Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Persbericht ministerraad
10 september 2004

NIEUWE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN ZET WERK VOOROP

De WAO wordt op 1 januari 2006 vervangen door de WIA, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. In deze wet staat werk voorop. Door middel van financiële prikkels worden werkgevers en werknemers gestimuleerd er alles aan te doen om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk te helpen of te houden. Tegelijkertijd is er inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer aan de slag kunnen komen. Dit betekent een breuk met de bestaande arbeidsongeschiktheidswetgeving, waarin de nadruk vooral ligt op inkomensondersteuning.

Dat blijkt uit het Wetsvoorstel werk en inkomen naar arbeidsvermogen waarmee de ministerraad op voorstel van minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ingestemd. Aanleiding voor het wetsvoorstel is het grote aantal mensen in Nederland dat een beroep doet op de WAO. Bij ongewijzigd beleid zal het aantal arbeidsongeschikten in de toekomst waarschijnlijk weer gaan stijgen.

De nieuwe wet legt het accent op wat mensen nog wel kunnen in plaats van wat zij niet meer kunnen. De wet bestaat uit twee delen: de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA).

Weer aan het werk
Het kabinet verwacht dat door de nieuwe wet alle betrokkenen - werknemers, werkgevers, verzekeraars en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) - alles op alles zullen zetten om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan de slag te helpen of te houden. Dat begint in het eerste en tweede ziektejaar. De werkgever is sinds 1 januari 2004 verplicht een werknemer bij ziekte gedurende twee jaar 70 procent van het loon door te betalen. Bovendien zijn de werkgever en werknemer beiden verantwoordelijk voor acties die leiden tot de hervatting van het werk.

Aan het eind van het tweede ziektejaar beoordeelt het UWV of beide partijen er alles aan gedaan hebben om een gedeeltelijk arbeidsgeschikte aan het werk te houden of te krijgen. Als dat het geval is heeft een gedeeltelijk arbeidsgeschikte (dat is iemand minder dan 65 procent arbeidsgeschikt is) recht op een uitkering op grond van de WGA. Deze regeling stimuleert werknemers om (meer) te gaan werken omdat het totale inkomen altijd stijgt naarmate iemand meer werkt. De WGA stimuleert ook werkgevers. Zo zijn werkgevers die een gedeeltelijk arbeidsgeschikte aan het werk helpen of houden niet verplicht het loon door te betalen als de betrokkene binnen vijf jaar opnieuw ziek wordt (no risk polis). Het UWV neemt in dat geval de loondoorbetaling over. Ook krijgt een werkgever korting op de premies voor de sociale verzekeringen als hij een gedeeltelijk arbeidsgeschikte in dienst neemt of houdt. Ook de flexibele premie voor de WGA prikkelt werkgevers: de premie gaat omlaag naarmate een gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer meer werkt, maar de premie kan ook stijgen als iemand juist minder gaat werken.

De WGA kent allereerst een op het laatst verdiende loon gebaseerde uitkering. Na afloop hiervan bestaat eventueel recht op een vervolguitkering. In de vervolguitkering wordt een onderscheid gemaakt tussen gedeeltelijk arbeidsgeschikten die werken en die niet werken. Een gedeeltelijk arbeidsgeschikte die niet of niet voldoende werkt, heeft recht op een vervolguitkering van 70 procent van het minimumloon vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage (dit wordt bepaald aan de hand van de mate van loonverlies dat iemand heeft als gevolg van arbeidsongeschiktheid). Iemand die werkt, krijgt een loonaanvulling van 70 procent van het verschil tussen het laatstverdiende loon en het

met werken verdiende loon. Daarvoor moet wel in voldoende mate gewerkt worden. Op die manier is het altijd lonend om (meer) te werken.

Het kabinet laat werkgevers de keuze of ze het risico van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid van hun werknemers zelf dragen, onderbrengen bij een private verzekeraar of bij het UWV. Om eerlijke concurrentie tussen UWV en verzekeraars mogelijk te maken heeft het kabinet besloten dat er een toeslag komt op de UWV-premie voor de WGA. Verzekeraars moeten vooraf kapitaal reserveren om tien jaar lang de uitkeringen te kunnen betalen. Ze moeten dit doorberekenen in de premies. Het UWV hoeft niet zo'n buffer aan te leggen en zou dus lagere premies kunnen hanteren. De toeslag op de WGA-premie betekent overigens niet dat werkgevers in totaal meer aan premie kwijt zijn, omdat tegenover deze toeslag een verlaging staat van de premie voor de IVA. Evenals in de huidige WAO betalen alleen werkgevers premie. Overigens zal de premie de komende jaren ook nog dalen als gevolg van de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van werkgevers van één naar twee jaar.

Inkomensbescherming
Voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, is werkhervatting niet aan de orde. Een werknemer is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt als hij niet meer dan 20 procent van zijn laatstverdiende loon kan verdienen en hij ook niet meer beter kan worden. Het kabinet vindt het de taak van de overheid om deze groep een redelijke, toekomstbestendige inkomensvoorziening te bieden. De IVA kent een uitkering die is gebaseerd op het laatstverdiende loon (tot een maximum van 70 procent van het dagloon) en daarna een vervolguitkering (70 procent van het minimumloon, verhoogd met een bedrag dat toeneemt naarmate iemand langer heeft gewerkt).

Mensen die tijdelijk volledig arbeidsongeschikt zijn - dus niet duurzaam ­ vallen onder de regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Zij krijgen een uitkering van 70 procent van hun oude loon zolang ze volledig arbeidsongeschikt zijn.

Werknemers die minder dan 35 procent loonverlies lijden, vallen niet onder de regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, maar blijven zo veel mogelijk in dienst van de werkgever.

De huidige WAO blijft gelden voor bestaande gevallen. Zo'n 450.000 van hen worden wel opnieuw beoordeeld. De volgorde van herbeoordeling vindt onder meer plaats op basis van leeftijd. Op die manier wordt bereikt dat jonge mensen met de beste kansen om weer aan het werk te gaan, het eerst aan de beurt komen. Mensen van 55 jaar en ouder worden niet opnieuw gekeurd. De herbeoordeling gebeurt op basis van nieuwe eisen, die op 1 oktober 2004 ingaan.

Het nieuwe stelsel levert op termijn een besparing op van 1,7 miljard euro per jaar. Het kabinet streeft ernaar om de nieuwe wet op 1 januari 2006 te laten ingaan.

De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

RVD, 10.09.2004