Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer A&G/W&B/2004/51847

Onderwerp Datum Contactpersoon Aanbieding rapport "Statistische analyse van de dosis als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling 1993-2002".

Inleiding
Hierbij bied ik u ter kennisname aan het rapport "Statistische analyse van de dosis als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling 1993-2002".
Dit type analyses wordt regelmatig gemaakt, maar is nog niet eerder aan u aangeboden. Reden dat ik dat nu wel doe is dat uit deze versie 1993-2002 blijkt dat de maatregelen, die de laatste jaren in de praktijk zijn getroffen om de blootstelling aan ioniserende straling te verminderen, duidelijk effect hebben gehad. Bovendien zijn voor het eerst gegevens opgenomen over beroepsmatige blootstelling aan natuurlijke straling.

Enige achtergrond
Beroepsmatige blootstelling aan kunstmatige en natuurlijke ioniserende straling komt met name voor in de sectoren gezondheidszorg, nucleaire installaties, een aantal industrieën en de luchtvaart. De totale populatie werknemers die blootstaan aan kunstmatige ioniserende straling is ongeveer 35.000 personen. Aan natuurlijke straling staan ongeveer 12.600 personen bloot. Dit is hoofdzakelijk vliegtuigcabinepersoneel dat te maken heeft met kosmische straling vanwege het vliegen op grote hoogten.

Blootstellingslimiet
Het Nederlands Besluit stralingsbescherming (Kernenergiewet) kent de volgende blootstellingsgrenzen voor blootstelling van individuen. Blootstelling aan meer dan 1 mSv per jaar maakt personen "blootgestelde werknemers" in de zin van het Besluit stralingsbescherming. Blootstelling aan (mogelijk) meer dan 6 mSv per jaar impliceert dat betreffende werknemers onder medisch toezicht staan van een stralingsarts. De wettelijke blootstellingslimiet is 20 mSv; blootstelling aan meer dan 20 mSv per jaar is verboden. De blootstelling van werknemers die

A&G/W&B/2004/51847
---

onder het onderhavige besluit vallen wordt gemonitord en opgeslagen in het Nationaal Dosis Registratie Systeem (NDRIS).
Een van de belangrijke uitgangspunten van het Besluit stralingsbescherming is het ALARA-principe (As Low As Reasonably Achievable). Dit betekent in het geval van beroepsmatige blootstelling dat er altijd gestreefd moet worden naar zo laag mogelijke blootstelling. De gegevens uit het rapport leveren de overheid een beeld over de resultaten die op dit terrein in de loop van de tijd zijn bereikt.

Het stralingsrisico
De registratie van de stralingsdosis van werknemers geeft inzicht in dosisverdeling van individuele doses van werknemers en daarnaast van de collectieve dosis van de werknemers (dit is de som van de stralingsdoses van een groep personen). De collectieve dosis geeft een indicatie van het extra sterfterisico door stralingsbelasting in de betreffende groepen. De Gezondheidsraad heeft in 1990, mede gebaseerd op internationaal onderbouwde risicogetallen, een inschatting gemaakt van het sterfterisico voor groepen personen ten gevolge van blootstaan aan stralingsniveaus in de orde van grootte van de beroepsbevolking en de algemene bevolking. Hun schatting was dat een collectieve dosis van 20 mensSievert resulteert in één extra sterfgeval per jaar. Inmiddels is dit risicogetal nog steeds opportuun.

Het rapport
Het rapport toont voornamelijk gegevens van beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling in de gezondheidszorg, nucleaire installaties, een aantal industrieën en de luchtvaart. Enkele conclusies uit het rapport zijn:

1. De laatste tien jaar is een toename van het aantal personen dat beroepsmatig blootstaat aan ioniserende straling te zien van ongeveer 31.000 naar ongeveer 35.000 personen. Deze stijging wordt volledig veroorzaakt door toename van het aantal personen in de gezondheidszorg dat beroepsmatig te maken krijgt met ioniserende straling. De collectieve dosis (excl. de luchtvaart, zie onder 2) laat echter over dezelfde periode een daling zien van 10,5 mensSievert in 1993 naar 7,64 mensSievert in 2002. Verbeteringen medio jaren negentig in de kerncentrale Borssele zorgen voor een daling van ongeveer 2 mensSievert. De rest van de daling is, ondanks de toename van het aantal beroepsmatig blootgestelde personen én van het gebruik van ioniserende straling in behandel- en onderzoekstechnieken in de gezondheidszorg en bij verschillende industriële toepassingen, bereikt door verlaging van de gemiddelde blootstelling aan straling van personen door betere stralingsbeschermende maatregelen in deze sectoren.
2. In het jaar 2002 zijn voor het eerst de blootstellingsgegevens van vliegtuigcabinepersoneel in de analyse opgenomen1. Door de omvang van de beroepsgroep (26% van alle beroepsmatig blootgestelde personen), én de niet onaanzienlijke stralingsdosis die cabinepersoneel oploopt, is landelijk gezien een stijging opgetreden van de collectieve dosis, namelijk van 7,7 mensSievert in 2000 naar 24,4 mensSievert in 2002. Daarmee is deze groep personen in 2002 verantwoordelijk voor bijna 70% (namelijk 16,7 mensSievert) van de collectieve dosis. Vanwege de natuurlijke bron van straling (de zon) in deze beroepsgroep is reductie van blootstelling feitelijk slechts mogelijk door spreiden van het risico via het zorgvuldig inplannen van vliegdiensten. Afscherming is namelijk niet mogelijk. De gemiddelde stralingsdosis voor


1 In 2001 zijn slechts voor een deel van het jaar gegevens van vliegend personeel opgenomen in de analyse. Dit maakt 2001 niet geschikt voor vergelijking van de collectieve dosis.

A&G/W&B/2004/51847
3

vliegend personeel is 1,34 mSv. Deze groep is daarmee de beroepsgroep met de hoogste gemiddelde dosis in Nederland. Het gemiddelde blijft echter nog steeds flink (een factor 15) onder de wettelijke blootstellingslimiet.
3. In dit rapport zijn in tegenstelling tot eerdere rapporten ook een beperkte hoeveelheid dosisgegevens van werknemers opgenomen ten gevolge van inwendige besmetting aan natuurlijke radioactieve materialen. Beperkt, omdat er in Nederland maar een kleine populatie werknemers is die vanwege reguliere werkzaamheden kans loopt op opname van radioactieve stoffen via de mond of de luchtwegen. De dosisgegevens die zijn opgenomen in het rapport zijn gegevens over 1993 tot en met 2002, en betreffen blootstelling aan stof van natuurlijke radioactieve ertsen. De inwendige besmetting ontstaat door inademing van radioactieve stofdeeltjes. De gemiddelde inwendige dosis van deze werknemers is de laatste tien jaar verminderd van 0,70 tot 0,62 millisievert per jaar. Aangezien het aantal werknemers klein is, is de collectieve dosis van deze groep werknemers heel laag (0,18 mensSievert).

Conclusie
Het rapport schetst een positieve ontwikkeling op het terrein van stralingsbescherming in de sectoren die te maken hebben met ioniserende straling. Het geeft daarom geen aanleiding tot aanpassing van het beleid terzake.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)