofen nu over Europa schrijven. Ik ben getuige geweest van het ontstaan van Europa en wil hier in Maastricht, een stad die veel voor me betekent, een optimistisch geluid laten horen.

Het verdrag van Maastricht was een bijzonder moment voor me, voor mij als politicus maar ook voor mij persoonlijk. In deze stad heb ik lange dagen en ook één nacht de bepalingen van het verdrag uitonderhandeld. Ik herinner me nog hoe ik in de vroege morgen, helemaal murw vergaderd, naar buiten liep. Ik ben naar huis gegaan in de vaste overtuiging dat we met dit verdrag een beslissende basis hebben gelegd voor de toekomst van Europa. Tot twee maal toe is er onder Nederlands voorzitterschap een verdrag tot stand gekomen, zowel in Maastricht als in Amsterdam, dat nodig was om de grondlijnen van het verdrag van Rome verder uit te werken. We zijn Wim Kok, die Europees is in zijn denken en politieke ijveren, en ik denk ook wel in zijn hart, daarvoor grote dank verschuldigd. We zullen hem in Europa wellicht nog nodig hebben.

In deze jaren is werkelijkheid geworden wat onvoorstelbaar leek. Het huis van Europa is gebouwd en zelfs onlangs uitgebreid tot 25 lidstaten. Het heeft één gezamenlijk bestuur. Europa is opnieuw samengevoegd, niet verenigd zeg ik maar wel samengevoegd. Was dat na de oorlog te voorzien? Het leek totaal onmogelijk, wie het idee zou hebben geopperd, zou een psychiatrische behandeling hebben geriskeerd. En toch hebben grote staatslieden na de tweede wereldoorlog eraan gewerkt: Churchill die in dit verband te weinig wordt genoemd (zie zijn redevoering vlak na de oorlog voor studenten in Zürich), Adenauer, Schuman, De Gasperi, de Gaulle ook. En er waren vele andere, naamloze idealisten. En ook al werd er om hen gelachen, de visionaire geesten waren zoals zo vaak wel degenen die de realisten richting gaven. Zo is Europa, na twee wereldoorlogen, na een bruine en een rode dictatuur en tal van zeer bittere ervaringen, in een situatie terecht gekomen dat het kan waarmaken: nie wieder Krieg. Kunnen Europeanen in vrede samenleven? Europa zal nooit voltooid zijn, economische belangen zullen strijdig blijven en er kan altijd weer een conflict ontstaan. Maar het continent zal niet meer vervallen tot de barbaarsheid van toen.

Nog nooit was Europa zo groot. Sinds april van dit jaar is het territorium met een derde vergroot en de bevolking toegenomen van 380 tot 450 miljoen. Als je erover nadenkt, is dat fantastisch. En wat ook bijzonder is: acht van de nieuw toegetreden lidstaten lagen vijftien jaar geleden aan de andere kant van het ijzeren gordijn. Ik zeg het nogmaals: wie dit twintig jaar geleden zou hebben voorspeld, zou voor gek zijn verklaard. Het was absoluut ondenkbaar dat het communistische imperium zo zou veranderen en in zo korte tijd zou verdwijnen. En ook al voeren we in Europa nog strijd om de landbouwprijzen en hebben we - zoals de Polen terecht aanvoeren - daarin nog geen eerlijke verdeling bereikt, dat ene hebben we wel voor elkaar gekregen: dat er nu één Europa is. Dat Berlijn weer midden tussen Warschau en Amsterdam ligt. En dat Polen en Duitsland veilige grenzen hebben en een nieuwe generatie daarbinnen veilig kan opgroeien. De landen uit Midden- en Oost-Europa delen ten volle in de Europese cultuur. Wie steden bezoekt als Bratislava, Boedapest, Krakau of Praag bezoekt, hoort er Europese muziek en ziet er Europese architectuur. Hij ervaart er de cultuur van óns Europa: een grote prestatie van veel generaties voor ons, en een prestatie die wij dienen voort te zetten.

Als ik bij mijn beëdiging in 1982 als bondskanselier zou hebben gezegd dat ik nog voor het einde van mijn ambtstermijn zou hebben ingestemd met afschaffing van de D-mark, dan zou men mij voor waanzinig hebben gehouden. U moet zich voorstellen dat het een munt was die, na het wegvallen van het keizerrijk, na de financiële instabiliteit van de Republiek van Weimar, na de tijd van Hitler, in 1948 - toen Amerikaanse sigaretten eigenlijk het beste betaalmiddel waren - werd ingevoerd en eindelijk enige zekerheid bracht. Een hele generatie die in een uitzichtloze economie was opgegroeid, klampte zich eraan vast. Ik herinner me dat de president van de Duitse bank in 1948 de nieuwe munt in Washington ging presenteren en daar een aardige ontvangst kreeg: 'Willen jullie wel de D-mark? Jullie zijn toch niets, jullie hebben niets en worden ook niets meer.' En diezelfde munt, die na veel ontberingen de meest stabiele van Europa werd, zouden we ongunstig moeten omruilen, zeven tegen drie? Het was gewoonweg ondenkbaar dat het zou gebeuren, een monetaire unie samen met bijvoorbeeld Italië. Met Nederland misschien nog wel, maar met het land van de lire? En toch is het gebeurd en is de euro er in korte tijd gekomen en na de dollar, maar vóór de yen, de grootste en sterkste munt van de wereld geworden. De Euro is een symbool van het nieuwe Europa en draagt st***erk bij aan het Europees bewustzijn. De Euro is zo vanzelfsprekend dat over vijf of tien jaar kinderen niet beter weten en volwassenen zich nauwelijks iets anders kunnen herinneren.

Het ijzeren gordijn heeft Duitsland verdeeld in twee totaal verschillende werkelijkheden. Mijn kantoor staat bijvoorbeeld in Oost-Berlijn. Stel je voor dat ik daar was geboren (mijn vrouw komt uit Leipzig), dan had ik heel andere kansen gehad en was ik een heel ander mens geworden. Dat is ook de situatie van mensen in Polen, in Letland en noem maar op. Het is onze taak om een groot stuk van Europa naar deze mensen toe te brengen, ook in materiële zin. Ik ben ervan overtuigd dat de zonzijde en de schaduwzijde van Europa bij elkaar horen.

Er is op veel gebieden enorm veel veranderd. Er is nu tijd nodig om dit alles te consolideren. Nieuwe afspraken maken, de uitbreiding verder vormgeven. We zullen soms geduld moeten opbrengen en de medelidstaten met respect behandelen. Europa kan niet bestaan als sommige landen zich groter voelen dan andere. Het was Churchill die al in 1946 zei dat kleine landen evenveel tellen als grote landen. Dit is een actueel thema. Neem Duitsland, het heeft 82 miljoen inwoners. Van de 25 lidstaten zijn er maar 10 die meer dan 10 miljoen inwoners hebben. En dan is er bijvoorbeeld ook het kleine Luxemburg, toch een van de meest Europese lidstaten dat in de Europese verhoudingen volledig meetelt. En zo hoort het ook. Als Duitsers dan blijven zeggen dat zij de sterkste zijn, dan zijn het kapitale domkoppen. Hebben we dat vroeger al niet eerder gehoord? Als we ons verstand gebruiken, dan kunnen grote landen en kleine landen goed samenwerken. En dat betekent ook dat we niet meer aan het eind van een voorzitterschap de balans opmaken en ons afvragen wat ons land eruit heeft gehaald, maar daarvoor in de plaats het Europees belang centraal moeten zetten.

Er moet nog veel gebeuren, zoals de strijd tegen het terrorisme, tegen de internationale criminaliteit, tegen de vrouwenhandel. Ook in dat opzicht gebeuren er nu dingen die we vroeger voor ondenkbaar hielden. We moeten Europese vrede afdwingen met één buitenlandse politiek. Europa zal zich, als bondgenoot van Amerika waaraan het zijn bevrijding dankt, als grootmacht in de wereld moeten durven opstellen. En die vredespolitiek niet met een cultuur van wapens, maar met een cultuur van de geest neerzetten. Zoals ik heb gezegd: ik spreek vandaag als optimist. Het Europees ideaal is niet alleen een kwestie van het verstand, maar ook van het gevoel. Natuurlijk moet de rekening kloppen, moeten er banen worden geschapen, moeten we economische successen boeken. Maar we hebben óók een morele verplichting, en de eerste is om het Europese lidmaatschap van de nieuwe lidstaten goed vorm te geven.

Universiteiten zijn de broedplaatsen van Europa: ik hoop dat het Europese ideaal door studenten nog veel verder zal worden uitgedragen. Het is zeker een idee dat in Brussel leeft en kansen krijgt. Ik zou soms willen dat we in Europa terug konden gaan naar de situatie van 1912, toen ook studenten in Parijs, Berlijn, Londen of Bologna gingen studeren zonder dat daarvoor speciale papieren nodig waren - en hun diploma's werden moeiteloos erkend. Ik deel de passie voor het ideaal van een Europese universiteit: daarbij zullen echter nog veel grenzen moeten worden geëffend en veel nationaal egoïsme moeten worden overwonnen. En zoals in het Europees parlementen mensen verrassende nieuwe buren vinden, de vertegenwoordiger uit Palermo naast iemand uit Helsinki en Warschau zit en zich met hen zal moeten verstaan en samen een heel nieuwe, andere politieke cultuur creëren, zo is het ook aan universiteiten. Ook daar is Europa een realiteit, studenten leren er te leven in nieuwe Europese verhoudingen en met nieuwe, verrassende buren. Ik wens de universiteit van Maastricht veel succes bij het verder vormgeven van zijn Europese ideaal en de studenten en staf een succesvol studie- en onderzoeksjaar, met Gods zegen.

Met dank Charles van Leeuwen


---- --