Persbericht
Onderzoek naar pedoseksuele delicten
7 september 2004
Het aantal geregistreerde verdachten van pedoseksuele delicten is
gedaald vanaf 1996. In dat jaar werden bijna 1800 verdachten van
pedoseksuele delicten bij de politie geregistreerd. Dit aantal nam af
tot bijna 1400 in 2002. Van deze groep pleegde tweederde voor het
eerst een delict. Dit zijn enkele conclusies uit het WODC- rapport
Pedoseksuele delinquentie; een onderzoek naar prevalentie, toedracht
en strafrechtelijke interventies, dat minister Donner van Justitie
naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Het onderzoek geeft inzicht in de aard en omvang van pedoseksuele
delicten, voor zover bekend binnen het justitiële systeem. Voorts
wordt een beeld gegeven van dader- en slachtofferkenmerken en van de
relatie waarin dader en slachtoffer tot elkaar staan. Sterker dan bij
andersoortige delicten zijn plegers van pedoseksuele delicten vrijwel
uitsluitend mannen. Gemiddeld zijn zij ook ouder dan plegers van
andersoortige delicten.
Slachtoffers
Slachtoffers van pedoseksuele delicten zijn in meerderheid van zeer
jeugdige leeftijd (jonger dan 12 jaar) en in de meeste gevallen is de
dader een bekende uit de eigen omgeving van het kind. In rond drie
kwart van alle gevallen is de dader afkomstig uit de primaire,
(dagelijkse) gezins- en familieomgeving van het slachtoffer. Vaders en
vaderfiguren vormen hierbij met rond 35% de grootste categorie. In
niet meer dan 10% van de gevallen is de dader een volstrekte vreemde
voor het slachtoffer.
Vervolging
Jaarlijks worden circa duizend zaken aangaande pedoseksuele delicten
voor de rechter gebracht. In eenderde van deze gevallen gaat het om
pedoseksuele ontucht (artikel 247 Sr). Meer dan de helft van de door
de OvJ vervolgde zaken betreft pedoseksuele delicten zoals seksuele
penetratie van kinderen jonger 12 jaar (art. 244 Sr) en misbruik gezag
en incest (art. 249 Sr). Er zijn geen grote verschillen in
recidivepatroon tussen de plegers van de verschillende typen
pedoseksuele delicten.
Straffen:
Overtreding van artikel 244 Sr wordt veel zwaarder bestraft dan
overtreding van de andere betrokken wetsartikelen. Ruim de helft van
de (mede) voor art. 244 Sr gedagvaarde personen wordt bestraft met een
vrijheidsstraf. Voor de overige genoemde artikelen geldt dit voor
minder dan de helft van de gevallen. De rechtbank legt vooral de
nadruk op de waarschuwende en preventiegerichte functie van de
sanctie.
Aanbeveling:
De aanbeveling in het rapport luidt dat instellingen voor
(geestelijke) gezondheidszorg, sociale hulpverlening, onderwijs en
vrijetijdsbesteding bij evidente signalen van (seksueel) geweld ten
aanzien van kinderen bij voorkeur gezamenlijk en gecoördineerd actie
ondernemen. Politie en Justitie spelen een onmisbare rol vanwege de
mogelijkheid dwangmiddelen te gebruiken. De aanbeveling sluit aan bij
het zowel preventief als repressief beleid op dit terrein. Zo is het
kabinetsstandpunt inzake een preventief huisverbod voor plegers van
huiselijk geweld van belang. Het huisverbod is niet alleen van
toepassing bij geweld tussen partners, maar ook op plegers van
kindermishandeling (waaronder seksueel misbruik van kinderen).
Ministerie van Justitie