Toespraak staatssecretaris C. van der Knaap conferentie Weu-Assemblee, 16
september 2004 te Enschede
16-9-2004 10:35:00
Mijnheer de voorzitter,
Hartelijk dank voor uw uitnodiging een inleiding te houden op deze
conferentie van de Weu-Assemblee. Het Nederlandse ministerie van
Defensie staat dezer dagen helemaal in het teken van Europa. Vandaag
en morgen vergaderen de Europese ministers van Defensie in Noordwijk.
Hier in Enschede zijn parlementariërs uit alle hoeken van Europa
aanwezig om te praten over materieelsamenwerking op defensiegebied.
Later vanochtend zal de directeur van de Nederlandse Defensie
Materieel Organisatie en tevens National Armaments Director,
Schout-bij-nacht Van Dord, uitgebreid ingaan op de Nederlandse kijk op
het onderwerp. Staks wil ik daar zelf ook in het kort nog wat over
zeggen. Maar in eerste instantie wil ik mijn verhaal graag wat breder
trekken, en ingaan op de rol van de West-Europese Unie en de
Weu-Assemblee.
Dames en heren,
Wij bevinden ons in een periode dat er in Europa grote veranderingen
plaatsvinden. Nog maar een paar maanden geleden hebben we in de
Europese Unie tien nieuwe lidstaten mogen verwelkomen. Kort daarop
werden de EU-landen het eens over een nieuwe grondwet die zorgt voor
flinke veranderingen in de manier waarop we de Europese Unie besturen.
De nieuwe grondwet zal na ondertekening aan de nationale parlementen
ter goedkeuring worden voorgelegd. In een aantal landen zal de
bevolking zich er direct over gaan uitspreken.
Met deze vernieuwingen heeft de Europese Unie goed gereageerd op
veranderende omstandigheden. Ik wil het er nu graag met u over hebben
of dit ook geldt voor de West-Europese Unie in het algemeen en de
Weu-Assemblee in het bijzonder.
De Weu is in 1948 door vijf landen opgericht als antwoord op de
toenemende dreiging van het Sovjet-blok. In 1954 werden ook Duitsland
en Italië lid. Na de toetreding van Spanje, Portugal en Griekenland in
de jaren negentig van de vorige eeuw bestaat de Weu inmiddels uit tien
landen. Nog eens achttien andere landen zijn verbonden aan de Weu als
geassocieerd lid, waarnemer of geassocieerde partner.
Op defensiegebied heeft de Weu een waardevolle bijdrage geleverd aan
de Europese eenwording. En begin jaren negentig speelde zij nog een
rol in crisisbeheersingsoperaties, zoals in de Perzische Golf en op de
Balkan. Maar inmiddels beschikt de EU over een volledige operationele
tak en heeft zij de functies van de Weu overgenomen. Hoe staat het op
dit moment dan met de Weu? Eerlijk gezegd is het, denk ik, een
organisatie die zijn tijd heeft gehad.
Verder is de Weu, via de Western European Armaments Group (Weag) en de
Western European Armaments Organisation (Weao), actief op het gebied
van materieelsamenwerking. Ook dit soort taken zal verder worden
uitgevoerd onder de vlag van de EU, via het Europees Defensie
Agentschap (Eda) dat juli jl. formeel is opgericht. Als voorzitter van
de Weag streeft Nederland naar de opheffing van de Weag eind dit jaar
en naar de overheveling van alle activiteiten naar het Eda. De Weag
kan daarmee worden beëindigd. Opheffing van de Weao zal misschien nog
even op zich laten wachten vanwege contractuele verplichtingen.
Ten slotte zal de wederzijdse bijstandsclausule uit het nieuwe
EU-verdrag de bijstandsclausule in het Weu-verdrag vervangen. De vraag
is dan ook niet langer of, maar wanneerde Weu formeel ten grave kan
worden gedragen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen als het nieuwe
Grondwettelijk Verdrag van de EU formeel in werking treedt, dat wil
zeggen na ratificatie door de lidstaten.
Dan blijft de vraag over hoe het verder moet met de Weu-Assemblee.
Op het eerste gezicht lijkt de Weu-Assemblee een bloeiend genootschap.
Van de Assemblee zijn 370 parlementariërs uit 28 landen lid. Uit nog
eens negen andere landen zijn ook parlementariërs bij de Assemblee
betrokken. U bent hier in groten getale bijeen voor deze conferentie.
Twee keer per jaar houdt de Assemblee een formele zitting waarop een
groot aantal rapporten wordt besproken over een scala aan onderwerpen
die te maken hebben met Europese defensie.
Toch wil ik nadrukkelijk de vraag aan de orde stellen of de
Weu-Assemblee nog voldoet in de huidige vorm. Ik wil dat doen tegen de
achtergrond van de taken van de Weu-Assemblee.
In de eerste plaats is de Weu-Assemblee de parlementaire dimensie van
de Westeuropese Unie. Als zodanig is zij vergelijkbaar met de
Parlementaire Assemblee van de Navo. Deze Navo-Assemblee vervult een
nuttige functie in het bondgenootschap. Zo spreekt de voorzitter van
de Navo-Assemblee de verzamelde staatshoofden en regeringsleiders toe
tijdens topontmoetingen, zoals eind juni in Istanbul. Op een
vergelijkbare manier kan de voorzitter van het Europese Parlement
tijdens de Europese topontmoetingen zijn zegje doen tegenover de
Europese staatshoofden en regeringsleiders. Het Europees Parlement
heeft uiteraard ook voorts grote bevoegdheden binnen de Unie.
Maar wat is het gehoor voor de Weu-Assemblee? De Weu komt sinds eind
2000 niet meer op ministerieel niveau bijeen en zal over enige tijd
waarschijnlijk worden opgeheven. De primaire rol van de Weu-Assemblee
is vervallen, want die moet iets controleren dat in de praktijk al
niet meer bestaat, en over enige tijd waarschijnlijk ook formeel zal
zijn opgeheven.
De tweede taak van de Weu is het volgen van de ontwikkelingen op het
gebied van de defensie-industriële samenwerking, voor zover het gaat
om de Weag en de Weao. Over deze instellingen heb ik het al eerder
gehad. Ze houden zich bezig met belangrijke onderwerpen die voortaan
onder het Europese Defensie Agentschap zullen vallen. Daarmee is er op
dit gebied evenmin een rol meer voor de Weu-Assemblee.
Dat deze taken zijn weggevallen of zullen wegvallen is voor u geen
nieuws. U heeft intern al nagedacht over de toekomst van de
Weu-Assemblee. Daarmee komen we bij een derde taak die de
Weu-Assemblee zou kunnen hebben: een interparlementaire assemblee voor
het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid, het EVDB.
En daar beginnen de p roblemen.Kijkenwebijvoorbeeldnaarwelke
landen er als lid, geassocieerd lid, waarnemer of geassocieerde
partner parlementariërs leveren aan de Weu-Assemblee, dan valt mij op
dat die ledenlijst niet geheel synchroon loopt om het diplomatiek uit
te drukken met de lijst van huidige EU-lidstaten of de landen die
EU-lid hopen te worden. Het is mij bijvoorbeeld niet bekend dat
Noorwegen of IJsland het EU-lidmaatschap gaan aanvragen. Verder zijn
er landen op de Balkan waarvan wij allemaal weten dat hun toetreding
tot de EU de nodige tijd zal vergen. Overigens viel mij op, toen ik de
laatste ledenlijst van de Weu-Assemblee bekeek, dat de Deense
parlementariërs schitteren door afwezigheid. Kortom, de Weu-Assemblee
is niet representatief.
Formeel gesproken is de controle op het EVDB bovendien een zaak van
de nationaleparlementen, aangezien het EVDB geen communautaire maar
een intergouvernementele aangelegenheid is. Daarbij merk ik nog op dat
het Europese parlement regelmatig wordt geïnformeerd over het EVDB als
onderdeel van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid
van de EU.
Los van deze formele aspecten onderkent u een behoefte aan een
overlegforum voor parlementariërs van verschillende landen. Dat is een
reële behoefte en dit soort overleg kan zeer nuttig zijn. Ik spreek
uit eigen ervaring, want ik ben zelf als Nederlands parlementariër lid
geweest van de Parlementaire Assemblee van de Navo.
Een forum voor dergelijk overleg bestaat echter al. Het is de
Conferentie van de Commissies voor de Communautaire en Europese
Aangelegenheden van de Parlementen van de Europese Unie. Dat is een
hele mond vol, en gelukkig is er een handzame afkorting voor: Cosac.
Van Cosac zijn niet alleen nationale maar ook Europese parlementariërs
lid. Cosac kan dienen als overlegorgaan, maar het kan ook zaken onder
de aandacht brengen van de verschillende Europese instellingen.
Op dit moment fungeert Cosac misschien nog niet als een instelling
waar bespreken van het EVDB vlot kan verlopen. Maar Cosac is wel het
meest geschikte forum om uit te bouwen tot een interparlementair
overleg over het EVDB. Uit mijn eigen ervaring als
volksvertegenwoordiger weet ik hoe belangrijk het is dat
parlementariërs hun tijd nuttig besteden. Waarom zou u zich dus
inspannen voor twee internationale overlegorganen die hetzelfde doel
nastreven, als één van die twee duidelijk het meest geschikt is?
Het ontwikkelen van Cosac is overigens niet iets wat de Europese
regeringen ter hand moeten nemen; het is bij uitstek een zaak voor de
betrokken volksvertegenwoordigers. En dat bent u dus.
Dames en heren,
Ik ben er nog niet aan toegekomen diep in te gaan op het onderwerp van
deze conferentie, de Europese materieelsamenwerking op defensiegebied.
Schout-bij-nacht Van Dord zal u straks echter alles vertellen over de
Nederlandse opvattingen daarover.
Ik wil echter zelf nog een paar opmerkingen aan u kwijt. Ik begon mijn
verhaal met de grote veranderingen die we nu in Europa meemaken. Dat
geldt niet alleen voor de EU in het algemeen, maar ook voor het
onderwerp van vandaag, de Europese defensie-materieelsamenwerking.
Wat dat betreft staat natuurlijk de oprichting in juli van het
Europese Defensie Agentschap nog vers in het geheugen. Ik hoop dat het
Eda een krachtige impuls kan geven aan de versterking van de Europese
materieelsamenwerking. Al eerder heb ik het gehad over de Weag en de
Weao, die zullen opgaan in het nieuwe Agentschap. Ik ben van mening
dat dat ook moet gelden voor andere samenwerkingsverbanden die op dit
gebied bestaan in Europa. Ik doel daarbij met name op Occar en de
Letter of Intent. Het is naar mijn mening ongewenst dat oude
structuren blijven bestaan als er nieuwe structuren worden opgericht,
die beter geschikt zijn om taken daarvan uit te voeren.
Ik zou verder graag zien dat er bij de productie van defensiematerieel
in Europa nog meer gaat veranderen en ik heb daarbij een sector in het
bijzonder op het oog: de scheepsbouw.
Laat ik alleen de hoofdzaak aanstippen. Op het gebied van de
luchtvaartindustrie, in hoofdzaak civiel maar ook militair, hebben we
in de afgelopen decennia een voorbeeld gezien van succesvolle Europese
samenwerking: het Airbus-consortium. Airbus behoort op dit moment tot
de twee grootste vliegtuigproducenten ter wereld.
Op het gebied van de scheepsbouw ontbreekt echter een dergelijke
samenwerking. Elk land probeert, bij gebrek aan perspectief op goede
internationale samenwerking, uit alle macht zijn eigen industrie
overeind te houden. Dat is logisch, want het gaat om belangrijke
werkgelegenheid. Bij de scheepsbouw heeft Europa verder te maken met
scherpe concurrentie uit andere werelddelen die wordt geholpen door
ongeoorloofde nationale subsidies. Nederland heeft onlangs, geheel in
overeenstemming overigens met Europese regels, opnieuw besloten de
eigen scheepsbouw financieel te steunen. Andere EU-landen doen dat
ook.
Ik denk dat we met de scheepsbouw een andere weg moeten inslaan,
namelijk naar veel intensievere internationale samenwerking. Enkele
Europese landen zijn al begonnen zich daarop te oriënteren. Het lijkt
mij dat het tijd wordt voor een Europese benadering.
Voor de Nederlandse scheepsbouw op defensiegebied is internationale
samenwerking des te meer van belang, omdat deze sector niet kan
bestaan van alléén opdrachten van de Nederlandse overheid.
Nederland beschikt over uitstekende bedrijven die op hun specifieke
kennisgebied behoren tot de beste in hun soort. Uw gastheer van
vanmiddag, Thales, is daar een goed voorbeeld van. Voor de toekomst
van deze bedrijven is het belangrijk dat zij op een grotere markt
terechtkunnen.
Daarom moet ook artikel 296 van het Europese verdrag op de helling.
Dit artikel, dat militaire productie vrijstelt van de Europese
concurrentieregels, is door de Europese landen te lang gebruikt om
zich achter te verschuilen bij het beschermen van hun eigen industrie.
Bij het scheppen van een nieuwe toekomst voor de Europese
defensie-scheepsbouw kan de Airbus-formule wellicht als voorbeeld
dienen. Met een offensieve strategie moeten we, denk ik, verder kunnen
komen dan met de huidige voortzetting van defensieve maatregelen.
Dames en heren,
Ik hoop hiermee te hebben bijgedragen aan een vruchtbare bijeenkomst
hier in Enschede.
Ik wens u verder een prettige conferentie en dank u voor uw aandacht.
Nieuws
Nieuwsberichten