Rijksvoorlichtingsdienst
Het Koninklijk Huis

08/09/04 Toespraak van H.K.H. Prinses Laurentien der Nederlanden, Laaggeletterdheid en de kenniseconomie, Breukelen, woensdag 8 september 2004

Dames en heren,

Zoals we hier allen staan, dragen we het beeld uit dat we hebben van de kenniseconomie: hoog opgeleid, een gsm op zak en een laptop in de koffer. We e-mailen en SMS-en wat af en verwachten overal ter wereld bereikbaar te zijn. Debatten over de kenniseconomie gaan met name over belangrijke zaken als de toekomst van het universitair onderwijs, innovatie, technologie en onderzoek en ontwikkeling. Maar in de begrijpelijke drang naar groei en vooruitgang wordt wel eens vergeten dat er groepen in onze samenleving zijn die niet meekomen in de snelle ontwikkelingen en dat het mijns inziens negeren hiervan ingrijpende gevolgen kan hebben.

Vandaag, 8 september, is het wereldalfabetiseringsdag. Met dit initiatief vraagt de UNESCO ieder jaar wereldwijd aandacht voor het grote onderwep van ongeletterdheid. Wereldwijd en dus ook in Nederland. We weten langzamerhand dat ongeletterdheid niet alleen een probleem is in ontwikkelingslanden, maar dat we ook in Nederland ongeveer anderhalf miljoen ongeletterden kennen. Tegen de achtergrond van de voortrazende kenniseconomie wordt het gemis aan basisvaardigheden lezen en schrijven nog verder vergroot en wordt zichtbaar dat deze vaardigheden niet voldoende zijn. Aanvullende vaardigheden zijn nodig, de zogenaamde e-skills. Als ongeletterden de aansluiting missen bij de kenniseconomie, ontstaat er niet alleen een onaanvaardbaar maatschappelijk probleem, maar wordt ook een enorm economisch potentieel onvoldoende benut. Dus niet alleen vanuit sociaal perspectief, maar ook in economisch opzicht is het van belang dat laaggeletterdheid in kaart wordt gebracht en wordt aangepakt.

Beginnende bij de kenniseconomie...

De kenniseconomie stelt nieuwe eisen aan ons allen. Door veranderingen in organisatiestructuren worden mensen meer flexibel ingezet en moeten zij in staat zijn om meerdere taken te vervullen. Werknemers in lagere functies krijgen meer beslissingsbevoegdheden en is er een grotere vraag naar communicatieve vaardigheden. De aard en frequentie van kennisoverdracht veranderen. En door de digitalisering in alle sectoren van de arbeidsmarkt worden er bovendien nieuwe vaardigheden gevraagd, zoals elektronische vaardigheden. We worden dus voortdurend gevraagd om ons aan te passen en meer te leren. Dit is voor de meesten van ons al een grote opgave maar voor mensen die basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen missen, kan dit een enorme bedreiging zijn. Zij zien de kloof met hun omgeving steeds groter worden en lopen het risico verder gemarginaliseerd te raken.

Het is een onwenselijke en ontoelaatbare situatie dat deze kloof tussen geletterden en ongeletterden steeds groter wordt. Dat geldt zowel voor de laaggeletterden zelf, als ook voor de ontwikkeling van de kenniseconomie. Met 10% ongeletterden blijft een groot menselijk potentieel dus onaangeroerd en wordt de vooruitgang van de kenniseconomie zelfs geremd. Laaggeletterdheid is dus niet alleen een individueel en sociaal-maatschappelijk probleem, het heeft ook belangrijke economische repercussies, die tot op heden onvoldoende in kaart zijn gebracht. Als het marginaliseren van deze minderheid het bijproduct is van de kenniseconomie, dan hebben we collectief als samenleving gefaald; dan is iedere stap vooruit een halve stap terug.

Het onderzoek

Om vat te krijgen op het probleem en om de rol van laaggeletterden in de kenniseconomie beter te begrijpen, heeft de Universiteit Nyenrode in opdracht van Stichting Lezen & Schrijven een onderzoek gedaan, wat nu ter tafel ligt. De centrale vraag van het onderzoek is wat de kenniseconomie daadwerkelijk betekent voor werkende laaggeletterden en bedrijven en hoe zij omgaan met de gevolgen ervan. Dit is gedaan op basis van case studies binnen beroepsklassen waarin relatief veel laaggeletterden werken. Er is gekeken hoe de kenniseconomie hun werkzaamheden beïnvloedt. Vervolgens is gekeken of en hoe bedrijven opleidingen inzetten om hun laaggeletterde werknemers mee te kunnen laten komen met de ontwikkelingen in de kenniseconomie.

Met andere woorden, in dit onderzoek wordt een eerste stap gezet om een beter inzicht te krijgen in de gevolgen van de kenniseconomie en de rol van laaggeletterden daarin. Ik denk echt dat het probleem van laaggeletterdheid doorwerkt in de maatschappij en in het functioneren van bedrijven en instellingen, zal het de aandacht krijgen die het verdient. Ook zal het eenvoudiger worden om alle betrokken partijen in te schakelen om laaggeletterdheid te voorkomen en de betrokkenen effectief te ondersteunen om aansluiting te vinden bij de kenniseconomie.

Het uitgangspunt van Stichting Lezen & Schrijven is dat het investeren in mensen voor zowel werkgevers als werknemers voordeel oplevert; en dat als de samenleving de kwaliteit van het leven van zn burgers verbetert, die samenleving zèlf in kwaliteit vooruit gaat. Graag wil ik daarom een moment stil staan bij de belangrijkste bevindingen van dit rapport.

Met de komst van de kenniseconomie is de druk op laaggeletterden verder vergroot. Kenmerkend is dat in de moderne organisaties die onderzocht zijn, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden steeds lager in de hiërarchie worden gelegd. Daarnaast is ICT tot in alle functies en tot en met operationele handelingen doorgedrongen. Steeds snellere veranderingen vragen van werknemers om voortdurende aanpassing en omscholing. Daarbij zijn ook de eisen van kwaliteit en veiligheid die aan producten, productieprocessen en aan service worden gesteld, sterk toegenomen. Langzaam verschuift ons economische zwaartepunt van productie naar dienstverlening. Al deze factoren zijn elementen die min of meer voortkomen of geassocieerd worden met de kenniseconomie. Het is niet moeilijk U voor te stellen wat het betekent voor mensen die niet of weinig kunnen lezen, schrijven of rekenen om voor deze uitdagingen geplaatst te worden. Hoe kan je voortdurend nieuwe vaardigheden aanleren als je de basisvaardigheden mist? Naast het vermogen om te leren neemt dan ook vaak de bereidheid en motivatie af. Waar anderen groeien in hun functies dreigen laaggeletterden in de marge weg te glijden. Niet alleen zijn de carrière kansen voor hen lager, er zijn bovendien steeds minder laaggeschoolde banen, waardoor werkloosheid een voortdurende dreiging wordt.

Maar de kenniseconomie geeft ook geweldige kansen voor laaggeletterden en voor de organisaties waarin zij werken. Een tweede kans om toch die aansluiting te vinden. Doordat nu steeds meer van de werknemer wordt gevraagd, heeft de werkgever er meer belang bij hem optimaal te laten functioneren. Het onderzoek toont aan dat opleidingen leiden tot lager verzuim, en minder productie uitval en machine down time wat leidt tot een reductie in operationele kosten. De kwaliteit van service en productie neemt toe en het wordt eenvoudiger om ICT toepassingen en nieuwe processen in te voeren die nodig zijn om adequaat op marktontwikkelingen te kunnen inspelen. Opleidingen blijken bovendien bij te dragen aan het zelfvertrouwen en verantwoordelijkheidsgevoel en de motivatie en flexibiliteit van werknemers, als ook het gevoel van saamhorigheid binnen de organisatie. Om deze gegevens te kwantificeren, en daarmee nog nauwkeuriger het economisch potentieel van laaggeletterden aan het licht te brengen, is het noodzakelijk dat bedrijven projecten evalueren en resultaten meten. Alleen dan kan ook van deze projecten geleerd worden en kunnen aangebrachte verbeterpunten leiden tot efficiëntere bedrijfsopleidingen. Ik ben de bedrijven die aan het onderzoek hebben deelgenomen bijzonder dankbaar, omdat zij concrete voorbeelden en ervaringen bieden waarvan wij allen kunnen leren. We hebben nu voor het eerst kunnen onderzoeken of en hoe bedrijven opleidingen geven aan laaggeletterde werknemers om hen vaardigheden aan te leren, die nodig zijn om te participeren in de kenniseconomie.

Laat deze voorbeelden anderen inspireren. Er is alle reden voor een onderneming om pro-actief te zijn ten aanzien van laaggeletterden binnen het bedrijf. Het onderzoek geeft hiervoor concrete aanbevelingen over hoe bedrijven hen actief kunnen betrekken bij de ontwikkeling van de kenniseconomie.

Wacht niet tot een acuut probleem u heeft ingehaald - zoals bijvoorbeeld miscommunicatie tussen werknemers. Geef uw werknemers liever de mogelijkheid om communicatie vaardigheden te leren, die hen helpen functioneren in teamverband. Voorkomen is beter dan genezen.

Benut het economisch potentieel van laaggeletterden. Door hen op te leiden kunnen ze werk van hoger opgeleiden overnemen, die daarvoor te hoog geschoold zijn.

Ontwikkel een bedrijfsstrategie die toegespitst is op de uitdagingen, die de kenniseconomie aan uw organisatie stelt en stel een opleidingstraject voor dat van toepassing is op alle werknemers: hoog èn laag in de organisatie. Vergeet niet dat bedrijfsopleidingen het meest effectief zijn als ze op de individuele werknemer en de praktijk geschoeid zijn. Het verhoogt de motivatie van laaggeletterden om te leren en vergroot de effectiviteit van de opleidingen.

Bovenal: haal laaggeletterdheid binnen uw organisatie uit de taboesfeer. Om dat te bewerkstelligen is het geven van opleidingen niet voldoende. Uw management zal oog en begrip moeten krijgen voor de problemen van laaggeletterden en gemotiveerd moeten zijn om oplossingen aan te reiken. Ze zullen moeten leren niet alleen met de top te communiceren, maar juist in begrijpelijke woorden voor de lagere niveaus te spreken en te schrijven. Het is voor managers vaak makkelijker een strategisch plan in ingewikkeld jargon voor de top van het bedrijf te schrijven, dan om een helder stuk in eenvoudige bewoordingen te schrijven, dat door werknemers op alle niveaus begrepen kan worden. Maar het moet gebeuren!

Conclusies

Tot slot enkele concluderende opmerkingen:

Ten eerste: dat de lessen en good practices uit het bedrijfsleven niet alleen dienen als voorbeelden voor andere bedrijven, maar ook kunnen worden toegepast op de maatschappij op zich. Als een bedrijf de collectieve structuur is van individuen, is het succes van die structuur dus voor een groot deel afhankelijk van het functioneren van die individuen. Hetzelfde geldt voor de samenleving. Dit betekent dat investeren in de ontwikkeling van individuen - van werknemers niet alleen sociaal maar ook economisch nut heeft.

Ten tweede: dat geen structuur kan bestaan zonder dat er binnen die structuur verbindingen worden gemaakt tussen de verschillende componenten. Concreet betekent dit dat wanneer mensen een achterstand hebben in het maken van verbindingen, op welke manier dan ook, dit een negatieve weerslag heeft op het functioneren van die structuur.

Ten slotte: wij kunnen ons streven om over en aantal jaar de meest concurrerende en dynamische economie van de wereld te zijn alléén bereiken, als niet alleen hooggeschoolden, maar ook laaggeletterden de mogelijkheden worden aangereikt om mee te komen in de economische ontwikkelingen. Alleen als alle burgers kunnen meegroeien, blijven wij een gezonde samenleving en economie behouden.

Ik dank u voor uw aandacht.