CDA
20-09-04
Handhaafbaarheidstoets nieuwe wetgeving verbeteren
In het debat over de kloof tussen beleid en uitvoering, op dinsdag 14
september jl. in de Eerste Kamer, heeft senator Bemelmans-Videc enkele
aanzetten tot verbetering van de beleidsuitvoering verwoord. Directe
aanleiding vormt het rapport van de Algemene Rekenkamer, Tussen beleid
en uitvoering: Lessen uit recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer,
maart 2003.
Volgens senator Bemelmans-Videc moet er om te beginnen meer inzicht
komen in de aard en effectiviteit van de beleidsuitvoering. Zonder
inzicht in aard en effectiviteit () is leren en bijstelling van beleid
niet mogelijk, aldus het Eerste Kamerlid. In de tweede plaats is er
nadrukkelijk meer aandacht nodig voor de fase in het
beleidsvormingsproces die gewoonlijk wordt aangeduid met de
operationele planning, oftewel de planning van het uitvoeringsproces.
Ten aanzien van de rol van Inspecties wordt in het Rekenkamerrapport
over Beleid en Uitvoering opgemerkt dat er onvoldoende informatie
wordt verzameld over de daadwerkelijke doelmatigheid en
doeltreffendheid van het beleid. De gegevens die momenteel verzameld
worden hebben overwegend betrekking op procesvariabelen, b.v. de
wettelijke vormvereisten.
Uit het onderzoek naar Rijksinspecties dat de Rekenkamer in 2001
uitvoerde, bleek onder meer dat de beleidsinformatie die de inspecties
leveren aan de minister over hun handhavingsprestaties, beperkte
informatiewaarde heeft. Dit komt doordat de inspecties hun
handhavingsactiviteit niet koppelen aan het gewenste nalevingsniveau
in de maatschappij, aldus Bemelmans-Videc. De Rekenkamer beveelt dan
ook aan dat de inspecties jaarlijks aan de minister in hun
verantwoording over de handhavingsactiviteiten ook zouden moeten
aangeven welke feitelijke naleving zij hebben geconstateerd. Ook geeft
de informatie geen inzicht in de effectiviteit van het werk van de
inspecties. Sommige inspecties verbinden nauwelijks consequenties aan
aangetroffen tekortkomingen in het veld.
Inspecties zelf ervaren als belangrijkste knelpunt de moeilijke
handhaafbaarheid van wet- en regelgeving. Zij geven aan dat de
handhaafbaarheidstoets bij nieuwe wetgeving verbeterd zou dienen te
worden. Of, zoals onze ervaringsdeskundigen suggereerden: laat een
toets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid
opnemen in de Memorie van Toelichting .
De Rekenkamer suggereert daarbij het gebruik van wat zij de z.g. smart
checklist noemt: ga na of de wet vermoedelijk effectief is door een
aantal voorwaarden te checken: specifiek genoeg, meetbaar, gebaseerd
op duidelijke afspraken, realistisch, met een tijdpad. Dat dwingt ook
ertoe om de vage algemenen
(en dus onvoldoende richtinggevende) doelstellingen te vertalen in
meer concrete, indicatieve doelstellingen.
Over de rol van de inspecties diende Bemelmans-Videc tijdens het debat
een kamer-breed ondertekende motie in. Daarin wordt de regering
opgeroepen te bevorderen dat inspecties en andere toezichtsorganen de
maatschappelijke effectiviteit met name in kwalitatieve zin tot
speerpunt van hun onderzoek- en handhavingsactiviteiten maken.
Tot slot is er meer ruimte nodig voor evaluatie en voor het feitelijke
gebruik daarvan, en dat bij voorkeur los van de politieke
opportuniteit, door vaste evaluatiemoment in het beleidsproces die de
politieke cyclus doorkruisen. Daarbij is wel maatvoering geboden: een
optimale beperking tot de werkelijk relevante gegevens, en tevens
respect voor een belangrijke mate van professionele autonomie van de
uitvoeringsinstanties. Beide zaken vooronderstellen opnieuw heldere
beleidsdoelstellingen waarover consensus bestaat.
CDA