Gezondheidsraad

Persbericht

Screening op type 2 diabetes

Screenen op diabetes bij risicogroepen is veelbelovend onderwerp voor onderzoek

Mensen kunnen jarenlang diabetes hebben zonder dit zelf te weten. Deze gevallen opsporen zou vroege behandeling mogelijk maken. Complicaties van diabetes kunnen dan wellicht voorkomen of uitgesteld worden. Actief diabetes opsporen bij mensen met overgewicht is daarbij een veelbelovende optie. Omdat zij meer risico lopen, kan bij hen waarschijnlijk veel gezondheidswinst behaald worden. De precieze kosten en baten zijn echter nog niet wetenschappelijk vastgesteld. Onderzoek naar de effectiviteit van screenen zou zich daarom als eerste moeten richten op mensen met overgewicht. Ook de doelmatigheid van algemeen bevolkingsonderzoek is nog niet vastgesteld. Voor nu al landelijk screenen is het daarom te vroeg. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een advies dat vandaag wordt overhandigd aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Diabetes is een ernstige ziekte, die veel voorkomt en goed behandelbaar is. Bij type 2 diabetes maakt het lichaam op den duur steeds minder insuline aan of is het ongevoeliger geworden voor die stof. Deze zogenaamde ouderdomsdiabetes komt steeds vaker ook op jonge leeftijd voor. Gevolg: te veel glucose in het bloed. Die glucose brengt schade toe aan de bloedvaten en dat kan weer leiden tot complicaties, bijvoorbeeld aan ogen en nieren, en in de vorm van een hartaanval of een herseninfarct.
Wordt het glucosegehalte door vroege behandeling verlaagd, dan kan wellicht gezondheidswinst geboekt worden. Actief opsporen van ongediagnosticeerde gevallen van diabetes kan daar een rol in spelen. Wetenschappelijke gegevens over de effectiviteit van die aanpak ontbreken echter. Daarvoor is onderzoek nodig.
Een goed startpunt voor onderzoek is screenen in risicogroepen. Bij screening van mensen die meer kans lopen dat zij diabetes hebben is de verhouding tussen baten en kosten naar verwachting immers gunstig. Twee onderzoeksopzetten zijn te overwegen.
Onderzoek naar screenen bij mensen met overgewicht komt als eerste in aanmerking. Bij hen komen vaak allerlei risicofactoren geclusterd voor. Zij hebben niet alleen meer kans op diabetes, met alle complicaties die dat kan meebrengen, maar ook op hart- en vaatziekten. Overgewicht gaat immers vaak samen met hoge bloeddruk en een te hoog cholesterolgehalte. Een onderzoek naar gericht screenen in deze groep, waarbij het glucosegehalte in het bloed wordt bepaald, is betrekkelijk eenvoudig uit te voeren via de eerstelijnsgezondheidszorg of de GGD. Een andere optie voor onderzoek naar gericht screenen is om bij mensen met over-gewicht niet alleen het glucosegehalte te bepalen, en zo diabetes op te sporen, maar ook risicofactoren voor hart- en vaatziekten te meten, zoals cholesterol en bloeddruk. De gezondheidswinst door vervroegde behandeling zal in dat geval nog groter kunnen zijn.
De uitkomst van onderzoek naar gerichte screening kan ook meer duidelijkheid geven over de waarde van screenen van de algemene bevolking. Brengt het aantal vervroegde diagnoses en behandelingen het aantal complicaties zo terug dat dit het ongemak voor veel mensen en de hoge kosten rechtvaardigt? Dat is nu nog niet duidelijk. Het is daarom te vroeg om al over te gaan tot landelijk screenen. Intussen blijft de rol van medewerkers in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld in huisartsenpraktijken en poliklinieken, van groot belang voor het tijdig diagnosticeren van diabetes. Hun alertheid heeft de afgelopen jaren al tot veel diagnoses geleid die anders waarschijnlijk langer op zich hadden laten wachten. Ook patiënten- en consumentenorganisaties hebben daaraan bijgedragen. De commissie die het advies opstelde, was als volgt samengesteld:

Prof. dr JBL Hoekstra, hoogleraar algemene inwendige geneeskunde; Academisch Medisch Centrum, Amsterdam; voorzitter mw dr CA Baan; epidemioloog, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; adviseur mw E Denis-Thissen, diabetesverpleegkundige; Universiteit Maastricht mw Prof. dr Y van der Graaf, hoogleraar klinische epidemiologie; Universitair Medisch Centrum, Utrecht mw drs P Groeneveld; Ministerie van VWS, Den Haag, adviseur Prof. dr RJ Heine, hoogleraar diabetologie; VU medisch centrum, Amsterdam dr HJ de Koning, arts-epidemioloog; Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam Prof. dr SW Lamberts, hoogleraar endocrinologie; Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam dr A Mosterd, cardioloog; Meander Medisch Centrum, Amersfoort dr AH Mudde, internist; Slingeland ziekenhuis, Doetinchem Prof. dr GEHM Rutten, hoogleraar diabetologie in de huisartsgeneeskunde; Universitair Medisch Centrum, Utrecht Prof. dr ir JC Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid; Vrije Universiteit en VU medisch centrum, Amsterdam mw dr PMM Beemsterboer; Gezondheidsraad, Den Haag , secretaris

Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt mw dr PMM Beemsterboer, tel. (070) 340 67 34, e-mail petra.beemsterboer@gr.nl. 13 september 2004