Wageningen Universiteit

Persbericht Wageningen Universiteit, nr. 083, 15 september 2004 http://www.wau.nl/pers/04/083wu.html

Wereldwijde handel in landbouwgewassen brengt nieuwe schimmelziekten mee

De wereldwijde toegang tot diverse markten vergroot de kans op gewasziektes door nieuwe schimmelinfecties. Schimmels die ondanks controle bij invoer met gewassen of producten meekomen, passen zich in het land van bestemming vaak gemakkelijk aan de nieuwe omstandigheden aan. Moderne landbouwmethoden kunnen zelfs bevorderen dat 'superpathogenen' ontstaan. Aldus prof.dr. Pedro Crous op 16 september in zijn oratie bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar aan Wageningen Universiteit.

Prof. Crous, die de leerstoel Evolutionaire fytopathologie gaat bekleden, betoogt dat diverse akkergewassen, zoals aardappelen of bieten, fruit, gewassen in kassen en groentegewassen in de toekomst veel te lijden kunnen hebben van vreemde en nieuwe schimmelsoorten. Vreemde schimmels bereiken Nederland vanuit de 'warme' landen of vanuit de nieuwe EU-landen. Onder geschikte omstandigheden, die vaker voorkomen bij een warmer klimaat, kunnen zich hieruit opmerkelijk genoeg evolutionair gezien in korte tijd nieuwe schimmelsoorten ontwikkelen.

Vooral in de ontwikkelingslanden vindt controle van ziekteverwekkers in het gewas op het veld plaats op basis van waargenomen ziektesymptomen, zonder een duidelijke analyse van de schimmel zelf. De symptomen zijn meestal typisch voor de van de ziekte verdachte schimmelsoort. Met nieuwe laboratoriumtechnieken is echter duidelijk geworden dat veel, zoniet alle varianten van een ziekteverwekkende schimmel in uiterlijk weliswaar veel op elkaar lijken, maar genetisch grote verschillen vertonen. De vermeende ziekteverwekkers blijken een 'wolk' van nauw verwante, niet scherp gescheiden ondersoorten te zijn die zich vanuit een gemeenschappelijke voorouder hebben ontwikkeld. Wanneer slechts enkele ondersoorten uit die wolk met elkaar worden vergeleken vallen de verschillen juist op. Daardoor zijn deze in het verleden vaak als aparte soorten te boek gesteld.

Zo is de schimmel Mycosphaerella heimii voor het eerst in Madagaskar beschreven. Daar waren echter Eucalyptusbomen uit Indonesië aangeplant. De schimmel was kennelijk met de eucalyptus meegekomen uit Indonesië. Later werd in Indonesië dan ook eveneens de M. heimii schimmel aangetroffen. Genenonderzoek van monsters van de nog later op Hawaï en in Brazilië gevonden schimmel toont aan dat het M. heimii-complex (de wolk) in de loop van de jaren is uitgegroeid tot gescheiden ondersoorten die sprekend op elkaar lijken, maar genetisch goed zijn te onderscheiden. Zelfs zijn er twee 'andere', onderling verwante soorten in resp. Indonesië (M. heimioides) en Zuid-Afrika (M. irregulariramosa) die uiterlijk sprekend lijken op de oorspronkelijke M. heimii. Kennelijk zijn deze soorten als aparte soorten gedetermineerd, terwijl ze feitelijk tot de 'wolk' van het M. heimii-complex behoren.

Veel schimmelsoorten voelen zich thuis op één specifiek gewas. Maar vaak heeft de schimmel niet zo'n specifieke voorkeur en kunnen ondersoorten zich gespecialiseerd hebben op andere planten dan de oorspronkelijke waardplant. Dat maakt identificatie 'op het oog' moeilijker. Bovendien wordt de bestrijdingsstrategie veelal bepaald op basis van de aantastingsverschijnselen van de waardplant. Zo zijn schimmels op de Thaise acacia morfologisch gelijk aan een bladaantastende schimmel op eucalyptussen in Colombia. Uit genenonderzoek blijken beide nauw verwante, maar duidelijk te onderscheiden soorten. Kennelijk hebben beide schimmels dezelfde stamvader, maar zoeken ze hun heil bij verschillende waardplanten. Juist deze flexibiliteit van schimmels vormen een bedreiging voor veel gewassen. Daarbij krijgt, door geleidelijke genetische veranderingen als gevolg van een tijdelijke isolatie van de schimmel, de eilandpopulatie de gelegenheid zich aan te passen aan de veranderde omstandigheden. Die omstandigheden zijn ook te vinden in kassen, monoculturen en bewerkingsmethoden als niet omploegen, waardoor er niches ontstaan waar bepaalde schimmels goed gedijen.

Pedro W. Crous (1963) groeide op in Zuid-Afrika en studeerde cum laude af aan de Universiteit van Stellenbosch. Hij promoveerde aan de universiteit van Oranjevrijstaat in 1992. Als onderzoeker werkte hij ook aan de universiteit van Pretoria en vanaf 2002 bij het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) in Utrecht. Pedro Crous is lid van veertien botanische, mycologische en plantenziektekundige verenigingen. Hij begeleidde reeds vele tientallen studenten en enkele promovendi. Als editor is hij verbonden aan diverse wetenschappelijke vakbladen. Hij heeft reeds zo'n 200 publicaties op zijn naam staan.