Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
Den Haag

Den Haag Ons kenmerk 21 september 2004 ACB/2004/44308

Onderwerp
Internationaal cultuurbeleid

Medio 2004 verscheen een boek met de veelzeggende ondertitel "Why Dutch design is so good". Een Nederlandse DJ is al 2 jaar lang verkozen tot de beste DJ ter wereld. Bij prestigieuze architectuurprijsvragen behoren Nederlandse architectenbureaus tot de laatste selectie. De Nederlandse expertise op archiefgebied is wereldvermaard. En zo zijn er voorbeelden uit alle culturele sectoren te noemen. Kortom: Nederland doet het goed in de internationale arena van de kunst en cultuur.
Ook in kwantitatief opzicht speelt het buitenland een steeds grotere rol voor het Nederlandse culturele veld. In het overzicht dat de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) jaarlijks opmaakt van de Nederlandse culturele activiteiten in het buitenland is te zien dat onze internationale presentie gestaag groeit. Uit de aanvragen voor de cultuurnotaperiode 2005-2008 blijkt bovendien dat steeds meer Nederlandse instellingen internationale activiteiten in hun plannen opnemen. Er is echter ook kritiek te horen over het Nederlandse aanzien. In museale en beeldende kunstkring klinkt het verwijt dat Nederland teveel naar binnen zou zijn gekeerd. De Raad voor Cultuur wijst er in zijn advies over het internationaal cultuurbeleid (juni 2003) op dat de culturele concurrentie op de Europese en mondiale markten toeneemt, en dat er een actievere opstelling van zowel het culturele veld als de overheid nodig is om de internationale positionering van Nederland in stand te houden. De conclusie die de Raad uiteindelijk trok was dan ook: het gaat goed met de promotie van Nederlandse kunst en cultuur in het buitenland, maar het kan beter. Welke rol kan de overheid spelen in deze verbetering? Om te beginnen kan er meer scherpte worden aangebracht in het beleid: in plaats van een schot hagel te gebruiken moeten we gerichter gaan schieten. Ook kunnen de verschillende sectoren en activiteiten meer met elkaar worden verbonden, zodat niet iedereen weer het wiel probeert uit te vinden of langs elkaar heen werkt. En ten slotte is er

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/6

ook ruimte voor verbetering door over de grenzen van onze eigen beleidsmatige voor- en achtertuin te kijken, en de blik te verbreden naar aanpalende gebieden. Verscherping, verbinding en verbreding dus.

Met deze brief, die gelijktijdig verschijnt met de cultuurnota 2005 ­ 2008, willen we tussentijds de stand opmaken van een gezamenlijk internationaal cultuurbeleid (ICB) dat sinds eind jaren '90 door de Ministeries van BZ en OCW is ontwikkeld (zie m.n. de brieven van 14 juli 1999, Kamerstuk 26 682 nr, 1 en van 15 oktober 1999, Kamerstuk 26 591, nr. 3, en de Beleidsbrief Cultuur 2004-2007 Meer dan de Som). De brief gaat vooral in op die onderwerpen waar beleid wordt aangepast. Daarnaast is er natuurlijk nog een keur aan gebieden waar de beleidsinspanning onverminderd blijft. Het idee dat Nederland een rol kan spelen als ontmoetingsplaats van cultuurmakers en overslagplaats van ideeën blijft, onder de noemer Vrijhaven, een belangrijk thema van het ICB. Multilaterale organisaties als EU, UNESCO en Raad voor Europa bieden betekenisvolle kaders voor internationale samenwerking. De aandacht gaat bij de Europese samenwerking voor de komende jaren vooral uit naar het stimuleren van de mobiliteit van cultuurmakers en collecties en het wegnemen van obstakels daarvoor. Ook de groeiende rol die de creatieve sector vervult voor de economische ontwikkeling van Europa is een belangrijk aandachtsgebied.

Verscherping
De Nederlandse cultuursector heeft contact met cultuurmakers en instellingen over de hele wereld. Wanneer de internationale culturele activiteiten van de laatste jaren onder de loep genomen worden tekenen zich echter duidelijke geografische voorkeuren af waarbinnen de uitwisseling en samenwerking zich voornamelijk afspeelt. In grote lijnen lopen deze voorkeuren parallel aan de selectie van landen waarmee de buitenlandse betrekkingen in politieke en economische zin het meest intensief zijn. Vanuit deze geografische context gaat de aandacht van het Nederlandse internationale cultuurbeleid daarom vooral uit naar de (kandidaat) lidstaten van de EU en enkele landen waarmee om historische, culturele, politieke of andere redenen bijzondere banden worden onderhouden (VS, Canada, Japan, de Russische Federatie, Zuid-Afrika, Suriname, Indonesië, Marokko en Egypte). Vanuit het oogpunt van de gemeenschappelijke taal neemt de culturele samenwerking met Vlaanderen hierbinnen een bijzondere positie in. Vanzelfsprekend betekent de geografische prioritering niet dat er geen oog is voor ontwikkelingen in de rest van de wereld. De Raad voor Cultuur wees in zijn ICB-advies al op de noodzaak om aandacht te schenken aan de ontwikkelingen in een land als China. In de Uitgangspuntenbrief Internationaal Cultuurbeleid (15 oktober 1999, Kamerstuk 26 591, nr. 3) is een eerste poging gedaan om de geografische prioriteiten aan te vullen met een weloverwogen sectorale keuze, om zo de effectiviteit van de beleidsinzet te vergroten. Dit bleek in de praktijk lastiger dan aanvankelijk gedacht, gezien het dilemma tussen enerzijds de wens zoveel mogelijk initiatieven van het culturele veld te ondersteunen en anderzijds de beleidsmatige noodzaak om een geografische en sectorale focus te handhaven. Om in de toekomst tot een consistentere uitvoering van deze focus te komen zal in de loop van 2005 de sectorale aanvulling op de geografische prioriteiten daarom verder worden geïdentificeerd en afgestemd met posten en veld. Leidraad daarbij zijn zowel de belangstelling en behoeften van het Nederlandse culturele veld, als de kansen en mogelijkheden die door de diplomatieke vertegenwoordigingen worden geïdentificeerd. In het kader van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed is overigens met een beperkt aantal landen al ervaring opgedaan met de sectorgebonden concentratie van internationale activiteiten.

blad 3/6

Verbinding
De keuze en verantwoordelijkheid voor de internationalisering van culturele instellingen ligt bij het culturele veld zelf, waarbij de overheid een ondersteunende functie heeft. Wanneer echter het individuele belang van personen, instellingen of sectoren wordt overstegen of anderszins een algemeen belang is geïdentificeerd ontstaat de behoefte aan meer regie. De Raad voor Cultuur noemde dit in zijn advies over het internationaal cultuurbeleid in juni 2003 "strategisch beleid". Er is in de afgelopen jaren al enige ervaring opgedaan met dit aspect van het ICB, zoals met gebundelde presentaties van Nederlandse cultuur tijdens de Frankfurter Buchmesse, in het kader van 300 jaar St.Petersburg en recentelijk de stimulering van samenwerking met nieuwe EU-lidstaten in het kader van culturele EU- voorzitterschapsprogramma `Thinking Forward'. Ook het beleid ten aanzien van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed is een goed voorbeeld hoe een instellingsoverschrijdend belang op centraal niveau kan worden behartigd.
Het strategische beleid zal de komende jaren een meer prominente rol krijgen in het ICB. Ter ondersteuning hiervan zullen ook de middelen van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) worden ingezet. Dat betekent dat de HGIS-Cultuurmiddelen niet alleen worden besteed aan activiteiten die vanuit het culturele veld worden geïnitieerd, maar ook kunnen worden ingezet voor evenementen die in opdracht van de overheid zijn opgezet. De inhoudelijke invulling van dergelijke activiteiten ligt in handen van het culturele veld.

Het zogenaamde internationale bezoekersprogramma kan een belangrijke functie vervullen bij de strategische inzet van het ICB. Door buitenlandse deskundigen, programmeurs en intermediairs naar Nederland uit te nodigen om hen nader kennis te laten maken met de Nederlandse cultuuruitingen wordt geïnvesteerd in later te realiseren duurzame samenwerking of versterkte presentatie in het buitenland. De uitvoering wordt thans nog op basis van jaarlijkse afspraken gedelegeerd aan het culturele veld, dat hierbij samenwerkt met de posten. Het bezoekersprogramma is succesvol en wordt gecontinueerd.
De momenteel bij het bezoekersprogramma betrokken instellingen vallen vrijwel zonder uitzondering onder de herijking van de ondersteuningsstructuur zoals die in de Cultuurnota 2005-2008 is voorzien. In verband hiermee, en met het oog op de gewenste flexibiliteit van het ICB-instrumentarium en de toegenomen aandacht voor het strategische aspect van het beleid, wordt in 2005 de manier waarop het bezoekersprogramma vanaf 2006 wordt vormgegeven herzien, waarbij onder meer meerjarige toekenning zal worden nagestreefd. Voor 2005 wordt het huidige regime gehandhaafd.

De Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) vervult in het bestel een centrale functie en zal zich verder ontwikkelen tot toonaangevend kennisinstituut voor het internationaal cultuurbeleid. Momenteel speelt de SICA een waardevolle rol als informatieknooppunt voor internationaal cultureel verkeer van en met Nederland. Voor het kunnen verwerven van een inzicht in het totaal van internationale culturele activiteiten is de SICA aangewezen als coördinatiepunt. Alle instellingen die subsidie ontvangen in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 zijn daarom verplicht hun buitenlandse activiteiten aan de SICA te melden.

blad 4/6

In overeenstemming met het advies van de Raad voor Cultuur en in het licht van de eerder genoemde versterkte aandacht voor strategisch cultuurbeleid zal de SICA daarnaast in toenemende mate de internationale profilering van de Nederlandse cultuur ondersteunen. Hierbij kan gedacht worden aan het in opdracht ontwikkelen van culturele activiteiten en programma's, het bundelen en coördineren van activiteiten van Nederlandse instellingen in het buitenland en buitenlandse manifestaties in Nederland waar deze sectoroverstijgend zijn, of het in Nederland optreden als makelaar of uitvoerder van statelijke culturele presentaties en manifestaties in het buitenland. Het organiseren van bezoeken van culturele medewerkers van de Nederlandse posten, tot nu toe in handen van het ministerie van BZ, zal aan de SICA worden overgedragen. Het Cultureel Contactpunt, dat samen met de Europese Commissie is opgezet om informatie te bieden over de cultuurprogramma's van de EU, blijft bij de SICA gehandhaafd.
Met het SICA­bestuur zijn afspraken gemaakt over een aanpassing van het voor de cultuurnota ingediende beleidsplan en de nieuwe taken.

Verbreding
Waar geconstateerd kan worden dat het culturele veld regelmatig over de grenzen stapt, is het ook noodzakelijk dat het cultuurbeleid buiten de eigen grenzen kijkt. In eerste instantie wordt hierbij vooral gedacht aan het vinden van een gemeenschappelijke grond met het beleid van het ministerie van EZ. In de Nota Cultuur en Economie, die in 2005 wordt uitgebracht, wordt nader ingaan op deze samenwerking, waarbij in internationale context vooral een gezamenlijk beleid op het gebied van exportbevordering voor ogen staat. Op het terrein van internationale samenwerking worden er bovendien verbindingen gelegd tussen het ICB en andere programma's, zoals het programma Maatschappelijke Transformatie (Matra) voor samenwerking met toekomstige toetreders tot de EU en de nieuwe buurlanden, en het programma Cultuur & Ontwikkeling. En ook in het publieksdiplomatie- beleid ter versterking van positie en imago van Nederland, waarvoor het beleidskader nog in ontwikkeling is, ligt een rol voor het cultuurbeleid voor de hand. De drie culturele instituten die Nederland in het buitenland heeft (Institut Néerlandais te Parijs, Erasmushuis te Jakarta en het in juni 2004 opgerichte Vlaams-Nederlands Huis te Brussel) vervullen hier een functie, bijvoorbeeld door het organiseren van debatten over cultureel-maatschappelijke onderwerpen. En de bijzondere architectuur van de nieuwe ambassades in Warschau en Berlijn levert een bijdrage aan het vernieuwende en creatieve imago van Nederland.

Nederlandse instellingen maken momenteel onvoldoende gebruik van de ondersteuningsprogramma's van de EU voor cultuur en media. Het ontwikkelen van Europese projecten vanuit Nederland waarvoor steun van de EU kan worden verworven zal daarom worden aangemoedigd. Hiervoor is het van belang dat de Nederlandse subsidiesystematiek niet belemmerend werkt voor subsidieaanvragen bij de EU. In samenspraak met de MediaDesk, die informatie biedt over de media-programma's van de EU, het Cultureel Contactpunt en de fondsen zal worden bekeken waar de procedures en criteria bij fondsen en waar nodig bij de HGIS-cultuurmiddelen hiertoe kunnen worden aangepast.

Het Nederlandse diplomatieke postennetwerk biedt de belangrijkste ondersteuning voor Nederlandse internationale culturele activiteiten ter plaatse. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de

blad 5/6

versterking van de kwaliteit van de posten, onder meer via de personele uitwisseling tussen BZ en OCW. Deze zal worden voortgezet.
Om de effectiviteit van het ICB en de rol van de posten hierin te vergroten is het van groot belang dat de posten daarnaast in toenemende mate de culturele en beleidsontwikkelingen in de verschillende landen verkennen, met het oog op de identificatie van kansen en uitdagingen voor de Nederlandse cultuursector. Op een aantal voor het ICB belangrijke posten is dit proces al ingezet, en in de komende jaren zal ook aan de overige posten meer aandacht voor deze signaleringsfunctie gevraagd worden. De training van de uitgezonden culturele functionarissen via conferenties en werkbezoeken zal hier op aansluiten.

HGIS
De HGIS-cultuurmiddelen op de begroting van BZ blijven beschikbaar voor de intensivering van het internationaal cultuurbeleid. In verband met de bezuinigingstaakstelling van de regering zal het budget van de komende vier jaar oplopend tot 22 % worden gekort. Het in 2003 beschikbare budget van 11,2 miljoen zal daarmee teruglopen tot 8,7 miljoen vanaf 2006. Daarnaast is een deel van het budget de komende jaren niet vrij besteedbaar in verband met verplichtingen die voortkomen uit eerdere toekenningen.
Het in de afgelopen jaren ontwikkelde beheerssysteem blijft in essentie onveranderd: de staatssecretarissen van BZ en OCW blijven direct verantwoordelijk voor de beleidsvoering en besteding. Ook in de toekomst kunnen aanvragen uit het Nederlandse culturele veld voor grootschalige, eenmalige en vraaggestuurde projecten bij het ambtelijk secretariaat van het HGIS- Cultuurprograma worden ingediend. Voor kleinere projecten wordt, net als nu al de praktijk is, een deel van de beschikbare middelen aan enkele fondsen gedelegeerd. De allocatie van HGIS-cultuurmiddelen aan fondsen wordt per twee jaar beslist. Met het oog op de voorgenomen deregulering komt de specifieke subsidieregeling voor festivals te vervallen: het hiermee gemoeide budget blijft echter beschikbaar voor HGIS-Cultuur-aanvragen.
Projecten met een subsidiebehoefte tot 150.000 worden beschouwd als kleinere projecten waarvoor subsidieverzoeken tot de fondsen moeten worden gericht. Voor projectaanvragen die de ministeries van OCW en BZ zelf behandelen worden per jaar in beginsel drie indieningtermijnen vastgesteld. Eind 2004 zal een nieuwe HGIS-brochure verschijnen voor de periode 2005-2008, waarin de beleidsuitgangspunten van deze brief worden geoperationaliseerd in aanvraagcriteria en procedures.

Een specifiek aandachtsveld binnen de HGIS-cultuurmiddelen is het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Het betreft doorgaans complexe activiteiten met een langere looptijd die bijzondere aandacht vergen. Sommige van de landen waar Nederland in de loop van de geschiedenis zijn sporen heeft achtergelaten maken deel uit van de eerder genoemde prioriteitslanden, zoals Zuid-Afrika, Suriname en Indonesië, maar ook de Russische Federatie. In het geval van Ghana, Sri Lanka en India blijven de culturele relaties goeddeels beperkt tot het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Inmiddels zijn er landenspecifieke beleidskaders met Suriname, Ghana, Sri Lanka en Zuid-Afrika afgesloten die als basis dienen voor te ontwikkelen projecten. De subsidiëring van kleinschalige projecten op het gebied van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed wordt voortaan niet meer door de betrokken departementen verzorgd. Eind 2004 zal duidelijk zijn hoe dit zal worden vormgegeven. Voor

blad 6/6

grootschaliger projecten, met een subsidiebehoefte boven 150.000, blijft een beroep op de centraal beheerde HGIS-Cultuurmiddelen mogelijk.

Tot slot
Internationale uitwisseling zorgt voor (inter)culturele verrijking en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van een levendig cultureel leven in Nederland. Evengoed speelt de cultuur in het buitenlandbeleid een rol van toenemende betekenis en draagt bij aan de profilering van Nederland in het buitenland. Terecht is het internationaal cultuurbeleid daarom een volwaardig onderdeel van het Nederlandse buitenlands beleid.
De hoofdlijnen van de komende jaren blijven gelijk, maar op enkele aspecten van het cultuurbeleid zullen verbeteringen worden aangebracht. Grofweg komt het er op neer dat er een scherpere focus komt in de beleidskeuzes, de strategische aanpak een belangrijkere rol gaat spelen in het internationaal cultuurbeleid, en er meer aandacht wordt geschonken aan de coördinatie binnen het culturele veld, waarbij de SICA een centrale rol als kennisinstituut voor het internationale culturele verkeer gaat vervullen. In het samenspel tussen het culturele veld en beide betrokken ministeries is zo een duidelijk raamwerk gebouwd waarbinnen het internationale cultuurbeleid zich de komende jaren verder kan ontwikkelen.

De staatssecretaris De staatssecretaris voor Europese Zaken, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(mr. Medy C. van der Laan) (mr. drs. Atzo Nicolaï)