8 sept ember 2004

Bijdrage van Niesco Dubbelboer aan het plenaire debat Constitutionele Toetsing

Voorzitter,

Ik wil eens op andere manier dit debat beginnen dan te verwachten valt bij zo n zwaar en staatsrechtelijk gewichtig onderwerp als waar wij vandaag over discussiëren.

Er is veel discussie over het verschuiven van een partijendemocratie naar een personendemocratie. In die discussie staat het gegeven centraal dat mensen in toenemende mate vertrouwen hebben in personen boven partijen. Iets wat overigens door de heer Duyvendak in het debat over het kiesstelsel ten stelligste bestreden werd. Welaan meneer Duyvendak: ik wil mijn bijdrage in dit debat graag openen met de constatering dat ik veel vertrouwen heb in mevrouw Halsema. Dit is niet een gratuite opmerking. Toen ik het dossier over de constitutionele toetsing in mijn portefeuille kreeg en het bestudeerde, raakte ik onder de indruk van de consistente en doorwrochte analyse van de problematiek. Ik raakte overtuigd en veel belangrijker - met mij de Tweede Kamerfractie van de PvdA. De voornaamste stelling van de indienster is dat de grondwet met een onveranderd artikel 120 buiten de maatschappelijke en politieke discussie wordt geplaatst. Een stelling die vorig jaar november overigens ondersteund werd door Wouter Bos in zijn Wittenberglezing.

Wij veranderen hiermee van koers. Tot 2002 was de PvdA fractie tegen zo n wijziging. Toenmalig minister Klaas de Vries was overigens voor (voorzichtige) opheffing van het toetsingsverbod, maar werd toen niet gesteund door de fractie.

De argumenten tegen toetsing zijn staatsrechtelijk van aard: de scheiding der machten moet in tact blijven, de volkswil gaat boven de elitaire rechter en de politiek moet zelf de toetsing doen bij het maken van wetten. Maar we moeten constateren dat dit in de snel veranderende samenleving afgezwakt is. De scheiding der machten valt te relativeren, daar waar de uitvoerende macht al veel invulling geeft aan wetten: in die zin wordt in de literatuur gesproken over de zachte scheiding der machten.

Het argument dat de rechter niet op de stoel mag gaan zitten van de wetgever vanwege mogelijke partijdigheid, wordt gerelativeerd door de opmerkingen van Jit Peters, hoogleraar te Amsterdam die het volgende stelt: Mijn ervaring als directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving, belast met de bewaking van de grondwet binnen de rijksoverheid, heeft mij geleerd dat de interpretatie van de grondwet erg gekleurd wordt door opportunistische argumenten. Dit is onontkoombaar. Immers, ministers en hun ambtenaren hebben een belang bij een bepaalde interpretatie zoals ook politieke partijen in het parlement dat hebben. Daarentegen is de rechter bij zijn interpretatie onpartijdig in die zin dat hij geen bepaalde belangen heeft. Voorbeelden hiervan zijn de plannen om allochtone WAO-ers dubbel te herkeuren of de gedwongen spreiding van allochtonen in de volkshuisvestingdiscussie. De rechter is dus beter in staat de burger te beschermen tegen de tirannie van de meerderheid, die omwille van politieke doelstellingen en partijdige manipulaties tot min of meer ongrondwettelijke maatregelen kan besluiten. De rechter kan hierbij de onafhankelijke toetser aan de grondwet zijn. Checks and balances is waar het om draait in de democratie: de wetgever mag niet zelf de grondwet schenden, maar kan het straffeloos doen, omdat er geen instantie is die haar terecht wijst. Daarvoor is een instantie nodig om dat te controleren. Om het verwijt van opportunisme aan ons adres te vermijden, moeten we reëel zijn en ook weten dat het de wetgeving van een ons welgezinde coalitie kan belemmeren. Maar als dat het geval is, dan hebben we simpelweg ons werk niet goed gedaan. Kernargument is namelijk dat het alle politieke partijen scherp houdt. Niemand wil op de vingers getikt worden door de rechter. Door de toetsing wordt de grondwet een levend instrument . Het zal vaker dan nu het geval is een politieke rol gaan spelen bij het maken van wetten en bij de maatschappelijke discussie over die wetten. En dat is democratische winst.

De internationalisering, de informatierevolutie en de multiculturele samenleving zijn drie andere belangrijke redenen om de grondwet te reanimeren , zoals PvdA fractievoorzitter in Amsterdam Lodewijk Asscher dat noemt.

De rechter is sneller in staat om nieuwe ontwikkelingen in de samenleving, die geïncorporeerd worden in wetgeving, te betrekken op de grondwet, dan het inbedden ervan via het trage veranderingsproces van een grondwetswijziging.

Individuele burgers moeten een beroep kunnen doen op de grondwet om te ageren tegen in hun ogen onrechtvaardige behandeling. Diezelfde burger kan wel een beroep doen op rechters bij toetsing aan internationale verdragen. Nu is dat voor sommige tegenstanders een reden om te zeggen dat het dus overbodig is om ook nog eens nationale toetsing mogelijk te maken. Maar erkent moet worden dat de Nederlandse Grondwet wel specifieker is dan de internationale verdragen. En erkent moet worden dat de Nederlandse grondwet hoe dan ook in een vacuüm terecht komt. Voor burgers is de grondwet in die context nu dan ook een levenloos document. Onze oproep is dan ook: Geef de grondwet terug aan het volk!

De informatierevolutie heeft gezorgd voor veranderingen in de uitwisseling van informatie, waarbij het onmogelijk is om het grondwettelijk bij te benen. Bij de laatste modernisering van de grondwet in 1983 zijn de telefoon, de radio, televisie en telegrafie opgenomen. Dat klinkt al weer lekker ouderwets in de tijd van SMSjes, websites, chatsessies, digitale handtekeningen en emails (artikel 13). Toetsing dwingt ons om de grondwet levend te houden.

De multiculturele samenleving stelt ons voor heel andere discussies dan pakweg twintig jaar geleden voor mogelijk werd gehouden. Maar ook langer geleden, in 1848, was niet voorzien dat bijvoorbeeld besnijdenis een maatschappelijke discussie zou worden. Hoe verhoudt het recht op integriteit van het menselijke lichaam zich met godsdienstvrijheid? Wat er gepreekt wordt in gebedsruimten roept soms vragen op over de verhouding tussen vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting.

De Partij van de Arbeid is voorstander van het feit dat de Grondwet een rol moet spelen in de actuele maatschappelijke discussies. Daarbij is het overigens ook een idee om eens te kijken naar de redactie van de Grondwet. Het taalgebruik kan veel simpeler, waardoor de grondwet een document voor iedereen, van iedereen kan worden. We worden geacht allemaal de wet te kennen, maar het zou mooi zijn als de moeder aller wetten zo toegankelijk is opgeschreven dat mensen het ook kunnen onthouden. Het toetsingsverbod opheffen zal hopelijk een impuls blijken te zijn voor het toegankelijk maken van de grondwet (voorbeeld: artikel 7).

Een ander punt is het opschonen van de grondwet: niet alles is even relevant en de vraag is of het terecht is dat alle minder relevante artikelen in de grondwet moeten blijven staan. Ook de manier waarop de grondwetswijzigingen geregeld zijn, met alle vertragingen vandien, zou eens bekeken moeten worden. In de Partij van de Arbeid zijn we in discussie over een grondwet van twee snelheden. Maar goed; dat zijn andere discussies die we met elkaar nog maar eens moeten aangaan.

Conclusie

We steunen het wetsvoorstel zoals het voorligt. De indiener heeft ons in de uitvoerige memorie van toelichting overtuigd. En ik wil graag eindigen met de slotwoorden die Wouter Bos vorig jaar in de Wittenberglezing uitsprak, simpel en direct: &&Leve de Grondwet!