Speech minister Dekker bij ontvangst van het boek 'Door wonen
gedreven, de toekomst is het nu van Ymere' op 9 september 2004 te
Amsterdam
Bestuurders, medewerkers en relaties van woningcorporatie Ymere,
Dank voor dit prachtige boek over het werk van Ymere. Het is een rijke
publicatie geworden met fraaie foto's. Een boek over stad en regio,
over uitdagingen en dilemma's, over oude en nieuwe wijken, over
uitleggebieden en de bestaande stad. Een boek dat ook lessen trekt uit
het verleden, bijvoorbeeld uit de ervaringen met de stadsvernieuwing
in vooroorlogse wijken.De samenstellers laten ermee zien hoe Ymere
brede kennis en ervaring op huisvestinggebied bundelt en benut voor
het beheer van zo'n 47.000 woningen verdeeld over Amsterdam, Almere,
Amstelveen, Haarlemmermeer en Heemstede.
Uit het boek blijkt overigens dat Ymere méér wil dan beheren. Een
kwart van de woningen moet op de schop. Omdat ze te oud zijn en niet
de kwaliteit hebben waar bewoners om vragen of omdat ze te veel
onderhoud nodig hebben. Er zijn bovendien te weinig woningen waar
ouderen en zorgbehoevenden zelfstandig kunnen blijven wonen.
Met renovatie en vernieuwbouw moeten we garant staan voor een goede
basiskwaliteit. Voor de leefbaarheid en de toekomst van de wijk. Omdat
de woningen anders op termijn niet meer verhuurbaar zullen blijken,
maar vooral omdat ze een steeds eenzijdiger bevolkingssamenstelling
krijgen waarbinnen de grotestadsproblemen zich opstapelen.
Daarnaast wil Ymere de komende tien jaar tienduizend nieuwe
huurwoningen en twaalfduizend koopwoningen bouwen. Alles bij elkaar
zal Ymere hiermee vier miljard euro investeren. Dat is een
indrukwekkend bedrag en een bemoedigend signaal. Ik heb immers
verschillende oproepen richting corporaties gedaan om
verantwoordelijkheid te nemen in nieuwbouw en herstructurering.
Over de urgentie van herstructurering. Een flink deel van de vroeg
naoorlogse- en een deel van de vooroorlogse woonwijken in steden en
stedelijke gebieden van Nederland moet nodig worden aangepakt. Toch
schiet het niet erg op. Een deel van de wijken dreigt zelfs verder af
te glijden. 'De klok staat op twee voor twaalf bij de herstructurering
van de Tuinsteden', constateert u zelf in het boek.
Om tot een versnelling te komen is gekozen voor het aanwijzen van 56
prioriteitswijken, als voorbeeld en katalysator voor de aanpak van de
andere wijken. Het is daarmee ook het speerpunt van het Actieprogramma
Herstructurering. Van alle 56 wijken vraag ik prestatiecontracten
tussen gemeenten en uitvoerende partijen, met name corporaties.
Intussen zijn in 23 wijken prestatieafspraken ondertekend. Binnenkort
zal ik de Tweede Kamer op de hoogte brengen van de laatste stand van
zaken.
Op de startconferentie van de 56-wijken aanpak heb ik vorig jaar
toegezegd álle prioriteitswijken te bezoeken. Ik ben ondertussen al
bijna in één derde van de wijken geweest.
Met die werkbezoeken wil ik aangeven hoe urgent ik de aanpak van die
gebieden vind, maar ook hoe belangrijk het is om steeds goed de
situatie ter plaatse te bekijken. Iedere wijk is anders, zowel fysiek
als sociaal. Een gesprek met bewoners op straat kan daarbij vaak meer
verhelderen dan een dikke ambtelijke nota. En dat is belangrijk, want
herstructurering moet maatwerk voor mensen bieden. Wil dat zeggen dat
we niets doen wanneer bewoners liever alles bij het oude laten? Zeker
niet, maar het betekent wel dat we ons extra moeten inspannen om
bewoners bij de plannen te betrekken.
Dat vindt overigens bijna iedereen, maar toch blijkt uit een onderzoek
van de Woonbond dat meer dan de helft van de gemeenten en corporaties
bewoners niet betrekken bij de opstelling van de prestatieafspraken
voor de 56 wijken. Ik vind dit geen goede zaak, maar wil hier geen
regulerende rol spelen. U bent aan zet om bewonersparticipatie goed te
regelen.
Het actieprogramma Herstructurering staat nadrukkelijk niet op
zichzelf. Het maakt onderdeel uit van mijn bredere inzet om de
woningmarkt in beweging te krijgen. Zoals u weet richt ik me daarbij
op de stedelijke vernieuwing, de nieuwbouwproductie en de
modernisering van het huurbeleid. Gerichte actie op deze drie samen
moet de huidige stagnatie doorbreken.
De inzet van woningcorporaties is daarbij essentieel. Zij moeten met
méér ruimte voor een marktgerichte aanpak méér aan hun
maatschappelijke taken gaan doen. Daarbij zullen gesubsidieerde
huurwoningen overgaan naar de vrije sector, zullen de huren flexibeler
worden en krijgen de corporaties een medeverantwoordelijkheid bij het
garanderen van betaalbare huren voor lagere inkomens.
Dat is geen kwestie van nóg meer geld naar de corporaties laten
vloeien in de hoop dat ze er iets goeds mee zullen doen. Het
investeringspotentieel is ook nu al in ruime mate aanwezig. Ik verwijs
naar de rapportages daarover van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.
Met de koepels van verhuurders maak ik dit najaar een afspraak over de
globale bijdrage die zij aan de woningbouw in de periode 2005-2010
leveren en welk deel van die woningen op 1 januari 2008 gebouwd moet
zijn. In april van dat jaar kunnen we dan - op basis van de
rapportages van verhuurders, gemeenten en CBS-cijfers - vaststellen of
de verhuurders de toegezegde bijdrage aan de woningbouw geleverd
hebben. Pas als dat het geval is kunnen verhuurders vanaf 2008 meer
ruimte krijgen in het huurbeleid.
Overigens verwacht ik van de sector dat investeringen van individuele
corporaties niet alleen worden bepaald door de eigen polsstok, maar
door de noodzakelijkheid van de investeringen. Als de polsstok te kort
is moet de vermogensovermaat van de sector worden aangewend. Waar dat
niet blijft lukken zal ik betrokkenen daar rechtstreeks op aanspreken.
In beweging brengen van corporaties voor een flexibeler woningmarkt is
dus géén kwestie van geld alleen, maar vooral een kwestie van ruimte
bieden aan deze belangrijke spelers om de woningmarkt ook
daadwerkelijk als een markt te benaderen. Om van daaruit te bouwen
aan een gevarieerd woningaanbod, aan herstructurering en doorstroming.
De rol van VROM is ook breder dan die van geldschieter. Gelukkig is
het ISV-budget grotendeels overeind gebleven en dat geldt ook voor het
budget dat ter beschikking is voor de woningproductie in de jaren 2005
tot en met 2009. Toch zie ik onze faciliterende en stimulerende
inbreng als voornaamste bijdrage.
Mijn accountdirectie, de regioaccounts, staan dicht bij de bewoners en
andere partijen in de wijken. Zij zijn mijn 'oog en oor'. Zij
adviseren en faciliteren daar waar het nodig is om doorbraken te
forceren. Dat gebeurt in combinatie met de inzet van een aantal voor
deze wijken ontwikkelde instrumenten, zoals het afsprakenkader (een
model om snel en goed tot verdeling van kosten en
verantwoordelijkheden te komen), de inzet van impulsteams (experts die
helpen bij het vlottrekken van processen aan de sociale kant van de
herstructurering) en de experimentenpot; Innovatie Programma
Stedelijke Vernieuwing (IPSV).
Nu de meeste van de 56 wijken hun prestatieafspraak hebben ingevuld of
dit voor het eind van het jaar willen doen, breekt een nieuwe fase
aan. Dan moet de uitvoering worden gemonitord. Het is voor mij een
belangrijk uitgangspunt dat die monitoring wordt gedragen door alle
partijen, dus ook door de bewoners.
Tot slot:
Ymere is een van de corporaties die actief met herstructurering bezig
is in Amsterdam, zowel in de vooroorlogse gebieden als in de
naoorlogse gebieden die binnen de 56-wijkenaanpak zitten. Dan heb ik
het vooral over Nieuwendam Noord en de Banne in Amsterdam Noord, een
aantal gebieden in de Westelijke Tuinsteden en de Bijlmermeer.
Zonder daarmee iets over de andere wijken te zeggen, ben ik heel
positief over de Bijlmermeer. Ik heb bij mijn werkbezoek gezien dat de
vernieuwing inmiddels halverwege is en duidelijk zijn vruchten begint
af te werpen .Deeengezinswoningenhebbeneenkwalitatieveuitstraling
en de directe woonomgeving maakt een ruime en verzorgde indruk. De nog
niet gerealiseerde plannen zien er goed uit.
Het is vooral verheugend om te zien dat het daardoor lukt om
middeninkomens te binden door wooncarrièremogelijkheden te bieden. Een
nieuwe, hoofdzakelijk gekleurde, middenklasse is daardoor bewust in de
Bijlmer gebleven of er zelfs naar teruggekeerd. Daardoor is het
woonklimaat duidelijk verbeterd. Mensen kennen hun buren weer en weten
wiens auto voor de deur staat. Dat brengt een vanzelfsprekende sociale
controle en cohesie terug in de wijk.
Juist gezien deze ervaring lijkt het mij niet verstandig om voor
gesloopte gestapelde sociale huurwoningen in de Westelijke Tuinsteden
vrijwel alleen weer gestapelde nieuwbouw terug te brengen, zoals daar
nu gebeurt. De woningen zijn dan weliswaar verbeterd, de eenvormigheid
blijft. Ik wil hier graag aansluiten bij het pleidooi voor diversiteit
en variatie in uw boek.
In uw boek stelt u ook heel terecht dat we het moeten hebben van het
binden van nieuwe allochtone middengroepen. Dat lukt goed in de
Bijlmermeer, hopelijk lukt het de komende jaren ook met de allochtone
middengroepen in de Westelijke Tuinsteden of in Noord. Het is mooi dat
er inmiddels in deze groepen zoveel sociale mobiliteit is dat een
aantal mensen daaruit zich bij de 'witte vlucht' kan aansluiten, maar
het zou mooier zijn als we deze inspirerende groep voor de stad konden
behouden.
Voor het omgekeerde is het ook hoog tijd. De regiogemeenten zouden
relatief meer sociale huurwoningen moeten gaan bouwen dan Amsterdam
nu doet. Het is toch eigenlijk raar dat Amsterdam met zijn enorme
voorraad sociale huurwoningen vandaag de dag nog steeds meer sociaal
bouwt dan de regio. Méér sociale bouw in de buurgemeenten vermindert
de druk op de grootstedelijke milieus en kan bijdragen aan een
voorspoediger integratie van mensen die nu zijn aangewezen op woningen
in steeds eenzijdiger samengestelde stadswijken. Ik ben dan ook heel
blij met de brede steun voor deze opvatting in de Tweede Kamer, zoals
gebleken in het integratiedebat van vorige week.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer