Openbaar Ministerie

Persberichten
9 september 2004

Verdachte overval Vaassen op vrije voeten

De Rechter-Commissaris van de rechtbank Zutphen heeft maandagmiddag 6 september 2004 de onmiddellijke invrijheidstelling bevolen van de 21-jarige verdachte die op 5 september 2004 door de politie is aangehouden. Hij en een voortvluchtige verdachte worden verdacht van een woninginbraak en een overval op een oudere vrouw in Vaassen.

De twee mannen zouden degenen zijn die op 5 september 2004 hebben ingebroken in een woning in Vaassen. De inbrekers verdwenen nadat ze werden ontdekt. Bij de zoekactie die werd opgezet, kwam naar voren dat het duo mogelijk ook in verband kon worden gebracht met een overval in de nacht van 4 op 5 september 2004 op een oude vrouw in haar woning in Vaassen. De daders hebben hierbij de vrouw mishandeld en aan haar bed vastgebonden.

Bij de zoekactie werd één van hen door de politie aangehouden. Van deze aanhouding werd vervolgens melding gedaan aan de officier van justitie, die tot het oordeel kwam dat de aanhouding van de verdachte niet rechtmatig was. Tussen de ontdekking van de inbraak en de aanhouding van de verdachte was circa 4 uur gelegen. In die 4 uur is geen overleg met de officier van justitie geweest, tevens had de politie geen feitelijk zicht op de verdachten tijdens de zoekactie. Er kon volgens de officier van justitie dus geen sprake meer zijn van een rechtmatige aanhouding op heterdaad. Hij heeft dan ook een bevel tot in vrijheidstelling van de verdachte gegeven. Later op de avond heeft hij na hernieuwd contact met de politie zijn oordeel bijgesteld en het bevel ingetrokken. Het eerder gegeven bevel tot heenzenden was op dat moment door de politie nog niet uitgevoerd. Er is toen besloten de zaak ter toetsing voor te leggen aan de Rechter-Commissaris.

De Rechter-Commissaris heeft geoordeeld dat de aanhouding op heterdaad wel rechtmatig was. Het eerder, door de officier van justitie, gegeven bevel tot heenzenden van de verdachte had uitgevoerd moeten worden. Tevens had deze gang van zaken opgenomen moeten worden in het proces-verbaal van de politie. Dit is beide niet gebeurd. Dat waren de redenen voor de Rechter-Commissaris om de in verzekering stelling onrechtmatig te achten en het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling te geven.

Het Openbaar Ministerie betreurt de gang van zaken. Op basis van de toen bekende feiten heeft de officier van justitie het bevel tot invrijheidstelling gegeven. Bij de beoordeling van de feiten, zoals die nu bekend zijn heeft de officier van justitie achteraf gezien een verkeerde inschatting gemaakt. Zoals aangegeven blijven beide mannen wel verdacht van beide strafbare feiten. Het onderzoek gaat voort en bij voldoende bewijs zal tot vervolging worden overgegaan.