Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
9 september 2004 FEZ/DIR/2004/601
Onderwerp Bijlage(n)
Personele uitgaven aan hogere ambtenaren OCW Onderzoeksrapporten Ploum Lodder Princen,
Financiën/ATB
Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de onderzoeken die zijn uitgevoerd naar aanleiding
van de anonieme brief van de `verontruste ambtenaren OCW', gericht aan de fractieleiders van PvdA,
SP en GroenLinks en gedateerd 22 mei 2004. Over de aanpak van deze onderzoeken heb ik u
geïnformeerd bij brieven van 27 mei 2004 (kenmerk ADdir200425652), 28 mei 2004 (kenmerk
FEZ/dir/2004/25966), 2 juni 2004 (kenmerk FEZ/DIR/2004/19683) en 30 juni 2004 (kenmerk
FEZ/DIR/2004/30501). In het navolgende ga ik in op de onderzoeken die zijn uitgevoerd door de
Algemene Rekenkamer, het advocatenkantoor Ploum Lodder Princen en de directie Audit en
Toezichtbeleid van het Ministerie van Financiën. Daarna ga ik in op de uitkomsten van de onderzoeken.
Voorts geef ik een overzicht van de inmiddels getroffen maatregelen en de maatregelen die ik nog zal
treffen. Tot slot maak ik enige opmerkingen bij het proces van verandering dat is ingezet binnen OCW.
Bij deze brief zijn gevoegd de onderzoeksrapporten van Ploum Lodder Princen en van de directie Audit
en Toezichtbeleid van het Ministerie van Financiën. Het rapport van de Algemene Rekenkamer is u
separaat aangeboden.
Onderzoek door de Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer stelt als hoofdconclusie dat "de besluitvorming rond de aanstelling,
bezoldiging en ontslag van hogere ambtenaren niet altijd zorgvuldig en weinig transparant is geweest.
Met name de besluitvorming rondom ontslag van medewerkers kan transparanter". Ik neem deze
conclusie over. Voorts constateert de Algemene Rekenkamer in haar rapport een aantal
onrechtmatigheden en onvolkomenheden. De onvolkomenheden hebben betrekking op administratieve
onjuistheden. Zo wordt herhaaldelijk geconstateerd dat zaken onvoldoende gedocumenteerd zijn
waardoor de motivering van besluiten niet zichtbaar is. Ik deel de mening van de Algemene
Rekenkamer dat op dit punt een verbeterslag kan worden gemaakt en ik zal deze verbeteringen
doorvoeren.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
,
blad 2/8
Ten aanzien van de geconstateerde onrechtmatigheden erken ik dat een aantal zaken niet voldoet aan
de formele criteria. Dit betreft administratieve fouten of juridisch technische onjuistheden. Deze
zullen worden hersteld. Voor een deel heeft herstel al plaats gevonden. Waar mogelijk en juridisch
haalbaar zal terugvordering plaatsvinden.
De Algemene Rekenkamer geeft voorts aan dat er ten opzichte van 2003 in 2004 een verbetering kan
worden waargenomen. Dat betekent dat reeds ingezette verbeteracties het gewenste effect beginnen
te sorteren.
In het rapport stelt de Algemene Rekenkamer dat een aantal zaken transparanter en zorgvuldiger kan
worden vormgegeven. Ik erken dat het nodig is om een betere invulling te geven aan deze begrippen.
Dat wil zeggen dat bezoldigingsmaatregelen helder, toetsbaar en onderling vergelijkbaar behoren te
zijn. Verderop in deze brief ga ik in op de maatregelen die ik heb getroffen.
Ten aanzien van de werkzaamheden van de Auditdienst is de Algemene Rekenkamer van oordeel dat de
opzet en de uitvoering van de controle van de financiële informatie in de verantwoording over de
personele uitgaven door de Auditdienst is gebeurd in overeenstemming met het Handboek Controle
DAD. De Algemene Rekenkamer constateert dat de Auditdienst in haar controle geen specifieke
aandacht besteedt aan de personele uitgaven aan de hogere ambtenaren. Gezien het relatief beperkte
belang dat met deze uitgaven is gemoeid, vindt de Algemene Rekenkamer dit begrijpelijk. De Algemene
Rekenkamer acht het risico dat bij fouten in deze uitgaven ten onrechte een goedkeurende
accountantsverklaring wordt afgegeven, immers gering. Desalniettemin heb ik opdracht gegeven aan
de Auditdienst voortaan elk jaar de dossiers van ambtenaren in de schalen 16 en hoger integraal te
controleren.
De Algemene Rekenkamer is ook nagegaan of de departementale leiding niet eerder duidelijke signalen
heeft ontvangen van onregelmatigheden of onjuistheden rond de personele uitgaven aan hogere
ambtenaren. De Algemene Rekenkamer heeft hiertoe schriftelijke bronnen bekeken en gesprekken
gevoerd met mogelijke ontvangers van signalen, zoals de vertrouwenspersonen van OCW, de
departementale ondernemingsraad en de Commissie Integriteit Rijksoverheid. De Algemene
Rekenkamer concludeert dat in de schriftelijke bronnen die zij heeft onderzocht geen meldingen
voorkomen van onregelmatigheden bij de personele uitgaven aan hogere ambtenaren en dat de
mogelijke ontvangers van dergelijke signalen hebben aangegeven dat zij dergelijke signalen niet
hebben gekregen.
Onderzoek door Ploum Lodder Princen
Ik heb Ploum Lodder Princen, advocaten en notarissen te Rotterdam, op 4 juni jl. de opdracht gegeven
om een onderzoek te verrichten naar de vraag in hoeverre benoemingen van ambtenaren van het
Ministerie van OCW in schaal 16 en hoger overeenkomstig de bestaande regelgeving tot stand zijn
gekomen. Voorts of voor deze ambtenaren het beloningspakket, dat wil zeggen bewust belonen, reis-
en representatiekosten, toeslagen, toelagen e.d. overeenkomstig de bestaande regelgeving is
toegekend en verwerkt.
blad 3/8
Ploum Lodder Princen heeft in totaal 66 personeelsdossiers van OCW-ambtenaren in schaal 16 en
hoger onderzocht. De onderzochte dossiers beslaan een periode van 1970 tot de datum waarop het
onderzoek is afgerond, op 1 augustus 2004. Ploum Lodder Princen meldt mij dat deze dossiers over het
algemeen op orde zijn. Gebleken is dat een aantal dossiers niet de documenten bevat uit de volledige
ambtelijke diensttijd. Dat is met name het geval bij ambtenaren die een gedeelte van hun diensttijd bij
een ander ministerie hebben doorgebracht.
Ploum Lodder Princen stelt dat in relatie tot de onderzoeksvraag geen eenduidige, alle geconstateerde
gevallen omvattende, conclusie mogelijk is. Uit het rapport volgt dat de in afzonderlijke categorieën1
samengebrachte constateringen steeds betrekking hebben op een relatief beperkt aantal dossiers. De
betrokken constateringen hebben gemeen dat in dit beperkte aantal dossiers sprake is van het
optimaliseren van het beloningspakket van de ambtenaar, met name waar het gaat om de aanwending
van de aan het bevoegd gezag ten dienste staande beloningsinstrumenten. Volgens Ploum Lodder
Princen was dit op enkele uitzonderingen na toegestaan binnen de bestaande regelgeving.
Het onderzoek van Ploum Lodder Princen heeft veel belangrijke informatie opgeleverd voor de
maatregelen die verderop in deze brief worden opgesomd. Voorts is met het onderzoek van Ploum
Lodder Princen de `legal check' uitgevoerd op de personeelsdossiers van de hogere ambtenaren die ik
heb aangekondigd in mijn reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag
2003 van OCW.
Onderzoek door de directie Audit en Toezichtbeleid van het Ministerie van Financiën
In de anonieme brief van de `verontruste ambtenaren OCW' worden vraagtekens geplaatst bij de rol
van de Auditdienst van OCW bij de controles naar de personele uitgaven van hogere ambtenaren en de
rol van de voormalig directeur van de Auditdienst daarbij. Ik heb daarom de directeur van de directie
Audit en Toezichtbeleid van het Ministerie van Financiën gevraagd een onderzoek te verrichten naar
het proces van planning, uitvoering en rapportering door de departementale Auditdienst van OCW over
de jaren 1999-2003. Met name betreft dit de controle op de personele uitgaven voor in het bijzonder
hogere ambtenaren en de toereikendheid van dit proces, met bijzondere aandacht voor de rol van de
voormalige directeur van de departementale Auditdienst van OCW in dit proces.
De directeur van de directie Audit en Toezichtbeleid van het Ministerie van Financiën stelt in zijn
rapport vast dat de Auditdienst van OCW in de periode 1999 tot en met 2003 haar controles op de
personele uitgaven heeft uitgevoerd in overeenstemming met de geldende voorschriften. Wel is de
directeur Audit en Toezichtbeleid van mening dat de Auditdienst een meer adviserende en actieve rol
had kunnen vervullen. Deze constatering wordt door de directeur Audit en Toezichtbeleid echter
terecht geplaatst in de context van het in die periode ontbreken van een volwaardig werkend
management control systeem en Audit Committee. Ik constateer dat de directeur Audit en
Toezichtbeleid in 2004 voor beide een zekere kentering ten goede waarneemt. Zoals bekend
1 kwesties rondom toekenning flexibel pensioen en uittreden, detacheringconstructies, ontslaguitkeringen,
bezoldigingskwesties, onkostenvergoedingen, ambtsjubilea en afkoop vakantie-uren
blad 4/8
functioneert er bij mijn ministerie al enige tijd een Audit Committee waar ook twee onafhankelijke
adviseurs van buiten het ministerie aan deelnemen. Een belangrijke bevinding is verder dat geen
sprake is van niet-integer handelen door de voormalige directeur van de Auditdienst. Tot slot bevat het
rapport een aantal vaktechnische aanbevelingen. De Auditdienst zal hiervoor passende maatregelen
nemen die voor een deel al in werking zijn gezet. Deze worden verderop vermeld.
Beschouwing van de onderzoeksresultaten
In het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2003 van OCW op 14 juni jl. heb ik gezegd dat ik een
open cultuur bepleit en dat wij moeten werken aan vertrouwen en aan veranderingen in de organisatie.
Ik hoop dan ook dat wij een cultuur en atmosfeer kunnen creëren waarin al dan niet vermeende
onregelmatigheden op een veilige manier gemeld kunnen worden. De nieuwe interne
klokkenluiderregeling en de benoeming van de heer mr. J. de Ruiter als vertrouwenspersoon zullen
naar mijn verwachting hier zeker aan bijdragen.
Het bovenstaande neemt niet weg dat in de anonieme brief een ernstig signaal is afgegeven. Ik heb dat
signaal zeer serieus genomen, terstond onderzoeken laten uitvoeren en, naast de verbeteracties die ik
al eerder heb doorgevoerd, nieuwe verbetermaatregelen getroffen.
De onderzoeken maken nog eens duidelijk dat in de afgelopen jaren fouten zijn gemaakt bij de
aanstelling, bezoldiging en het ontslag van hogere ambtenaren van OCW en dat het financieel beheer
van de personele uitgaven aan hogere ambtenaren over de hele linie onvolkomen was. Het rapport van
de Algemene Rekenkamer bevestigt de constateringen van mijn Auditdienst en haar eigen bevindingen
in haar rapport bij het jaarverslag 2003 van OCW. Op grond hiervan heeft de Algemene Rekenkamer
toen het apparaatskostenbeheer van het bestuursdepartement als een onvolkomenheid gekwalificeerd.
De maatregelen die ik daarop heb getroffen, worden verderop in deze brief vermeld.
Ten aanzien van de inrichting en werking van de procedures met betrekking tot besluitvorming en
vastlegging van kwesties rondom aanstelling, bezoldiging en ontslag is nog een flinke klus te klaren.
Het aantal administratieve fouten en omissies is te hoog gebleken. Ik constateer achteraf dat de
administratieve afhandeling bij de personele uitgaven en de controle hierop, te wensen heeft
overgelaten. Herstelacties zijn al ondernomen dan wel in voorbereiding.
In de anonieme brief en in de publiciteit die daar op volgde werden termen gehanteerd als `graaien uit
de ruif voor miljoenen euro's van gemeenschapsgelden' en een `top die zich zeer riante vergoedingen
toeeigent'. Ik stel vast dat de Algemene Rekenkamer en Ploum Lodder Princen beiden niet tot deze
conclusie zijn gekomen. Wel constateer ik dat in een aantal gevallen de regelgeving niet juist is
toegepast en dat de besluitvorming rond de toepassing van regelgeving niet altijd zorgvuldig en weinig
transparant is geweest. Dit kan en mag niet. De kans op mogelijke herhaling zal ik uiteraard zo klein
mogelijk maken. De maatregelen, zowel die ik reeds heb getroffen als die ik in het navolgende
aankondig, moeten ertoe leiden dat de `checks and balances' in ons management-controlsysteem
zodanig gaan werken dat eventuele signalen beter en sneller zichtbaar worden.
blad 5/8
De Algemene Rekenkamer heeft geen andere signalen over de personele uitgaven aan hogere
ambtenaren aangetroffen. Op basis van dit onderzoek naar signalen kan ik de stelling van de
ondertekenaars van de anonieme brief dat `iedereen die deze zaken heeft aangebracht bij de top
"vrijwillig" d.m.v. een "arbeidsconflict" is verdwenen', dan ook niet bevestigen.
Blijkens de rapporten van de Algemene Rekenkamer en de directie Audit en Toezichtbeleid van het
Ministerie van Financiën heeft de Auditdienst haar controles op de personele uitgaven uitgevoerd in
overeenstemming met het Handboek Controle DAD. Van niet-integer handelen door de voormalige
directeur van de Auditdienst, zoals gesuggereerd door de schrijvers van de anonieme brief, is niets
gebleken.
Maatregelen naar aanleiding van de onderzoeken
De Algemene Rekenkamer heeft ten behoeve van haar rapport bij het jaarverslag 2003 van OCW
onderzoek gedaan naar de bezoldiging van hoger personeel in schaal 16 en hoger en haar bevindingen
in dit rapport neergelegd. In mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het
jaarverslag 2003 van OCW heb ik aangegeven aan de slag te gaan met deze bevindingen en een aantal
van de geconstateerde onregelmatigheden onmiddellijk op te pakken. Het betrof hierbij:
· het aanpassen van codes van toeslagen die op de verkeerde codes waren geboekt;
· het aanpassen en waar nodig stopzetten van afspraken die niet conform de regelgeving zijn
gemaakt;
· het opstellen van procedures waarbij toeslagen, declaraties, onkostenvergoedingen en dergelijke
die afwijken van de regelgeving, worden besproken met de direct leidinggevenden, zodat een extra
controle plaatsvindt;
· het op orde brengen van de dossiers van alle personeelsleden (dit mede in het kader van de
overgang naar het `shared service centre');
· de mogelijkheid onderzoeken om een `legal check' uit te voeren op alle dossiers van de schalen 16
en hoger. Met het onderzoek van Ploum Lodder Princen is deze `legal check' nu afgerond.
Naast deze maatregelen heb ik ondertussen de volgende aanvullende maatregelen getroffen:
· Ten aanzien van de FPU-arrangementen is de procedure om deze aan te gaan inmiddels
verscherpt. In het najaar van 2003 zijn de randvoorwaarden geformuleerd waarbinnen rijksbreed
sociaal flankerend beleid kan worden vormgegeven. Sinds december 2003 kan een FPU-
arrangement nog uitsluitend worden toegekend met toestemming van de secretaris-generaal.
Bovendien toetst de directeur HRM expliciet of een aanvraag voldoet aan de voorwaarden die de
regelgeving stelt. Met deze nieuw geformuleerde procedure zijn betere waarborgen getroffen voor
een goede naleving van de procedure.
· Ontslaguitkeringen worden eveneens nadrukkelijk getoetst door de directeur HRM. Er is recent
een stringente beleidslijn voor de gevallen van ontslag wegens "incompatibilité des humeurs" (art.
99 ARAR) opgesteld. In die gevallen wordt in beginsel een uitkering toegekend conform de
reguliere ontslaguitkeringsregelingen. Het is echter op juridische gronden niet in alle gevallen
blad 6/8
redelijk om te volstaan met een dergelijke uitkering. De situatie is immers vaak nogal complex.
Maar ook hier moet de finale beslissing in handen zijn van de secretaris-generaal.
· Ten aanzien van aanstelling en ontslag van leden van de Top Management Groep speelt mijn
ambtgenoot van BZK een belangrijke rol. Hij is bevoegd tot de voordracht voor aanstelling en
ontslag van TMG-leden. Voor de overige rechtspositionele aangelegenheden, daarbij inbegrepen de
financiële aspecten daarvan, ligt de bevoegdheid bij de vakminister bij wiens ministerie het TMG-
lid is benoemd. Ik ben van mening dat voor het verbeteren van de transparantie rond
vertrekregelingen het instellen van een onafhankelijke toets door de ABD voor TMG-leden
wenselijk is. Ik kan mij zelfs voorstellen dat de ABD voor leden van de TMG voortaan als werkgever
optreedt en de arbeidsvoorwaarden voor de TMG-leden vaststelt.
· Detacheringsafspraken: Detachering van voormalige (top-)ambtenaren kan in sommige gevallen
een goed instrument zijn, zowel in het kader van loopbaanontwikkeling als wanneer een persoon
om enige reden niet meer op zijn functie kan blijven en het niet lukt om voor hem of haar elders
een structurele functie te vinden. Ook andere departementen maken gebruik van deze
mogelijkheid. Ik ga er van uit dat er in de toekomst nog wel aanleiding kan zijn om te kiezen voor
detachering. OCW garandeert dan de rechtspositie van betrokkene. In de toekomst zal dan echter
meer dan voorheen de financiële positie van OCW worden bewaakt.
· Bezoldigingskwesties: In de (administratieve) organisatie van mijn ministerie is inmiddels voorzien
in een versterking van de juridische control-functie. Dat betekent dat de directeur HRM
bijvoorbeeld over bezoldigingsvoorstellen, indien deze afwijken van de gangbare
beloningsafspraken, een goedkeurend of afkeurend advies kan geven en de zaak dan voor
besluitvorming voorlegt aan de secretaris-generaal.
· Declaraties: Met betrekking tot declaraties heeft de Algemene Rekenkamer voorgesteld dat het
wenselijk is dat intern bij OCW nadere regels worden opgesteld omtrent declaraties. De Algemene
Rekenkamer heeft voorts geconstateerd dat met name de volledigheid van de ingevulde declaraties
te wensen overlaat. Ook heeft de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat ondertekening niet
altijd plaatsvindt door de declarant en dat parafering niet altijd wordt gedaan door het bevoegd
gezag, waardoor controle niet goed mogelijk is. Inmiddels heb ik de afspraken over tekening van
declaraties en verlofkaarten voor midden en hoger management binnen de organisatie
herbevestigd. De declaraties en verlofkaarten van afdelingshoofden worden door de directeur
getekend. Die van een directeur door de directeur-generaal. Declaraties en verlofkaarten van de
directeur-generaal worden door de secretaris-generaal getekend en de secretaris-generaal tekent
ook voor de declaraties van de minister. De minister tekent de declaraties en verlofkaarten van de
secretaris-generaal en de declaraties van de staatssecretarissen.
· De Auditdienst zal vanaf de tweede helft van 2004 de personele uitgaven voor de hogere
ambtenaren integraal onderzoeken. Ook zal de Auditdienst meer aandacht besteden aan de
kostenplaatsen waarop de personele uitgaven worden verantwoord. De controleprogramma's
worden hierop aangepast.
· De Auditdienst gaat ten behoeve van een meer adviserende rol voor de leiding van het ministerie
jaarlijks met alle directies de beleids- en bedrijfsvoeringrisico's bespreken. Voorts zal de
Auditdienst belangrijke bevindingen sneller rapporteren aan de hoogste leiding van het ministerie.
blad 7/8
· Binnen de Auditdienst wordt de rolverdeling tussen directeur en plaatsvervangend directeur, de
vaktechnisch eindverantwoordelijke registeraccountant, aangescherpt en worden de interne
procedures op dit punt opnieuw beschreven.
Overige maatregelen
In het wetgevingsoverleg op 14 juni jl. over het jaarverslag 2003 van OCW heb ik gezegd bezig te zijn
met een interne risico-inventarisatie. De secretaris-generaal heeft hiervoor gesprekken gevoerd met
alle directeuren-generaal en directeuren van het bestuursdepartement en van de buitendiensten om
een volledig beeld te krijgen van de risico's die het departement loopt. Zo is vastgesteld dat de controle
op interne regels en procedures onvoldoende is en dat veel regels onvoldoende helder zijn voor de
medewerkers. Alle interne regels en procedures zullen daarom worden getoetst op actualiteit,
uitvoerbaarheid, controleerbaarheid en duidelijkheid.
· Regels die onvoldoende helder zijn, worden aangescherpt. Zo zijn recent nieuwe regels vastgesteld
voor declaraties en verlofkaarten, buitenlandse dienstreizen en reisdeclaraties. Verder worden de
regels aangescherpt t.a.v. vertrekregelingen, representatiekostenvergoedingen, de organisatie- en
mandaatregeling en de reorganisatieleidraad.
· Voor alle regels waarvoor geldt dat de controle mogelijk onvoldoende is, worden de
controleprocedures aangescherpt. Dit geldt in het bijzonder voor de controle op personele
aangelegenheden, zoals het toekennen van toeslagen, toelagen, extra periodieken en bewust
belonen. Dit geldt ook voor de controle op aanbestedingsregels, contractbeheer, bevoorschotting
en onderuitputting.
· Regels die onvoldoende duidelijk zijn worden herschreven. Voorts zullen alle regels op een
toegankelijke en inzichtelijke wijze aan de medewerkers bekend worden gemaakt.
Om in de toekomst niet opnieuw te worden geconfronteerd met niet goed functionerende regelgeving
zal een protocol worden opgesteld voor het beheer van regels en procedures.
Verder is ook gebleken dat op enkele terreinen aanzienlijke inhaalslagen nodig zijn.
· Alle functies van medewerkers zullen opnieuw in kaart worden gebracht en geharmoniseerd in één
systeem, waarna nieuwe formatieoverzichten per directie worden vastgesteld. Vervolgens worden
plannen opgesteld die ertoe moeten leiden dat de bezoldiging en formatie in overeenstemming
wordt gebracht met de geactualiseerde waarderingen en formatieoverzichten.
· Naar aanleiding van rapport van de ARK bij het jaarverslag 2003 van OCW worden de
personeelsdossiers van schaal 16 en hoger op orde gebracht. Deze actie is nagenoeg afgerond.
· In vervolg hierop zullen eveneens de personeelsdossiers van medewerkers in de schalen 11 t/m 15
worden gecontroleerd op administratieve fouten en andere onvolkomenheden. Daarna zal
hetzelfde gebeuren met alle overige personeelsdossiers.
· De nevenwerkzaamheden van alle medewerkers worden opnieuw geïnventariseerd en beoordeeld
op toelaatbaarheid. In het vervolg wordt hiervan een actief bestand bijgehouden.
blad 8/8
Het stellen van regels is belangrijk, het naleven en handhaven is de crux. Om deze verbeteringen
werkelijk te kunnen realiseren, wordt hierop strak gestuurd via de reguliere sturingsmechanismen
binnen de organisatie. In de cyclus van managementafspraken worden afspraken gemaakt over
bovenstaande verbeteracties, zoals overigens ook geldt voor de beleidsrisico's die worden
geïnventariseerd. Verder worden niet alleen de controleprocedures bij directies verbeterd, maar zal de
Auditdienst, op basis van de risico-inventarisatie, gericht controleren of directies deze procedures
toepassen. Een derde controlelaag vormt het Jaarverslag, waarin ik de Tweede Kamer zal informeren
over de vorderingen t.a.v. genoemde actiepunten. Dit jaarverslag wordt op zijn beurt weer
gecontroleerd door de Algemene Rekenkamer.
Ten slotte
Bij OCW zijn ingrijpende veranderingen gaande. Verandering in de structuur van de organisatie, in de
omvang van de organisatie en in de cultuur van de organisatie. In vervolg op het '100-dagen plan' van
de secretaris-generaal is de lijnsturing van het ministerie verbeterd, wordt tussen de diverse
managementlagen (minister SG, SG DG's, DG directeuren) gewerkt met expliciete
managementafspraken en periodieke voortgangsrapportages, wordt alle regelgeving doorgelicht om
deze te kunnen verminderen, worden de ondersteunende diensten hervormd, wordt de interne
controlfunctie versterkt en wordt een afzonderlijke directie opgericht voor het toezicht- en
handhavingsbeleid. Bij verschillende gelegenheden heb ik uitleg gegeven over de noodzaak van al deze
veranderingen. Naast deze veranderingen noopt ook de taakstelling waarmee het ministerie is
geconfronteerd tot aanpassingen in de structuur en omvang van de organisatie. Veranderingen op deze
schaal, hoe zorgvuldig ook uitgevoerd, brengen met zich mee dat er medewerkers kunnen zijn die,
wellicht teleurgesteld over de persoonlijke consequenties van deze veranderingen, besluiten anoniem
gewag te doen van vermeende misstanden bij OCW. Ik poog dat zoveel mogelijk te voorkomen door zo
duidelijk mogelijk te communiceren over de positie van deze medewerkers en de regels zo transparant
mogelijk toe te passen.
Het is hard nodig de periode van incidenten en daarmee een periode van negatieve beeldvorming over
OCW af te sluiten. Ik heb er vertrouwen in dat we met de ingezette veranderingen voortvarend op de
goede weg zijn. Er ligt met alle acties zoals die ook in deze brief zijn beschreven een integraal
verbeterplan voor OCW. Ik doe er alles aan om mogelijke nieuwe misstanden te voorkomen. Een
transparante bedrijfsvoering hoort daar onlosmakelijk bij. OCW moet een departement zijn waar de
medewerkers trots op kunnen zijn, moet een departement zijn dat zijn energie volledig richt op zijn
bestaangrond: het dienstbaar zijn aan onderwijs, cultuur en wetenschap.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
(Maria J.A. van der Hoeven)