Ministerie van Financiën

Persbericht

PERS/2004/146

Den Haag,16 september 2004

Wetsvoorstel VUT/prepensioen/levensloop naar Tweede Kamer

In 2040 zal Nederland 1,5 miljoen meer 65 plussers tellen dan nu. Ondertussen is de gemiddelde levensverwachting sterk gestegen en deze zal naar verwachting verder toenemen. De lasten voor AOW, pensioenen en zorg zullen daardoor sterk toenemen, terwijl de deelname aan het arbeidsproces van ouderen (55-65 jarigen) relatief laag is. Om de financiële gevolgen van deze toenemende vergrijzingsdruk op te kunnen vangen is het van belang de arbeidsparticipatie van ouderen te vergroten. Het kabinet heeft daarom besloten niet langer fiscaal bij te dragen aan het stoppen met werken voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Tot 1 januari 2006 is er gelegenheid om VUT- en pensioenregelingen aan te passen. Verder geldt een overgangsregeling voor werknemers die vóór 1 januari 2005 57 jaar of ouder zijn geworden. Voor werknemers die vóór 1 januari 2006 met VUT of preprensioen gaan of reeds zijn gegaan, verandert er niets.

Staatssecretaris Wijn van Financiën en minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben vandaag het wetsvoorstel Aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling naar de Tweede Kamer gestuurd.

Overzicht maatregelen prepensioen

- Voor werknemers die nog geen 57 jaar zijn geworden vóór 1 januari 2005, zijn met ingang van 1 januari 2006 de vanaf die datum op te bouwen aanspraken niet langer belastingvrij. Door deze werknemers betaalde premies mogen niet meer worden afgetrokken. De uitkering die deze werknemer te zijner tijd uit deze aanspraken ontvangt, is echter wel belastingvrij.

- Vóór 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken worden gerespecteerd en kunnen dus ook na  1 januari 2006 zonder nadelige fiscale consequenties worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn opgebouwd, bijvoorbeeld vervroegde pensionering. Die uitkeringen blijven belast.

- Overgangsrecht: voor werknemers die vóór 1 januari 2005 57 jaar of ouder zijn geworden blijft de huidige fiscale faciliëring bestaan. De premies blijven dus aftrekbaar, de opgebouwde aanspraken onbelast en de uitkeringen die te zijner tijd worden ontvangen zijn volledig belast.

- Pensioenfondsen krijgen met ingang van 1 januari 2006 de mogelijkheid afkoop van prepensioenrechten toe te staan. Het wettelijke afkoopverbod voor deze rechten komt te vervallen. Werknemers krijgen door de nieuwe regeling dus géén recht op afkoop van opgebouwd prepensioen. Of het in een bepaalde sector of regeling wenselijk is om afkoop toe te staan, is een beslissing die is voorbehouden aan de sociale partners die de pensioenfondsen besturen.

Door het vervallen van de fiscale voordelen zal een aantal prepensioenregelingen op termijn verdwijnen. Met het schrappen van het afkoopverbod wil het kabinet voorkomen dat pensioenfondsen verplicht zijn dan nog langdurig al opgebouwde prepensioenrechten te blijven administreren.

Als pensioenfondsen een afkoopmogelijkheid bieden, kunnen werknemers ervoor kiezen hun opgebouwde prepensioenrechten zonder onmiddellijke belastingheffing over te hevelen naar een levensloopregeling. Bij directe uitbetaling van de waarde van prepensioenrechten moet wel direct loonbelasting worden betaald.

Pensioenfondsen moeten in 2006 hun deelnemers informeren over de waarde van hun prepensioen per 1 januari 2006. Aan vroegere deelnemers, de zogenaamde slapers, moeten de pensioenfondsen op verzoek informatie geven.

Overzicht maatregelen VUT

- Voor werknemers die vóór 1 januari 2005 nog geen 57 jaar zijn geworden gaat een nieuw fiscaal regime gelden. Met ingang van 1 januari 2006 wordt voor de VUT-regelingen van deze werknemers een heffing over de werkgeversbijdrage geïntroduceerd, zijn de werknemerspremies niet langer aftrekbaar en blijft de uitkering belast.

- Het voorstel heeft geen gevolgen voor werknemers die al vóór 1 januari 2006 met VUT zijn gegaan, de werknemerspremies die voor de dan lopende uitkeringen worden betaald blijven aftrekbaar en over de werkgeversbijdrage wordt geen heffing opgelegd.

- Overgangsrecht: a. Voor regelingen van werknemers die vóór 1 januari 2005 57 jaar of ouder zijn geworden, blijft het huidige fiscale regime in stand. Dat wil zeggen dat de werknemerspremies die worden betaald voor uitkeringen aan deze groep werknemers, nog aftrekbaar zijn. Over werkgeversbijdragen wordt geen belasting geheven.

b. De nieuwe systematiek, waarbij werknemerspremies niet langer aftrekbaar zijn en werkgeversbijdragen worden belast, wordt gefaseerd ingevoerd. Tot 1 januari 2011 zijn de werknemerspremies voor omslaggefinancierde regelingen ten behoeve van andere werknemers dan die onder het 57+ overgangsrecht vallen, nog voor de helft aftrekbaar. De heffing over de werkgeversbijdragen is tot dat moment 26%. Vanaf 1 januari 2011 zijn de werknemerspremies in het geheel niet meer aftrekbaar en worden de werkgeversbijdragen tegen een tarief van 52% belast.

- Onder VUT-regeling wordt ook verstaan het omslaggefinancierde deel van een prepensioenregeling.

Overige maatregelen

- De stamrechtvrijstelling en de premieaftrek voor de overbruggingslijfrente komen per 1 januari 2006  te vervallen. Dit zijn nu nog alternatieve mogelijkheden om eerder dan bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar fiscaal gefacilieerd te stoppen met werken.

- Voor situaties waarin pensioenregelingen niet aan de wettelijke voorwaarden voldoen (en de aanspraak had moeten worden belast) wordt voorgesteld de uitkeringen te belasten als de aanspraak ten onrechte niet is belast. Om te voorkomen dat deze pensioenen zonder belastingheffing kunnen worden afgekocht in de periode tussen het indienen van dit wetsvoorstel en de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, geldt deze maatregel met ingang van vandaag voor situaties van afkoop en dergelijke.

Levensloop

Met ingang van 1 januari 2006 wordt de levensloopregeling geïntroduceerd. De huidige verlofspaarregeling vormt daarvoor de basis. De huidige verlofspaarregeling is een regeling die de mogelijkheid biedt om een inkomensvoorziening (loonvervanging) op te bouwen voor een periode van (gedeeltelijk) onbetaald verlof. Het sparen kan plaatsvinden in tijd of in geld. Er wordt uit het brutoloon gespaard, de loonbelastingheffing wordt uitgesteld tot het moment van opname. Door de levensloopregeling zal de huidige regeling op een aantal punten aantrekkelijker worden gemaakt:

Werknemers mogen per jaar maximaal 12% van het brutoloon sparen. Werknemers mogen het spaarsaldo gebruiken om elke vorm van verlof te financieren gedurende de loopbaan en/of voorafgaand aan pensionering. Het maximum saldo is 150% van het jaarloon, dit saldo is hervulbaar. Indien pensioenfondsen de mogelijkheid bieden tot afkoop van de opgebouwde prepensioenrechten is het mogelijk dit door te storten in de levensloopregeling. Het maximum van 12% per jaar komt voor die situatie te vervallen, het absolute maximum van 150% blijft van toepassing. Overgangsrecht: Ook voor werknemers die vóór 1 januari 2005 50 jaar of ouder zijn geworden, maar op die datum niet ouder dan 56 jaar zijn, komt het maximum van 12% per jaar te vervallen. Zij mogen extra storten in de levensloopregeling. Op deze manier kunnen zij in een kortere periode een levenslooptegoed van maximaal 150% opbouwen, dat bijvoorbeeld kan worden ingezet om vervroegd uit te treden.