Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum

Auteur


- Mw. drs. B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-444/04

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/13

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)

5

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


-

-

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende de overlegprocedure met Ivoorkust in toepassing van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou


2. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Versterking van de Politie- en douanesamenwerking in de Europese Unie


3. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, eerste jaarrapport over migratie en integratie


4. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 wat betreft het wederkerigheidsmechanisme.


5. Mededeling van de Commissie- De uitvoering van het actiekader "Actualisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire"

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï


- Fiche 1: Mededeling betreffende de overlegprocedure met Ivoorkust inzake Overeenkomst

van Cotonou

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende de overlegprocedure met Ivoorkust in toepassing van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou.


Datum Raadsdocument: 11 augustus 2004

Nr Raadsdocument: 11886/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004) 547 final

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken i.o.m. EZ, FIN, LNV

Behandelingstraject in Brussel: ACS Werkgroep, Raad Algemene Zaken en Externe

Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Sinds 1999 is Ivoorkust een zeer instabiel land, waar de regering slechts controle heeft over het zuiden van het land. In het noorden maken rebellen de dienst uit. Op 24 januari 2003 tekenden alle strijdende partijen het zgn. Marcoussis vredesakkoord. Dit akkoord bevatte een aantal toezeggingen van de strijdende partijen die er op gericht is de vrede en veiligheid in het land te herstellen en om geloofwaardige, eerlijke en transparante verkiezingen eind 2005 mogelijk te maken.

De samenwerking van de EU met Ivoorkust is ingebed in de overeenkomst van Cotonou. Deze overeenkomst bepaalt dat iedere ondertekenaar van de overeenkomst moet voldoen aan een drietal essentiële elementen zoals vermeld in artikel 9 en 96: mensenrechten, democratische principes en de rule of law.

De EU heeft naar aanleiding van de politieke en militaire crisis sinds 19 september 2002 herhaaldelijk haar zorgen geuit over de mensenrechtensituatie. Een VN-rapport over demonstraties van 25 maart jl. bevestigde deze zorgen. Het is verder zeer de vraag of de geplande verkiezingen op een bevredigende manier kunnen worden georganiseerd gezien de opgelopen vertraging van enkele cruciale wetsvoorstellen voortkomend uit Marcoussis. Verder uit de Commissie kritiek op de wijze waarop de EU belemmerd wordt in het uitvoeren van een audit in de cacao sector. Op basis van bovenstaande tekortkomingen stelt de Commissie voor om artikel 96 consultaties met Ivoorkust te beginnen. Het doel van de consultaties is om:


- de zorgen van de EU t.a.v. de schendingen van mensenrechten kracht bij te zetten en om Ivoorkust er toe aan te zetten dergelijke schendingen in de toekomst te voorkomen;


- het belang dat de EU hecht aan vrije en eerlijke verkiezingen te uiten en om uit te zoeken hoe de regering de onregelmatigheden van de vorige verkiezingen denkt te voorkomen;


- de audit van de cacao sector op een bevredigende manier te voltooien.

De EU kan, naar aanleiding van de consultaties, eventueel besluiten om gepaste maatregelen tegen Ivoorkust te nemen.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 96 van het Verdrag van Cotonou.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Strikt genomen n.v.t., het betreft een mededeling. Over het al dan niet starten van consultaties in het kader van het Verdrag van Cotonou besluit de Raad met unanimiteit. Geen rol voor het EP.

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., het betreft een mededeling

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: mocht de Raad besluiten tot consultaties, dan moeten deze binnen 60 werkdagen worden afgerond.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:

Ivoorkust is een ontwikkelingsland. Wanneer de Raad instemt met het voorstel zal Ivoorkust zich moeten verantwoorden over de geconstateerde tekortkomingen en een actieplan opstellen. Voor overige ontwikkelingslanden heeft het voorstel geen directe gevolgen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan instemmen met het openen van consultaties mits constructief ingestoken. Nederland is van mening dat de Ivoriaanse autoriteiten er middels consultaties op gewezen moeten worden dat de EU, indien er geen vooruitgang wordt geboekt, maatregelen zal nemen. Deze consultaties kunnen een stok achter de deur zijn om hervormingen te bespoedigen.

Daarnaast dient in Brussel gewezen te worden op de samenhang met de ontwikkeling in de ICCO-Raad (International Cacao Organisation) en dient de situatie in Ivoorkust te worden meegewogen in de stellingname van de EU tijdens de ICCO-Raad van 7-10 september as. over de voorgenomen verhuizing van het secretariaat van de ICCO van Londen naar Abidjan.


- - Fiche 2: Mededeling over versterking van de Politie- en douanesamenwerking in de Europese Unie

Titel:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Versterking van de Politie- en douanesamenwerking in de Europese Unie


Datum Raadsdocument: 2 juni 2004

Nr. Raadsdocument: 9903/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004)376

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën en Justitie i.o.m BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Politiesamenwerking en Raadswerkgroep Douanesamenwerking, Comité Article 36, JBZ Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In deze mededeling wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de Europese politie- en douane samenwerking. Deze samenwerking wordt eerst genoemd in het Verdrag van Maastricht (1992) als "aangelegenheden van gemeenschappelijk belang". In het Verdrag betreffende de EU van 1999 (Amsterdam) worden de doelstellingen en maatregelen op het gebied van politie- en douane samenwerking vervolgens duidelijker omschreven. In het Actieplan van Wenen (1998) en de conclusies van Tampere (1999) wordt deze samenwerking nader ontwikkeld.

Basis voor de politie- en douanesamenwerking is artikel 29 Verdrag betreffende de EU (VEU): "... het voorkomen en bestrijden van al dan niet georganiseerde criminaliteit (... ) door middel van (o.a.) nauwere samenwerking tussen politiediensten en douanediensten ...". Het betreft hier (operationele) grensoverschrijdende politie- en douanesamenwerking tussen lidstaten (hierbij verwijst de Commissie naar de ervaringen van de lidstaten die reeds doeltreffende samenwerkingsovereenkomsten tussen politie en douane hebben opgesteld en naar bestaande bilaterale overeenkomsten op dit gebied). Dit gezamenlijk optreden van de lidstaten wordt behaald door op EU niveau concrete maatregelen te treffen en deze efficiënt ten uitvoer te leggen (zie artikel 30-32 VEU).

In deze mededeling wordt verslag gedaan over de resultaten die zijn bereikt sinds de inwerkingtreding van het VEU. Het lijkt dat op het gebied van politie- en douanesamenwerking te weinig vooruitgang is geboekt, de doelstelling van artikel 29 is aldus nog niet bereikt. De mededeling tracht meer licht te werpen op de vraag welke factoren bepalend zijn voor de vorderingen op dit gebied waarbij wordt vastgesteld welke prioritaire maatregelen op het gebied van politie- en douane samenwerking de komende vijf jaar op de EU- agenda moeten blijven of daaraan moeten worden toegevoegd om de nodige vooruitgang te boeken.

Voorstellen voor verbetering

De maatregelen die worden voorgesteld betreffen zowel de inhoud van het beleid als de verbetering van de werkmethoden. Concrete maatregelen om de politie- en douanesamenwerking in de EU te verbeteren moeten zijn gericht op de uitwisseling van informatie enerzijds en grensoverschrijdende - - samenwerking anderzijds.

Voor wat betreft de werkmethoden stellen de betrokken voorzitterschappen van de Raad in nauw overleg met de Commissie een jaarprogramma en een meerjarenprogramma voor op het gebied van politie en douanesamenwerking.. Deze programma's moeten onder meer de prioritaire maatregelen omvatten die in deze mededeling zijn genoemd. De Raad moet zich concentreren op de goedkeuring van bindende instrumenten, bij voorkeur overeenkomstig artikel 34, lid 2, van het VEU, in plaats van niet-bindende maatregelen die weinig toegevoegde waarde hebben. De Commissie stelt een eerste ontwerp van dit werkprogramma op. De lidstaten moeten de tenuitvoerlegging van bindende en niet-bindende instrumenten verbeteren. Er moet een algemeen systeem worden ontwikkeld om toe te zien op en verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging.

Verbetering van de informatiestroom


- aanwijzen van nationale contactpunten voor internationale informatie-uitwisseling;


- instelling van evaluatiemechanismen tenuitvoerlegging van instrumenten;


- waarborgen van de interoperabiliteit van verschillende databases en communicatiesystemen die door rechtshandhavingsdiensten van de lidstaten worden gebruikt;


- bewustmakingsprogramma's ter verbetering van samenwerking Europol en rechtshandhavingsdiensten en invoer van Europol Informatiesysteem;


- discussie over haalbaarheid databank van lopende onderzoeken, verbetering van statistieken inzake grensoverschrijdende criminaliteit en toegang Europol tot douane-informatiesysteem;

mogelijke toekenning van bepaalde opsporingsbevoegdheden aan Europol.

Verbetering van grensoverschrijdende samenwerking


- de Europese Task Force Chiefs of Police (TFCP) plaatsen in Raadsstructuur, operationele taken (artikel 162 Ontwerp-Grondwet, Comité voor operationele samenwerking op gebied van binnenlandse veiligheid/COSI);


- gebruik maken van Europol en zijn risicoanalyses bij voorstellen voor gezamenlijke operaties;


- de totstandbrenging van gezamenlijke politiebureaus of politie- en douanesamenwerkingscentra in alle interne grensregio's van de EU;


- overzicht van ervaringen van grensoverschrijdende samenwerking;

controle op naleving van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) en bevordering snelle invoering van het Schengen Informatie Systeem (SIS) II.

Totstandbrenging van een gemeenschappelijke cultuur en gemeenschappelijke instrumenten/ methoden


- scheppen van klimaat van vertrouwen en samenwerking door o.a. opleiding van politiefunctionarissen door de Europese Politieacademie (CEPOL) (rechtspersoonlijkheid en permanent secretariaat);


- gezamenlijke curricula en kwaliteitsnormen voor opleiding;


- gemeenschappelijke onderzoekstechnieken binnen EU voor de preventie, opsporing en het onderzoek van misdrijven; naast Europees netwerk van gerechtelijke laboratoria invoering van een kwaliteitsborgingssysteem.

Terrorismebestrijding


- verbetering coördinatie tussen alle politie- en inlichtingendiensten die binnen de Raad bij terrorismebestrijding betrokken zijn;


- Versterking rol Europol en omvorming tot inlichtingencentrum;


- Betere afstemming werk Counter Terrorism Group (CTG) met de Terrorism Working Group (TWG);


- Verbetering operationele samenwerking tussen rechtshandhavingsdiensten, zoals bijv. EU-databank met forensisch materiaal;


- Ratificatie/ tenuitvoerlegging van desbetreffende rechtsinstrumenten;


- Beter gebruik bestaande instrumenten als Europol en Eurojust, internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams, en grotere rol voor de TFCP.

Douanesamenwerking


- registratie van aanbevelingen voor gezamenlijke douanetoezicht operaties;


- permanente operationele coördinatie-eenheid en actiever gebruik van verbindingsambtenaren;


- gemeenschappelijke risico-indicatoren en ­profielen;


- gezamenlijke aanpak van opleiding;

ervaringen uitwisselen van doeltreffende samenwerkingsovereenkomsten tussen politie en douane in lidstaten, en bepreken in raadswerkgroepen.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad de in deze mededeling voorgestelde maatregelen te onderzoeken om de doeltreffendheid van de politie- en douanesamenwerking in de EU te vergroten en aldus bij te dragen tot de volledige tenuitvoerlegging van artikel 29 van het VEU. De Commissie is voornemens om, nadat zij deze mededeling met het Europees Parlement en de Raad heeft besproken, concrete voorstellen in te dienen over de aanpak van de specifieke problemen die zijn geconstateerd.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU- begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Vooralsnog geen, het betreft een mededeling. De mogelijke financiële consequenties voor de intensivering van de politie/douane samenwerking zijn in dit stadium van het besluitvormingstraject onvoldoende concreet om hieraan invulling te geven. Na de verdere concretisering van de maatregelen in de mededeling zullen het ministerie van Financiën en BZK de financiële consequenties in beeld brengen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Het document geeft onvoldoende aanknopingspunten om in dit stadium te kunnen aangeven welke gevolgen er op termijn zullen zijn voor de regelgeving. Het is wel van belang dat waar mogelijk aansluiting wordt gezocht bij het onlangs gesloten Beneluxverdrag inzake grensoverschrijdend politieoptreden, het binnenkort te sluiten Verdrag met Duitsland betreffende politiesamenwerking en het verdrag van Napels II inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen douaneadministraties uit 1997.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding(bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland verwelkomt de mededeling van de Commissie. De mededeling snijdt een aantal goede punten aan, zoals de noodzakelijke verbetering van operationele samenwerking op het gebied van politie en douane. Echter, een duidelijke samenhang in de voorgestelde maatregelen ontbreekt nog. Verduidelijkt dient te worden hoe de ideeën voor een betere informatie-uitwisseling in dit document zich verhouden tot de ideeën in een (iets) latere mededeling van de Commissie over een verbeterde toegang tot gegevens voor rechtshandhavingsdiensten (COM(2004)429).

In beleidsmatige termen gezien bestaat vooralsnog geen enkele doorkijk naar de daadwerkelijk genomen initiatieven in deze mededeling. Alhoewel de Commissie geen verband legt tussen de mededeling en het JBZ-Meerjarenprogramma, het zogenoemde Post Tampere traject, zal Nederland streven naar een inbedding van de voorstellen in het JBZ-Meerjarenprogramma.

Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn.


- Fiche 3: Mededeling inzake eerste jaarrapport over migratie en integratie

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, eerste jaarrapport over migratie en integratie


Datum Raadsdocument: 26 juli 2004

Nr Raadsdocument: 11504/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004)508

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie i.o.m. BZ, BZK, EZ, FIN, OCW, SZW

Behandelingstraject in Brussel: Strategisch Comité voor Immigratie, Grenzen en Asiel (SCIFA), JBZ-Raad en de WSBVC-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Europese Raad van Thessaloniki van juni 2003 verzocht de Commissie om een jaarverslag over migratie en integratie te presenteren, waarin voor de EU de migratiegegevens, het beleid en de praktijk met betrekking tot immigratie en integratie in kaart wordt gebracht. In de mededeling van de Commissie over immigratie, integratie en werkgelegenheid van 3 juni 2003, kondigde de Commissie aan jaarlijks verslag uit te brengen over de geboekte voortgang bij de ontwikkeling van het gemeenschappelijk immigratie- en integratiebeleid.

Dit eerste jaarrapport geeft een overzicht van de migratie en daarmee ook de integratietrends in Europa, analyseert en bespreekt de veranderingen in immigratie en beschrijft de maatregelen die genomen zijn betreffende de toelating en de integratie van immigranten op nationaal en Europees niveau. De informatie over de integratietrends zijn gebaseerd op rapporten voorbereid door de nationale contactpunten voor integratie en de nationale actieplannen voor werkgelegenheid en sociale uitsluiting.

Over migratietrends in de EU stelt de Commissie vast dat tussen 1990 en 2002 sommige nieuwe lidstaten niet langer emigratielanden zijn, maar ontvangende landen zijn geworden. Daarbij ging het om aanzienlijke uitstroom en instroom van economische migranten.

Over de situatie van immigranten op de arbeidsmarkt en het economische voordeel van immigratie geeft de Commissie aan dat de werkgelegenheid voor migranten sterk is toegenomen. De werkgelegenheid kan in veel tekorten op de arbeidsmarkt voorzien, maar er is nog steeds een groot ongebruikt arbeidspotentieel. Minder zeker is de Commissie over de welvaartswinsten die immigratie brengt en over de effecten op de openbare financiën. De Commissie is geneigd deze positiever te beoordelen naarmate de integratie van migranten op de arbeidsmarkt groter is. Samenvattend acht de Commissie de budgettaire invloed van immigratie klein.

Ook beschrijft de Commissie de ontwikkelingen in toelatingsbeleid van de lidstaten met het oog op de behoeften van alle lidstaten aan diverse vormen van arbeid, zowel geschoolde als niet-geschoolde arbeid. De meerderheid van de toegelatenen in de Unie bestaat echter uit personen die voor gezinshereniging in aanmerking komen en diegenen die enige vorm van humanitaire bescherming behoeven. Er vindt een heroriëntatie plaats naar een meer selectieve toelating van arbeidsmigranten. Omdat exacte tekorten aan bepaalde kwalificaties moeilijk te voorspellen zijn, beveelt de Commissie de toelating aan van vreemdelingen die over brede opleiding, persoonlijke vaardigheden en ervaringen beschikken, omdat ze zich makkelijk aan de veranderende behoeften op de Europese arbeidsmarkt kunnen aanpassen. Daarmee kunnen de lidstaten een "stop-and-go"-beleid voorkomen en zich meer richten op een middellang stabiel toelatingsbeleid voor de arbeidsmarkt. De Commissie begeeft zich hierbij op het brede arbeidsmigratieterrein en richt zich niet alleen op kennismigranten.

De trends binnen nationaal integratiebeleid in Europa die het jaarrapport aangeeft zijn breed georiënteerd en hebben hun neerslag op alle dimensies van de samenleving (economisch, sociaal, politiek en cultureel). Onder meer de volgende trends worden vermeld in de mededeling:


- Gebrek aan toegang tot werk is de grootste barrière voor integratie en daarmee de belangrijkste nationale politieke prioriteit.


- Het belang van het verwerven van taalvaardigheden en het aanleren van de fundamentele normen en waarden van de ontvangende samenleving voor nieuwe immigranten neemt aan belangrijkheid toe.


- In veel lidstaten wordt vooruitgang geboekt in de politieke participatie van immigranten, bijvoorbeeld door middel van stemrecht bij lokale verkiezingen. De Commissie acht dit een belangrijke stap voor buitenlanders om met EU-onderdanen vergelijkbare rechten en plichten te verwerven.


- De aanzet tot het verminderen van de negatieve gevolgen van armoede en sociale uitsluiting blijven een belangrijke uitdaging, de toegang tot betaalbare huisvesting is hierbij een meer specifiek aandachtspunt.

Geconstateerd wordt dat nationaal antidiscriminatie-, antiracisme- en integratiebeleid niet altijd gelinkt zijn aan elkaar. Een meer samenhangend beleid op deze terreinen is dan ook gewenst.

De Commissie geeft aan dat zij naar verwachting in de herfst van 2004 met een handboek over integratie zal komen. Dit handboek zal naast enkele praktische voorbeelden komen met enkele algemene uitgangspunten en aanbevelingen voor integratiebeleid.

Uit het rapport wordt duidelijk dat immigratie een belangrijke rol blijft spelen in de economische en sociale ontwikkeling van de EU, en daarom ook op de integratie van nieuwkomers en al aanwezige immigranten. Ondanks de juridische, politieke, economische, sociale en culturele verscheidenheid van de lidstaten, en meer specifiek de verscheidenheid in invulling van nationale integratie politiek, staat de EU als geheel geplaatst voor nieuwe demografische en economische uitdagingen en een meer samenhangende aanpak van integratie op EU niveau. De Commissie acht het van belang dat op een actieve en open manier rekening wordt gehouden met zaken die immigranten betreffen binnen alle relevante beleidsterreinen en maatregelen op zowel nationaal als EU niveau (de Commissie noemt dit mainstreaming immigration). De Commissie geeft verder aan dat een vergrote samenhang binnen het immigratiebeleid en integratiebeleid ook verkregen kan worden door de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale contactpunten voor integratie. De Commissie geeft aan dat zij de implementatie van de richtlijnen die betrekking hebben op de rechten en plichten van derdelanders een belangrijke stap vindt richting een gezamenlijk juridisch kader voor de integratie van immigranten. De Commissie zal voorts bijzondere aandacht schenken aan het monitoren van de ontwikkelingen in de nationale actieplannen voor werkgelegenheid en sociale uitsluiting.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

N.v.t., betreft een mededeling. Wel zij opgemerkt dat de Commissie voorstander is van de ontwikkeling van gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratie. Deze basisbeginselen kunnen een Europese visie op het integratiebeleid bewerkstelligen hetgeen samenwerking op dit terrein kan bevorderen. Integratiebeleid blijft hierbij de verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf.

Consequenties voor de EU-begroting:

De mededeling heeft geen consequenties voor de EU- begroting. Wel wordt in het jaarrapport aangegeven dat er actief wordt ingezet op verdere ontwikkelingen van verschillende EU-financierings-instrumenten die bijdragen aan de inspanningen van lidstaten op het gebied van integratie (zoals het Europees Vluchtelingenfonds, EQUAL, nieuwe pilot projecten over integratie). De Commissie stelt in haar voorstel over de volgende financiële perspectieven (2007-2013) voor dat, om bij te kunnen dragen aan de doelstelling van Europees burgerschap en binnen de context van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, financiële steun zal worden verleend aan een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat zorgdraagt voor een effectief management van de aanhoudende migratiestroom die nodig is om aan de vraag van de arbeidsmarkt te kunnen voldoen. Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financieel beslag van toekomstige voorstellen zal zijn als ook of dit gevolgen heeft voor medeverantwoordelijkheid beheer van deze subsidies. Voor wat betreft uitgaven in het kader van de nieuwe Financiële Perspectieven 2007-2013 is het bestaande Nederlandse standpunt leidend (zie 14a).

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t., betreft een mededeling.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t., betreft een mededeling.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan in grote lijnen instemmen met de Commissiemededeling. Het is het eerste jaarrapport van de Commissie en poogt een belangrijke aanzet te geven tot een grotere samenhang tussen immigratie en integratie. Integratiebeleid en de integratiemaatregelen vertonen een grote samenhang met andere beleidsterreinen, hetgeen betekent dat er een goede afstemming moet zijn tussen verschillende beleidsterreinen. Aandacht voor de rol van lokale overheden bij het integratiebeleid is hierbij ook van belang.

Voorts hecht Nederland belang aan de toelating van kennismigranten, maar erkent dat de behoeften aan arbeidsmigranten in de lidstaten van de Unie uiteenlopen. Een Europees toelatingskader dient daarom zo flexibel te zijn, dat de lidstaten volledig rekening kunnen houden met de situatie op hun nationale arbeidsmarkten


- Fiche 4: Voorstel voor een verordening inzake wederkerigheidsmechanisme

Titel:

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 wat betreft het wederkerigheidsmechanisme


Datum Raadsdocument: 12 juli 2004

Nr. Raadsdocument: 11375/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004) 437 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met Justitie

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visa; Strategisch Comité voor Immigratie, Grenzen en Asiel; JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 539/2001 legt een wederkerigheidsmechanisme vast dat moet worden toegepast ingeval een derde land (dat vermeld staat op de lijst van bijlage II van de verordening) ten aanzien van de onderdanen van een EU-lidstaat de visumplicht invoert. Het mechanisme voorziet in een gemeenschappelijke respons ten aanzien van het betrokken derde land op verzoek van de lidstaat die hiervan het "slachtoffer" is. Dit mechanisme bestaat uit een aantal opeenvolgende fasen: kennisgeving door de lidstaat voor welker onderdanen de visumplicht is ingevoerd; voorlopige invoering door de lidstaten van de visumplicht voor de onderdanen van het betrokken derde land, behoudens andersluidend besluit van de Raad; bekendmaking in het Publicatieblad van de voorlopige invoering van de visumplicht; onderzoek door de Commissie van elk verzoek van de Raad of van een lidstaat om het derde land van de positieve lijst naar de negatieve lijst van de verordening over te hevelen.

Het wederkerigheidsmechanisme heeft in zijn huidige vorm een semi-automatisch karakter. Zodra een EU-lidstaat aangeeft dat het wederkerigheidsmaatregelen wenst omdat voor haar onderdanen door een derde land de visumplicht is ingevoerd, kan een dergelijk verzoek alleen nog worden tegengehouden indien de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders beslist. Het mechanisme blijkt nooit in de praktijk te zijn toegepast, omdat individuele lidstaten huiverig blijken een bilateraal probleem op communautair niveau te beslechten (met alle mogelijk negatieve effecten voor andere lidstaten en de Unie).

Het onderhavige voorstel voorziet in wijziging van artikel 1, vierde lid van de Verordening en beoogt feitelijk de bevoegdheid tot het doen van voorstellen om wederkerigheidsmaatregelen te treffen, neer te leggen bij de Commissie. De voorgestelde aanpassing van het artikel voorziet in een meldplicht voor lidstaten die getroffen worden door visummaatregelen, binnen tien dagen nadat de maatregel van kracht is geworden, waarna de Commissie onderzoek doet naar de maatregel door het betreffende derde land. De Commissie brengt vervolgens binnen zes maanden verslag uit aan de Raad, waarin zij een voorstel KAN doen voor tijdelijke herinvoering van de visumplicht voor onderdanen van het desbetreffende derde land. De Raad neemt vervolgens binnen drie maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over dit voorstel. Indien dit noodzakelijk wordt geacht door de Commissie kan ook zonder voorafgaande rapportage een voorstel worden gedaan.

Een soortgelijke procedure is van toepassing op de huidige situatie voor vele nieuwe lidstaten, waarvan de onderdanen ook na hun EU-toetreding op 1 mei 2004 nog altijd visumplichtig zijn voor derde landen, hoewel die landen zelf visumvrijdom in de EU genieten. De nieuwe lidstaten moeten hiervan binnen tien dagen na aanneming van de nieuwe bepaling van Verordening 539/2001 melding doen bij de Commissie, waarna de procedure als hierboven beschreven wordt gestart.

Rechtsbasis van het voorstel: Art.62, lid 2, onder b), i) van het EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de Raad en Adviesrecht voor het EP

Instelling nieuw Comitologie-comité: nvt

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Visumbeleid is exclusief communautair beleidsterrein;

Proportionaliteit: positief, de rechtsvorm ­ verordening ­ is correct, aangezien het hier een wijziging van een reeds bestaande verordening betreft. De maatregel gaat niet verder dan hetgeen zij beoogt te regelen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Twintigste dag na publicatie. De termijn levert geen problemen op.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Het belang van de voorgestelde wijziging is van brede politieke aard. In de huidige vorm kan het semi-automatische karakter van het wederkerigheidsmechanisme ongewenste buitenlands politieke effecten met zich meebrengen, aangezien vrijwel alle nieuwe lidstaten thans nog altijd visumplichtig zijn voor landen als de VS, Canada en Australië. Teneinde ook dat brede politieke belang in de communautaire besluitvorming meegenomen te krijgen, zou het een goede zaak zijn indien het exclusieve initiatiefrecht bij de Commissie wordt neergelegd. Dit past ook in de systematiek van Titel IV van het EG-Verdrag. Nederland kan derhalve het voorstel steunen.


- Fiche 5: Mededeling "Actualisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire"

Titel:

Mededeling van de Commissie ­ De uitvoering van het actiekader: "Actualisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire"


Datum Raadsdocument: 22 juni 2004

Nr Raadsdocument: 10742/04

Nr. Commissiedocument COM(2004) 432

Eerstverantwoordelijk ministeries: Ministerie van Economische Zaken in nauwe samenwerking met FIN en JUS i.o.m. V&W, SZW, BZ, VROM, BZK, LNV en OCW

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Concurrentievermogen & Groei. Een verdere behandeling in de Raad is niet voorzien.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De mededeling betreft het tweede voortgangsverslag over de uitvoering van het programma van de Commissie ter actualisering en vereenvoudiging van bestaande Europese regelgeving (COM(2003)71). De Commissie geeft een overzicht van de voortgang bij de vereenvoudiging van de inhoud van bestaande regelgeving, en bij de vermindering van het volume van het acquis door codificatie, het verwijderen van achterhaalde wetgeving en consolidatie. Bij de vermindering van het volume is om praktische redenen (vertaalproblemen en moratorium op nieuwe wetgeving vanwege de uitbreiding) vertraging opgetreden, waardoor de doelstelling om het aantal pagina's van het acquis met 25% te verminderen niet zal worden gehaald. De vereenvoudiging van de inhoud loopt wel voorspoedig. De Commissie signaleert stijgende politieke belangstelling hiervoor, en verwelkomt het voornemen van de Raad om voor eind 2004 prioritaire gebieden voor vereenvoudiging te benoemen. Zij roept de Raad op om tevens werk te maken van vereenvoudiging door de reeds door de Commissie afgeronde voorstellen versneld in behandeling te nemen, zoals afgesproken in het Interinstitutioneel Akkoord "Beter Wetgeven" van december 2003. De Commissie kondigt tot slot aan dat haar derde en laatste voortgangsverslag eind 2004 zal verschijnen en dat zij daarin meer in detail verslag zal doen van de vooruitgang.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU-begroting: geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het vereenvoudigingsprogramma heeft de potentie bij te dragen aan de vermindering van de nationale administratieve lasten en de verbetering van de kwaliteit van regelgeving. Voor het eerst geeft de Commissie aan met welke voorstellen administratieve lasten worden verminderd: dat blijkt voor twaalf voorstellen die wachten op (versnelde) behandeling door Raad en EP het geval te zijn. De omvang van de reducties valt echter op het moment niet op Europees niveau te kwantificeren vanwege het ontbreken van een meetmethode voor administratieve lasten op EU-niveau. De Commissie onderzoekt momenteel de mogelijkheden van toepassing van een methodologie om administratieve lasten op Europees niveau te berekenen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Voor zover in het kader van dit programma Europese regelgeving wordt aangepast of geschrapt zal dit doorwerken in de nationale en decentrale regelgeving. In dit licht zal het programma eerst echt meerwaarde hebben indien het ook positieve gevolgen heeft voor de nationale en decentrale regelgeving in termen van stroomlijning, harmonisatie, betere uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en effectiviteit. De mededeling biedt geen inzicht in de potentie van het programma op deze punten. In Nederland loopt in dit kader, op verzoek van de minister van BVK, een inventarisatie door de decentrale overheden met als doel te bezien welke acties er in Europees verband mogelijk zijn wat betreft de aard en omvang van de EU-regellast voor decentrale overheden in de Unie.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Er wordt geen standpunt van de Raad gevraagd of verwacht. De Commissie legt in haar benadering de nadruk op de kwantiteit (vermindering aantal pagina's wetstekst). Bedrijven moeten evenwel ook van een materiële verlichting van de administratieve lastendruk kunnen profiteren. Toch heeft Nederland veel belang bij dit programma. Een voortvarende implementatie ervan kan immers een substantiële bijdrage leveren aan de kabinetsdoelstelling om de regeldruk en de administratieve lasten te verminderen. Nederland heeft voorts stappen genomen om uitvoering te geven aan de opdracht van de Voorjaarstop om als Raad prioritaire gebieden voor vereenvoudiging aan te wijzen en zo het vereenvoudigings-programma van de Commissie te voeden en beter te focussen. Bestaande EG-regelgeving wordt dan geëvalueerd op (disproportionele) administratieve lasten voor bedrijven. Voorrang dient te worden gegeven aan de behandeling van de vereenvoudigingsvoorstellen die al geruime tijd voorliggen bij de Raad. Hoewel de focus van de mededeling met name gericht is op vereenvoudiging en vermindering van regelgeving, is de bredere doelstelling tevens gelegen in betere regelgeving in het algemeen. In dat verband is ook aandacht voor stroomlijning, harmonisatie, betere uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en effectiviteit wenselijk.

===