Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van staatssecretaris Van Geel bij de opening van de bijeenkomst over sloopschepen (expertmeeting on shipdismantling), op 29 september 2004 in Den Haag.

Dames en heren,

Graag heet ik u welkom op deze belangrijke en ook bijzondere bijeenkomst. Voor zover ik weet, is het vandaag voor het eerst dat transportexperts én milieu-experts bij elkaar komen om te praten over de sloop van zeeschepen die aan het eind van hun leven zijn. Onze opdracht vandaag is om na te gaan welke mogelijkheden er zijn om samen te werken op dit snijvlak van scheepvaart en milieu. Misschien kunnen de resultaten die wij hier boeken, helpen om een verantwoorde sloop van zeeschepen dichterbij te brengen. Hierbij moeten belangrijke stappen worden genomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en bij het Verdrag van Bazel.

De sloop van zeeschepen is sinds eind jaren negentig een belangrijk agendapunt bij de IMO, de International Labour Organization (ILO) en bij het Verdrag van Bazel. Er is internationaal voortgang geboekt met het opstellen van richtlijnen voor de sloop van zeeschepen. Ik vind echter dat het in praktijk nog onvoldoende effect sorteert. Neem bijvoorbeeld de sloop van schepen op de stranden in Azië. Daar worden, en dat zal iedereen hier aanwezig beamen, internationaal aanvaarde regels overtreden die het milieu moeten beschermen en de veiligheid en gezondheid van werknemers moeten waarborgen. Onverantwoord, en daar moet wat mij betreft een einde aan komen.

Scheepseigenaren en sloopwerven nemen nog steeds te weinig maatregelen om oude schepen schoon en veilig te laten slopen. Het kan beter en het moet beter! Ik sta in die mening gelukkig niet alleen. Mijn collega's in de Europese Milieuraad onderschrijven die stelling eveneens. De EU moet zich inzetten voor oplossingen die niet alleen in Azië effectief zijn, maar ook de problemen in Europa of in andere delen van de wereld aanpakken.

Ik zal u een aantal voorbeelden geven van problemen waar wij hier in Europa mee te maken hebben.
Allereerst een Nederlands voorbeeld: De Sandrien. Dat is een oude tanker onder Boliviaanse vlag die al een aantal jaren in de haven van Amsterdam ligt. De tanker is eigendom van een lege postbus-BV op Mauritius. Omdat de eigenaar van de Sandrien een contract had met een sloopwerf in India, heeft mijn voorganger het schip aan de ketting gelegd. De reden hiervoor was dat het in strijd zou zijn met de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (de European Waste Shipment Regulation) om gevaarlijk afval naar India te transporteren. Een belangrijk rechtscollege in ons land, de Raad van State, oordeelde dat deze toepassing van bestuursdwang gerechtvaardigd was.

Terzijde merk ik op dat het nu soms onvermijdelijk is dat een nationale rechter uitsluitsel geeft over wat juridisch wel en niet mag als het gaat om de export naar Aziatische landen van oude schepen voor de sloop. Het is echter mogelijk dat verschillende juridische procedures in vergelijkbare situaties toch tot verschillende uitkomsten leiden. Daarom moeten hierover, wat mij betreft, concrete afspraken worden gemaakt. Dat geeft rechtszekerheid voor alle betrokkenen.

Weer even terug naar de Sandrien. De eigenaar van dit schip heeft het vanaf het begin volledig af laten weten bij onder meer betaling van de kosten van onderhoud, reparatie, brandstof, havengeld, salaris en repatriëring van de bemanning. Binnenkort geef ik opdracht om te beginnen met de sloop van dit schip Dit gaat de Nederlandse staat twee miljoen euro kosten. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de belastingbetaler opdraait voor de kosten. Die kosten behoren immers primair voor rekening van de scheepseigenaar te komen.

Dit is natuurlijk slechts één voorbeeld. In verschillende Europese havens zijn immers meer dan honderd schepen opgelegd die weg liggen te roesten omdat de eigenaren zich aan hun verantwoordelijkheid hebben onttrokken. Dit wordt dan vervolgens een probleem voor de verantwoordelijke havenbeheerders en ministeries, die er niet goed raad mee weten.

Ik noemde net al de Sandrien. Een ander recent voorbeeld is het schip de Ulla, die voor de kust van Italië zonk. Dit schip was geladen met vliegas en was al meer dan vier jaar opgelegd zonder dat er iets van onderhoud aan werd gepleegd. Als dit schip nu geruimd moet worden, dan kost dat waarschijnlijk een veelvoud van het bedrag dat nodig was geweest als er wel gewoon onderhoud was gepleegd.

Het derde en laatste voorbeeld dat ik even wil noemen is de ramp met de Prestige eind 2002. Onder grote politieke druk vanuit de EU is er in de IMO besloten om versneld te beginnen met uitfasering van enkelwandige tankers voor olietransport. Het is dus wel degelijk goed mogelijk om onder Europese druk internationaal resultaat te boeken met verplichtende wetgeving.

Het geeft voor mij ook nog iets anders aan. Namelijk dat Europa een politieke verantwoordelijkheid heeft bij het uitfaseren van enkelwandige tankers. Die tankers moeten, waar dan ook ter wereld, op verantwoorde wijze gesloopt worden. En als die capaciteit er in Azië niet is, dan moet de EU er mede voor zorgen dat die capaciteit daar wél komt. Scheepseigenaren moeten weten bij welke 'groene werven' zij hun schip kunnen laten slopen, zonder problemen dus voor mens en milieu. Ik vind dat de EU zogeheten slooplanden moet helpen bij het realiseren van goede sloopwerven. Dat is ook in het belang van Europa zelf. De EU dient deze landen ook te steunen bij het naleven van wetten en verdragen.

Dat zal er uiteindelijk toe moeten leiden dat scheepseigenaren alleen nog gebruik maken van goede sloopwerven. Het kost tijd en geld om dergelijke 'groene werven' te realiseren. Mijn uitgangspunt daarbij is dat 'de vervuiler betaalt'; de scheepseigenaren dus. Maar dat is naar mijn idee niet het énige uitgangspunt. Grootschalige investeringen in infrastructuur en voorzieningen kunnen namelijk ook gedaan worden met steun van bijvoorbeeld de Wereld Bank of het Global Environmental Facilty (GEF). De EU-landen zouden concrete voorstellen hiervoor bij deze instellingen kunnen ondersteunen.

Mijn boodschap vandaag aan u is dan ook de volgende: het is naar mijn overtuiging tijd om praktische afspraken te maken die daadwerkelijk zullen leiden tot betere situaties bij het ontmantelen van oude zeeschepen. Dat zal niet van vandaag op morgen gebeuren. Ik verwacht echter wel dat wij stap voor stap kunnen toewerken naar meer duurzame oplossingen.

Die afspraken zijn kunnen volgens mij alleen effectief als die verplichtend zijn voor iedereen. Vanuit de maritieme sector hoor ik dat men, waar het milieuvraagstukken aangaat, gelijke voorwaarden wil voor iedereen op de markt, een gelijk speelveld dus. De verantwoordelijkheden van vlaggenstaten, scheepseigenaren, recyclingwerven en recyclingstaten moeten daarom duidelijk zijn. Zowel in IMO als bij het Verdrag van Bazel leeft de wens dit concreet te maken met behulp van een soort kennisgevingprocedure. Ook de reders, verenigd in de International Chamber of Shipping, zijn inmiddels voor een verplicht systeem! Dit juist ook vanwege de rechtsgelijkheid voor de scheepseigenaren. De vlaggenstaten zouden op hun beurt kunnen bijdragen door schepen uit hun register te schrijven. Het zou mooi zijn als het slopen van zeeschepen net zo geordend kan plaatsvinden als het in bedrijf nemen van nieuwe zeeschepen. Dat kan vanzelfsprekend alleen door internationale samenwerking, waarbij ieder zijn verantwoordelijkheid neemt.

Ik hoop dat u er vandaag in zult slagen om een koers uit te zetten waarmee Europa voor de dag kan komen. Het gaat er wat mij betreft vooral om vast te stellen wat de mogelijkheden zijn om samen te werken. Als dat namelijk lukt, dan kunnen de EU-landen zowel in IMO als in Bazel voldoende gewicht in de schaal leggen om tot concrete afspraken te komen. Ik hoop dan ook dat binnenkort bij de MEPC 52 van IMO en bij de 7e Conferentie van Partijen van het Verdrag van Bazel echte stappen kunnen worden gezet.

Ik ben benieuwd welke resultaten uw overleg vandaag zullen opleveren. Dank voor uw aandacht.