Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Toespraak

Directie:
Voorlichting

Publicatiedatum:
14-09-2004

Status:
Informatie

Toespraak van Staatssecretaris OCW, Medy van der Laan, bij de Jaarvergadering van de Nederlandse Dagbladpers (NDP), Hotel Okura Amsterdam, dinsdag 14 september 2004.

N.B.: Alleen het gesproken woord geldt

Dames en heren,

Niet zo lang geleden kreeg ik in perscentrum Nieuwspoort het eerste exemplaar uitgereikt van het boek Journalistiek in Nederland, van Huub Wijfjes. Uit dit mooie overzichtswerk blijkt duidelijk dat de relatie tussen pers en politiek een evoluerende is. Veranderingen in de maatschappij hebben hun weerslag op de relatie tussen media en politiek. Op hun beurt beïnvloeden die weer de loop der dingen. Waarmee maar weer haarfijn is aangetoond dat beide in een bijzondere verhouding tot elkaar verkeren.

En nu ben ik te gast op uw congres om te spreken over datzelfde onderwerp. Laat ik als vertrekpunt voor mijn verhaal de drie kernbegrippen noemen waar het mij in het mediabeleid om gaat:
1) kwaliteit

2) pluriformiteit

3) onafhankelijkheid

Dit is cruciaal voor een goed functionerende democratie. De actuele vraag is hoe je dat waarborgt en wíe dat doet.

Oorlog tussen pers en politiek
Wie de recente publicaties bijhoudt kan er niet om heen: er lijkt iets mis te zijn tussen de politiek en de journalistiek. Gerard van Westerloo spreekt in zijn veel besproken artikel in het NRC maandmagazine M zelfs over: Oorlog tussen pers en politiek.

Hoewel ik de term oorlog veel te zwaar vind, is het in het artikel gebruikte woord wantrouwen natuurlijk wel relevant. Zonder de analyse over te willen doen, wil ik kijken naar de kernwaarden binnen de journalistiek en politiek.

En hoewel journalistieke inkleuring een gegeven is, is het de verantwoordelijkheid van de pers om persoonlijke meningen en feiten uit elkaar te houden. Dat lukt niet altíjd, zal ik maar zeggen (Zo zag ik laatst op de voorpagina van een groot landelijk dagblad een artikel onder de kop Kabinet ondergraaft solidariteit in sociaal stelsel. Was dit een feit? Een citaat? De opinie van de krant? De particuliere mening van de journalist?)

Wat mij overigens in aangename zin opviel in het artikel van Van Westerloo en de reacties daarop, was de ruimte die een aantal journalisten nam tot reflectie.
Want zijn we onder de Haagse stolp niet erg druk met elkaar en wil de burger ook niet andere dingen weten.
En dat belang verdwijnt soms naar de achtergrond. Ik zou als burger ook wel eens willen weten wat er verder nog in Den Haag gebeurt. Wat de argumenten zijn geweest, wat de afweging was.

Maar er is ook een andere partij in het spel: de politici. In de eerste plaats wil ik duidelijk maken dat ik het veel te makkelijk vind alle schuld bij de journalistiek te leggen. Ik vind dat onterecht. Ook politici moeten de hand in eigen boezem steken.

Ik zie het in mijn eigen omgeving, in de politiek: er wordt steeds meer rekening gehouden met hoe de media zullen reageren. In plaats van dat gewoon oprecht de beste keuze wordt gemaakt.

Misschien is het door de vele hypes, maar politici zijn bang om de fout in te gaan. En angst is een slechte raadgever. Politici hebben nu eenmaal een enorm belang bij een goed imago. Logisch dus dat zij de informatievoorziening zo volledig mogelijk beheersen.
Zeer begrijpelijk, maar net als een journalist de verantwoordelijkheid heeft tot het vertrekken van kwalitatief hoogwaardige informatie, hebben politieke bestuurders dat ook.

Maar transparantie is ook risicovol. En soms haal je juist geen resultaten of een compromis als je bij voorbaat je opvattingen of onderhandelingspositie deelt met het volk. Maar die afweging, transparantie of het belang van het resultaat: die is steeds weer lastig. En een té risicomijdend gedrag van de politieke bestuurder kan bij journalisten leiden tot wantrouwen en tot ze zullen wel weer iets te verbergen hebben.

En hoe verklaarbaar ook, het is duidelijk: die houding is niet goed voor een gezonde relatie met de pers.

Zelfreflectie
Het gaat dus steeds weer om bewuste keuzes maken, elke dag. En regelmatige momenten van zelfreflectie. Zowel voor journalisten als voor politieke bestuurders.

Dus politici moeten ns bij zichzelf nagaan hoe ze de pers benaderen. Met risicomijdende gedrag schiet de democratie niets op.

En de journalisten? Iets eigenzinniger zou welkom zijn. Want kijk ns naar hypes, die staan bol van de eenvormigheid. Het lijkt wel of de media, en dus de journalisten min of meer dezelfde waarden en normen hanteren. Of ze allemaal met hetzelfde vingertje in de zelfde richting wijzen. Over dit is goed en dit is fout.
En dan gaat het dus over pluriformiteit.

Concurrentie van de moraal
En daarbij gaat het doorgaans om economische concurrentie. Maar het zou dus ook moeten gaan om de concurrentie van de moraal, de competítie van opinies.
Ik vind dat de media juist bij uitstek een platform zijn waarop de verschillende meningen met elkaar ten strijde trekken. Waar een publiek debat wordt gevoerd. Waar de veelzijdigheid van ons land, met al zijn culturen, met al zijn verschillende achtergronden, met al zijn verschillende perspectieven, en met al zijn verschillende belangen, goed tot zijn recht komt.

Goed voor pers én politiek
Zon concurrentie van de moraal binnen de media zorgt er namelijk voor dat het risicomijdend gedrag overal in maatschappij, en dus ook bij politici, kleiner wordt. Want op risicos nemen, op fouten maken, lijkt nu een extreem hoge straf te staan: de collectieve verkettering. En op het moment dat de veelzijdigheid aan meningen zichtbaar wordt, blijkt dat het gedrag misschien niet collectief wordt afgekeurd. Dat er dus voor- én tegenstanders zijn.

De eenvormigheid van opvattingen onder journalisten, dit professionele neutralisme, zoals Folkert Jensma en Hans Laroes het noemen, komt de pluriformiteit van het nieuwsaanbod voor de burger niet ten goede. Net zo min als te risicomijdend gedrag van politieke bestuurders.

Tot zover de analyse.

Adviezen RMO
Naar aanleiding van het RMO-advieszijn door alle partijen concrete stappen gezet.
U kent ze allemaal.

Een bijzonder punt, is de discussie over mediaconcentraties. Marktmacht/opniniemacht Op dit moment worden de markten voor zowel televisie als kranten beheerst door nog maar drie grote spelers. Verdergaande eigendomsconcentratie is niet goed en zal worden tegengegaan. Niet alleen misbruik van marktmacht, maar ook om mogelijk misbruik van opiniemacht te voorkomen. Immers: bezit of controle van media in een beperkt aantal handen is een potentieel politiek instrument voor grote bedrijven, voor zittende of aankomende politici. En dus een bedreiging voor de vrije en pluriforme publieke meningsvorming. Wat dat betreft, is het Amerikaanse medialandschap een schrikbeeld voor mij. Jan Donkers schreef daar laatst over. Hij constateerde dat de concentratie van de media en de druk van eigenaars om afwijkende opinies te weren of belachelijk te maken, heeft geleid tot een enorme verschraling van het openbare debat in Amerika. En dat juist op een moment dat Amerika dat het hardst nodig heeft! Zover is het hier nog niet. Maar we moeten alert zijn. Daarom komt er - naast de reguliere fusietoets door de NMa - een pluriformiteitstoets om voorgenomen mediaconcentraties te beoordelen. Maar hoe gaat die er concreet uitzien?

Plannen mediaconcentratie In overleg met Laurens Jan Brinkhorst en Thom de Graaf is het volgende besloten: Er komt een wettelijke regeling voor dagbladen, waarbij concentraties die leiden tot een marktaandeel van 35% of hoger niet zijn toegestaan. Deze regeling heeft overigens geen betrekking op autonome groei van het marktaandeel, bijvoorbeeld door het stijgen van de oplagen of doordat een ander concern besluit om een bepaalde titel niet langer op de markt te brengen. Het gaat dus alleen om vergroting van het marktaandeel door concentratie, overname of fusie. Kijken we naar de huidige marktaandelen van de grootste dagbladconcerns, dan liggen die allemaal onder die 35%-grens: De Telegraaf heeft ongeveer 31%, en Wegener en PCM allebei circa 29%.

De uitvoering van deze dagbladregeling (dus het toezicht en de handhaving) komt te liggen bij de NMa, aangezien die nu al belast is met het algemene toezicht op concentraties van ondernemingen. Waar het gaat om televisie, ligt de zaak anders omdat er een publieke omroep op die markt aanwezig is. We gaan nog bekijken of er ook zon regeling moet komen voor televisie en zo ja, hoe die er dan uit moet zien. Je zou kunnen zeggen dat de Publieke Omroep met zn drie tv-zenders al de wettelijke taak heeft om een pluriforme nieuws- en informatievoorziening te bieden aan zoveel mogelijk burgers.

Op basis van het rapport van de WRR over de toekomst van het medialandschap en het kabinetsstandpunt over de toekomst van de publieke omroep zal hier een definitief standpunt komen over de wijze waarop pluriformiteit bij televisie wordt gewaarborgd. Tot slot hebben we gezamenlijk ook besluiten genomen over de cross-ownership-regelingen. Deze gaan we versoepelen naar 35% marktaandeel. Dit was 25%. Hierdoor kunnen dagbladconcerns, meer dan nu mogelijk is, zich ontwikkelen tot multimediale ondernemingen. Deze plannen bespreken we binnenkort in het kabinet.

Tot slot Politiek en media hebben een bijzondere relatie met elkaar, maar ook een gemeenschappelijk belang, namelijk een kwalitatief hoogwaardige pluriforme en onafhankelijke informatievoorziening voor zoveel mogelijk mense in ons land. Omdat we ook allemaal vinden dat dat cruciaal is voor een goed functionerende democratie. Ik dank u wel.