beleidsvoornemens Matra-programma, bijlage
Kamerbrief inzake beleidsvoornemens Matra-programma, bijlage
Het Matra-programma:
De flexibele respons op wisselende transformatieperspectieven
september 2004
Inhoudsopgave
1. Inleiding
- Terugblik op tien jaar Matra
- Samenvatting van beleidsvoornemens
2. Matra voor Europese samenwerking:
Partnerschap, Pre-accessie en Nabuurschap
- Matra-partnerschap met nieuwe lidstaten
- Matra pre-accessie voor kandidaat-lidstaten
- Matra-nabuurschap voor oosterburen en zuiderburen van de
uitgebreide EU
- Matra en het Nationale steunpunt voor EU-twinning
- Vereenvoudiging van het instrumentarium als imperatief
3. Matra voor Goed Bestuur:
Doelgroepen binnen het transformatienetwerk
- Matra Projecten Programma (de subsidieregeling Matra)
- Matra en lokaal bestuur
- Matra en de biodiversiteit: van PIN naar BBI
- Matra Politieke Partijen Programma
- Matra Kleine Plaatselijke Activiteiten
- Matra Kleine Ambassade Projecten
4. De vertaling van het nieuwe beleid naar landengroepen:
Nieuwe lidstaten, (potentiële) kandidaat-lidstaten en buren
- De nieuwe lidstaten
- De kandidaat-lidstaten
- De potentiële kandidaat-lidstaten
- De oosterburen
- De zuiderburen
5. Financiële consequenties, monitoring en evaluatie
- De huidige meerjarenraming toegelicht
- Monitoring en evaluatie als sluitstuk
Bijlagen
1. Was-wordtlijst
2. Trendanalyse
3. Matra-strategie voor de middellange termijn
1. Inleiding
1.1 Terugblik op tien jaar Matra
Nederland heeft mede in het kader van het programma Maatschappelijke
Transformatie (Matra) op actieve wijze bijgedragen aan de bevordering
van veiligheid, samenwerking en democratie in Midden- en Oost-Europa.
Sinds 1994 zet de Nederlandse overheid zich in het kader van het
Matra-Programma in voor de opbouw van de maatschappij in de landen van
deze regio. Het programma is gericht op de ondersteuning van de
overgang naar een pluriforme, democratische rechtstaat in die landen.
Matra ondersteunt activiteiten die het proces van verandering
stimuleren van de staat, haar instituties, organisaties van burgers en
hun onderlinge verhoudingen. In de beginfase (1994-1998) heeft in de
Matra-samenwerking de nadruk gelegen op de `civil society' en locale
overheden. Daar vooral in de toetredingslanden de behoefte aan
ondersteuning van de centrale overheden was gegroeid, werd in 1998 een
Pre-Accessiefaciliteit aan Matra toegevoegd. Vanaf die tijd valt Matra
in twee hoofdonderdelen uiteen, te weten: `Matra Pre-accessie' en
`Matra Goed Bestuur'.
In de periode 1994-2000 kwalificeerden 14 landen voor Matra. In 2000
is de landenlijst uitgebreid met kandidaat-lidstaat Turkije. In 2003
volgde - vooruitlopend op de uitfasering van het
ontwikkelings-samenwerkingsprogramma - de toevoeging van Servië &
Montenegro, dat inmiddels geldt als een land met uitzicht op het
EU-kandidaat-lidmaatschap. Het programma kent 12 thema's.
Van deze thema's waren mensenrechten/minderheden, openbaar bestuur en
politie, volksgezondheid, milieu, wetgeving en recht, arbeid en
sociaal beleid, welzijn en media de afgelopen jaren het meest
prominent vertegenwoordigd in de uitvoering.
De prioriteiten voor de Matra-kernactiviteiten (de
Matra-projectenprogramma's) zijn gecentreerd rond de opbouw van
sociaal kapitaal met het oog op de transformatie en betreffen de
versterking van instituties en de opbouw van capaciteit op het niveau
van de centrale overheid, het lokale bestuur en (vooral) de `civil
society'. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de interactie tussen
nationale overheden, de lokale overheden en de `civil society' en aan
steun bij het opbouwen van consensus voor de versterking van de
democratie en de rechtsstaat. Institutionele versterking door middel
van de opbouw en versterking van netwerken tussen Nederland en de
doellanden (`twinning') geldt als het basisconcept van het programma,
dat voorziet in een methode tot `match making' tussen Nederlandse
organisaties en gelijkgestemde `dragers van de transformatie'.
Met de beleidsbrief van medio 2000 heeft mijn voorganger aangegeven
een intensivering en differentiatie van Matra te willen doorvoeren
overeenkomstig de mate van toenadering tot de Europese Unie. In de
Voortgangsrapportage "De transformatie rond 2000" van januari 2003 heb
ik u een beeld gegeven van de wijze waarop dit beleid in de periode
1999 t/m 2001 is uitgevoerd. De bedoeling was met name de
kandidaat-lidstaten op zo breed mogelijk vlak bij te staan bij de
voorbereiding op de toetreding. Vanuit Matra werd hiertoe een
uitgebreid keuzemenu aan mogelijkheden geboden waarmee op flexibele
wijze kon worden ingespeeld op de veelvormige vraag naar
hervormingsgerichte steun vanuit de doellanden. Hierbij is overwogen
dat de overheden van die landen zich aandienden als toekomstige
partners in de uitgebreide Europese Unie. Als de voorbereiding op de
toetreding kan worden gezien als de laatste fase in de transformatie
mag Matra worden gezien als een weliswaar bescheiden, maar zeer
flexibel bilateraal antwoord op wisselende transformatieperspectieven.
Het programma wordt als zodanig ook gewaardeerd door de ontvangers.
1.2 Samenvatting van voorgenomen wijzigingen in beleid en structuur
van het Matra-programma
Nu acht van de Matralanden per 1 mei jl. zijn toegetreden tot de
Europese Unie en daarmee het hele transformatieproces hebben
doorlopen, zal het Matra-programma in deze landen de komende jaren
worden uitgefaseerd. Desalniettemin meen ik dat het van groot belang
is het programma in aangepaste vorm te continueren. De uitbreiding van
de Europese Unie, die een versterkend effect heeft op vrede en
stabiliteit in Midden- en Oost-Europa en bovendien economische kansen
met zich meebrengt in de relaties met deze landen, verdient immers
onze steun. Er is een diepgevoelde wederzijdse behoefte aan
partnerschap met de nieuwe EU-lidstaten op basis van
gelijkwaardigheid. De relaties met de Arabische buurlanden van
Noord-Afrika en het Midden-Oosten vragen om een voorzichtig begin met
het type constructieve samenwerking dat door Matra kan worden
gefinancierd. Pre-accessiesteun voor Bulgarije en Roemenië is
misschien nog wel harder nodig dan die van de zojuist toegetreden
lidstaten. De voorbereiding van Turkije op de onderhandelingen over de
toetreding blijft urgente aandacht vragen. Goede nabuurschap met de
buren aan de oostgrens van de uitgebreide Unie blijft van groot
belang. Zie voor een analyse van de voor Matra relevante trends
bijlage 2.
Teneinde differentiatie tussen nieuwe lidstaten, kandidaat-lidstaten
en buurlanden mogelijk te maken zal `Matra Pre-accessie' worden
omgevormd tot een nieuw deelprogramma: `Matra voor Europese
Samenwerking'. Diverse evaluaties hebben er mijn aandacht voor
gevraagd, dat de ver doorgevoerde flexibiliteit in het recente
verleden heeft geleid tot versnippering, waardoor de aansluiting
tussen beleid en uitvoering hier en daar problematisch is geworden.
Vandaar dat de verdergaande differentiatie van het beleid gepaard gaat
met een sterke vereenvoudiging van de uitvoering. Voor een schematisch
overzicht van de voorgestelde aanpassingen verwijs ik naar de in
bijlage 1 opgenomen "Was-Wordt-lijst". Het nieuwe beleid wordt in de
volgende hoofdstukken nader uitgewerkt voor de beide hoofdonderdelen
van Matra, te weten `Matra voor Europese Samenwerking' en `Matra voor
Goed Bestuur'.
In bijlage 3 worden de voorgestelde wijzigingen in het kader geplaatst
van een Matra-strategie voor de middellange termijn. Daarbij wordt
benadrukt dat Matra zal winnen aan effectiviteit, efficiëntie en
legitimiteit als het verband tussen beleid en uitvoering wordt
versterkt en als de strategische positie van het programma tussen de
pre-accessieprogramma's van de Europese Commissie, de Nederlandse
ontwikkelingssamenwerking en het VN-systeem beter zal worden benut.
Het belang van strategische samenwerking met het PSO-programma van het
ministerie van EZ wordt onderstreept.
De beleids- en structuurwijzigingen bouwen voort op het eerder
aangehaalde basisconcept van Matra. Dit brengt met zich mee dat de
functie van het programma bij de opbouw, versterking en gebruikmaking
van netwerken sterker zal worden benadrukt dan in het verleden het
geval was. Vanuit bij de uitvoering van Matra betrokken netwerken -
zoals die van niet-gouvernementele organisaties, gemeenten,
provincies, politieke partijen, natuurbeschermings-organisaties,
onderwijsinstanties e.d. - is mij bekend dat de vastbeslotenheid tot
medewerking aan de versterking van de Europese samenwerking en de
bevordering van Goed Bestuur in de Matra-landen bestaat. Samenhang
tussen beleid en uitvoering veronderstelt daarnaast een hernieuwd
commitment van de zijde van de vakdepartementen, die immers een
belangrijke rol spelen bij zowel beleidsvorming als bij de uitvoering.
Zo is het niet voorstelbaar dat het partnerschap met de nieuwe
lidstaten en het nabuurschap met de buurlanden voldoende inhoud zal
kunnen krijgen zonder de volledige inzet van tenminste een aantal van
de vakdepartementen. De betrokkenheid van de vakdepartementen is
verder van belang bij de identificatie van pre-accessie-projecten,
terwijl de advisering over projecten in het kader van de
Matra-subsidieregeling evenmin kan worden gemist.
Knelpunten in de capaciteit kunnen voor sommige departementen een
beperking vormen om de mogelijkheden binnen de programma-onderdelen
ten volle te benutten. Met de departementen en de EVD zal dit najaar
dan ook worden overlegd over de operationalisering van de uitvoering
in 2005 van onder meer Matra-flex. Een optie is bijvoorbeeld
additionele ondersteuning vanuit de EVD waardoor de capaciteitsinzet
vanuit de departementen bij de voorbereiding van projecten wordt
ontlast. Het uitgangspunt van een versterkte sturing vanuit de
internationale beleidsprioriteiten van de betrokken departementen
dient echter te worden behouden. Overigens zal, net als thans bij MPAP
en Twinning het geval is, de capaciteitsinzet bij de uitvoering van
projecten onder Matra-flex subsidiabel worden gesteld.
2. Matra voor Europese samenwerking:
Partnerschap, Pre-accessie en Nabuurschap
Het Matra-deelprogramma voor Pre-accessie zal worden omgevormd tot
`Matra voor Europese Samenwerking'. Dit betekent dat ruimte wordt
gemaakt voor partnerschap met nieuwe EU-lidstaten en nabuurschap met
de buurlanden van de uitgebreide EU. Het nieuwe deelprogramma zal
bestaan uit drie, qua doelstellingen van elkaar onderscheiden
componenten, die tezamen (de opbouw en versterking van) het
samenwerkingsnetwerk op overheidsniveau met alle Matra-landen
bestrijken, te weten: Matra-partnerschap, Matra Pre-accessie en
Matra-nabuurschap. De voorbereiding op de toetreding (Matra
Pre-accessie) is de kernactiviteit. Matra-partnerschap betreft een op
de behoefte aan samenwerking met de nieuwe lidstaten toegesneden
voortzetting van een sinds 2000 bestaand instrument, dat in 2007 zal
ophouden te bestaan. Matra-nabuurschap is nieuw en sluit aan bij het
nieuwe `Neighbourhood initiative' van de Europese Commissie. Deze
indeling is gebaseerd op de conclusies uit de trendanalyse (zie
bijlage 2) en komt neer op de operationele vertaling van de
strategische keuzen van de regering voor de bilaterale samenwerking
met een drietal categorieën landen die ook in EU-verband de aandacht
hebben. Teneinde versnippering en uiteengroeien van beleid en
uitvoering te voorkomen gaat de verdergaande differentiatie van het
beleid gepaard met een sterke vereenvoudiging van het instrumentarium.
Zo wordt het aantal voor Europese samenwerking ingezette instrumenten
gereduceerd van zeven tot drie, het aantal uitvoerende organisaties
van vijf tot één en het aantal beheerscycli eveneens van vijf tot
één. Op die manier worden de operationele en administratieve aspecten
van `Matra voor Europese Samenwerking' (inclusief het Nationale
Steunpunt voor EU-twinning'- zie 2.4) in het kader van één
jaarplancyclus bijeengebracht bij één uitvoerende organisatie. Dit
wordt verder uitgewerkt in paragraaf 2.5. Zie ook bijlage 1 voor een
"Was-Wordt"-lijst.
2.1 Matra-partnerschap
De centrale doelstelling van Matra-partnerschap is:
Bevordering van de strategische samenwerking en coalitievorming met
nieuwe lidstaten in de uitgebreide Europese Unie.
Als resultaat van Matra-partnerschap wordt naast versterking van het
vermogen van de nieuwe lidstaten tot volwaardige participatie in de
uitgebreide Europese Unie gestreefd naar een helder en positief imago
van Nederland in deze landen. Daar Europese samenwerking op het niveau
van publieke instellingen de komende jaren vooral ambtelijke
samenwerking betreft zal hierop worden ingezet. Dit kan bijvoorbeeld
de vorm aannemen van de ontwikkeling van gemeenschappelijke plannen en
acties zowel als van nazorg bij de uitfasering van de
pre-accessiesamenwerking. De basis voor dit programma-onderdeel zal
worden gezocht in bestaand partnerschap tussen Nederlandse (vak-)
ministeries en hun counterpartorganisaties in de nieuwe lidstaten. Op
die manier wordt gestreefd naar maximalisering van het effect op de
versterking van het netwerk tussen Nederlandse overheids-organisaties
en hun counterparts in de Matra-landen. De verwachting is dat dit
netwerk na een periode van drie jaren (2004-2007) voldoende stevig zal
zijn om duurzame realisering van de centrale doelstelling mogelijk te
maken.
2.2 Matra Pre-accessie
De op ondersteuning van de voorbereiding op de toetreding (het
pre-accessieproces) gerichte Matra-kernactiviteit wordt gestuurd door
de volgende doelstelling, die rechtstreeks verband houdt met de
prioriteiten voor de Matra-kernactiviteiten als geformuleerd in de
inleiding en in bijlage 3.
Versterkte capaciteit van publieke instellingen in
kandidaat-lidstaten met het oog op de overname en implementatie van
het acquis communautaire.
De overdracht van kennis en vaardigheden in het kader van het Matra
pre-accessieprogramma (MPAP) is met name hierop gericht. Waar mogelijk
wordt deze technische assistentie gegeven in het verband van twinning
tussen een Nederlandse publieke instelling en een gelijkgeaarde
instelling in het doelland. Daarbij wordt een begin gemaakt met het
opbouwen van Matra-partnerschap zoals dat zal kunnen functioneren in
de eerste jaren na toetreding. Waar kan worden voortgebouwd op
bestaand partnerschap tussen vakdepartementen en hun
counterpartorganisaties in de kandidaat-lidstaten zal hieraan de
voorkeur worden gegeven. De betrokkenheid van de vakdepartementen bij
de voorbereiding van de projectidentificatie in het kader van het MPAP
zal worden versterkt. Mogelijkheden daartoe zullen eveneens in het
eerder genoemde overleg in november worden besproken.
De pre-accessiesamenwerking met kandidaat-lidstaten Bulgarije,
Roemenië en Turkije zal de komende jaren worden opgevoerd. Kroatië
heeft inmiddels de status van kandidaat-lidstaat verworven en zal
daarom de komende jaren ook gebruik kunnen maken van het MPAP. Het
MPAP zal de komende drie jaar (2004-2007) worden uitgefaseerd in de
nieuwe EU-lidstaten. In verband hiermee is het in 2004 niet meer
mogelijk nieuwe projectaanvragen in het kader van pre-accessie in te
dienen voor deze landen.
In de voorlopige versie van het IOB-evaluatierapport inzake het
GST-programma wordt geconstateerd dat de doelstelling overname en
implementatie van het acquis communautaire op lokaal niveau niet de
juiste is voor een gemeentelijk samenwerkingsprogramma. De Nederlandse
partners beschikken over onvoldoende expertise hieraan een adequate
bijdrage te leveren. Ze zijn wel voldoende toegerust een bijdrage te
leveren aan de versterking van lokaal bestuur, zoals onder meer blijkt
uit geslaagde interventies in Tsjechië en Bulgarije. Daarom neem ik
mij voor in het kader van Matra de versterking van lokaal bestuur als
doelstelling centraal te stellen voor de gemeentelijke samenwerking.
Deze doelstelling sluit aan bij de doelstelling van de
Matra-subsidieregeling. Toekomstige financiering zal dan ook ten laste
komen van het deelprogramma voor Goed Bestuur. Het bestaande
GST-programma zal worden beëindigd. Zie verder hoofdstuk 3.
2.3 Matra-nabuurschap
De centrale doelstelling van Matra-nabuurschap is:
Harmonisatie van de voor de overheden in de ten (zuid-)oosten en
zuiden van de EU gelegen buurlanden geldende normen met de Europese
normen voor democratie en de rechtsstaat.
Als resultaat wordt in de relatie met de geselecteerde buurlanden
gestreefd naar samenwerking met het oog op capaciteitsopbouw van
instituties die behoren tot het democratische bestel, alsmede naar een
helder en positief imago van Nederland in deze landen. Alleen landen
met een redelijk transformatie-perspectief komen in aanmerking. Ook in
de relatie met deze landen wordt ingezet op ambtelijke samenwerking en
de vorming van een netwerk voor toenadering tot de EU.
2.4 Matra en het Nationale steunpunt voor EU-twinning
De inzet van het (door Matra-financiering mogelijk gemaakte) nationale
steunpunt voor EU-twinning heeft de afgelopen jaren een sterke
groei in de Nederlandse participatie in de uitvoering van de
EU-programma's gefaciliteerd. Daarmee wordt een Nederlandse inbreng in
de multilaterale netwerken voor Europese samenwerking verzekerd. De
belangstelling en betrokkenheid van de vakdepartementen is daardoor
gegroeid. Het steunpunt zal in de nabije toekomst ook worden ingezet
ter ondersteuning van de European Neighbourhood Initiative. Met de
integratie van het steunpunt in de afdeling Matra zal het mogelijk
zijn de cohesie tussen de twinning in EU-verband en de bilaterale
twinning te versterken. In de Staat van de Unie van september a.s. zal
e.e.a. nader worden uitgewerkt. De nieuwe opzet van het
Matra-instrumentarium is zodanig, dat de belangstelling voor en de
betrokkenheid bij de Europese zaak van de vakdepartementen zal kunnen
worden verstevigd.
2.5 Vereenvoudiging van het instrumentarium als imperatief
In 1999 is op goede gronden besloten het Matra Pre-accessie Programma
uit te besteden aan vijf verschillende organisaties. Vijf jaren na de
start van het programma moet evenwel - mede op grond van diverse
evaluaties - worden geconcludeerd, dat dit versnippering in de hand
heeft gewerkt, waardoor de cohesie tussen beleid en uitvoering minder
sterk is dan wenselijk wordt geacht. Zeker nu het beleid vraagt om
verdergaande differentiatie tussen landengroepen is vereenvoudiging
van het instrumentarium eerder een imperatief geworden dan een keuze.
Vandaar dat ik heb besloten het aantal instrumenten ter realisering
van het bovenbeschreven beleid te reduceren van zeven tot drie, te
weten:
- Matra Pre-accessie Projectenprogramma (MPAP)
- Matra Trainingen voor Europese Samenwerking (MTES = fusie
huidige ADEPT en MOP)
- Matra-flex (t.b.v. kortdurende, flexibele interventies)
Het Matra Pre-accessie Projecten Programma betreft een licht
aangepaste versie van het bestaande MPAP. De rol van de
vakdepartementen bij de projectidentificatie en bij de begeleiding van
de uitvoering zal worden versterkt. Het MTES betreft een fusie van het
bestaande Accession Oriented Dutch European Proficiency Training
(ADEPT - uitbesteed aan Cross) en het Matra Opleidingen Programma (MOP
- een subsidieregeling waarmee in Nederland gevestigde
onderwijsinstituten in staat worden gesteld tot het verzorgen van
postgraduaatsopleidingen t.b.v. studenten uit de doellanden) tot een
faciliteit, inzetbaar in het kader van Matra-partnerschap, Matra
Pre-accessie en Matra-nabuurschap. Matra-flex betreft kortdurende
ondersteuning van ambtelijke samenwerking en partnerschap tussen
vakdepartementen, waarbij kan worden gedacht aan: uitzending en
uitwisseling van ambtenaren, stages en studiebezoeken, `peer reviews',
conferenties, workshops en seminars. Ook Matra-flex is inzetbaar in
het kader van Matra-partnerschap, Matra Pre-accessie en
Matra-nabuurschap. Matra-partnerschap met de nieuwe lidstaten in de
uitgebreide EU, de voorbereiding op zulk partnerschap van de
kandidaat-lidstaten en het nabuurschap met de buurlanden zullen in
belangrijke mate worden gebaseerd op partnerschap tussen
vakdepartementen. Met het oog daarop zullen de bestaande faciliteiten
voor Departementale Initiatieven Pre-accessie en
Partnerschappen worden geïntegreerd in Matra-flex en directer dan
tot dusver aan de belanghebbende vakdepartementen worden gedelegeerd.
Daarmee wordt tevens enige ruimte gecreëerd om bij de vakdepartementen
bestaande capaciteits-tekorten aan te vullen.
De operationele en administratieve aspecten van de uitvoering van
Matra-flex zullen zoveel mogelijk worden ondergebracht bij de
EVD. Het aantal uitvoerende organisaties wordt gereduceerd van vijf
tot één. Daarmee worden alle Matra-instrumenten voor Europese
integratie samengebracht achter één loket. Door de invoering van een
jaarplancyclus voor het hele Matra-deelprogramma voor Europese
samenwerking zal het mogelijk zijn het verband tussen beleid en
uitvoering te versterken en met de nodige stevigheid te handhaven.
Bovendien is de klantvriendelijkheid ermee gediend Over de
procedurele uitwerking van Matra-flex en MTES zal nog nader overleg
plaatsvinden met de betrokken vakdepartementen. Zie voor samenvatting
van het voorgaande de "Was-Wordt"-lijst in bijlage 1.
Voor de onderscheiden instrumenten zal in 2004 circa 14 miljoen
beschikbaar zijn: 4,5 miljoen voor het MPAP , 6 miljoen voor MTES en 4
miljoen voor Matra-flex (inclusief partnerschap met nieuwe lidstaten
en opbouw van partnerschap met Bulgarije en Roemenië). In de jaren
daarna zal dit bedrag zonodig worden verhoogd.
3. Matra voor Goed Bestuur:
Doelgroepen binnen het transformatienetwerk.
Kernactiviteit van `Matra voor Goed Bestuur' is de
Matra-subsidieregeling ofwel het Matra Projecten Programma. In 1998/99
is het programma geëvalueerd door de Inspectie
Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (Kamerstuk 26200 V, nr.
90). De resultaten zijn in 1999 gepresenteerd. Volgens het
evaluatierapport is het programma in de periode 1994-1998 zeer
succesvol geweest in de realisering van de Matra-kerntaak: de
effectieve ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties in het
proces van transformatie naar een pluriforme, democratische
samenleving, alsmede van de totstandkoming van een moderne rechtsstaat
in de geëvalueerde landen. Het oordeel van de evaluatie was positief
en beval aan tot voortzetting. Flexibiliteit, vraaggestuurdheid en
bouwen op partnerschap tussen organisaties in Nederland en
organisaties in de doellanden werden aangemerkt als de belangrijkste
succesfactoren.
De centrale doelstelling van Matra Goed Bestuur kan daarom met een
lichte geografische aanpassing worden gehandhaafd:
Bijdrage aan de door Nederland gewenste overgang naar een pluriforme,
democratische rechtsstaat in de geselecteerde landen van Midden-,
Zuidoost- en Oost-Europa.
Het programma is bij uitstek geschikt om de gegroeide netwerken tussen
niet-gouvernementele organisaties, lokale en regionale
bestuursorganisaties, natuurbeschermingsorganisaties, politieke
partijen, kleine en middelgrote gemeenschappen e.d. te ondersteunen en
te versterken. Via Matra/KAP worden de netwerken van de Nederlandse
ambassades in de Matra-regio ondersteund. Matra voor Goed Bestuur
(Matra-`klassiek') zal daarom de komende jaren bestaan uit een zestal
elkaar aanvullende deelprogramma's, die ieder een doelgroep binnen het
netwerk voor hun rekening nemen.
De desbetreffende programmaonderdelen worden in het navolgende kort
besproken.
3.1 Matra Projecten Programma (de subsidieregeling Matra)
Geruggesteund door de positieve uitkomsten van de evaluatie is de
Matra-subsidieregeling de afgelopen jaren fors uitgebouwd. Daarbij is
aandacht besteed aan de aanbevelingen van de evaluatie zoals de
verbeteringen in de monitoring van de projectuitvoering. Daarnaast is
het management versterkt in die zin dat de staf van de uitvoerende
afdeling ten departemente is uitgebreid en de beoordelingsprocedure is
geprofessionaliseerd. De succesvolle samenwerking op het niveau van
de `civil society' en het lokale bestuur zal worden voortgezet en ook
in de toekomst worden gedragen door partnerschap tussen Nederlandse
niet-gouvernementele en gelijkgerichte organisaties in de doellanden.
Ook ondersteuning van de centrale overheid bij transformatie-relevante
activiteiten blijft mogelijk. Binnen deze kaders blijft de
vraaggestuurde aanpak in tact. Tripartite samenwerking met
betrokkenheid van nieuwe EU-lidstaten zal worden gestimuleerd. Voor de
landen van Oost- en Zuidoost Europa zal actief worden gevolgd in
hoeverre de transformatiegerichtheid van Matra voldoende houvast
blijft bieden voor de vraaggestuurdheid en de langere
termijnoriëntatie van het programma. Het is mogelijk dat dit zal
leiden tot heroverweging van de focus van de samenwerking met één of
meerdere landen waar de democratische ontwikkeling stagneert en het
Matra-werk bijgevolg steeds moeilijker wordt. Met name in het geval
van Belarus is dit op korte termijn aan de orde.
In verband met de voor de periode 2004-2007 geplande uitfasering van
het Matra Projecten Programma (MPP)in de nieuwe lidstaten van de EU is
het in 2004 niet meer mogelijk nieuwe subsidieaanvragen in te dienen
voor deze landen. De samenwerking met de kandidaat-lidstaten, maar ook
met de reeds op de landenlijst voorkomende buurlanden zal worden
geïntensiveerd.
De komende jaren zal de ontwikkeling in zes Arabische landen van
Noord-Afrika en het Midden-Oosten actief worden gevolgd. Voor die
landen van deze groep waar een positieve bijdrage aan de transformatie
mogelijk is is zal de Matra-subsidieregeling worden opengesteld. Op de
middellange termijn valt hierbij te denken aan Marokko en Jordanië.
Een beslissing terzake is afhankelijk van de ervaringen die de komende
tijd worden opgedaan in het kader van Matra-nabuurschap en Matra/KAP.
Voor het MPP is meerjarig EUR 16 miljoen beschikbaar
3.2 Matra en Lokaal bestuur
In de voorlopige versie van het IOB-evaluatierapport inzake het
GST-programma wordt geconstateerd dat de doelstelling overname en
implementatie van het acquis communautaire op lokaal niveau niet de
juiste is voor een gemeentelijk samenwerkingsprogramma. De Nederlandse
partners beschikken over onvoldoende expertise hiertoe een adequate
bijdrage te leveren. Ze zijn wel voldoende toegerust een bijdrage te
leveren aan de versterking van lokaal bestuur, zoals onder meer blijkt
uit geslaagde interventies in Tsjechië en Bulgarije. Daarom zal voor
de gemeentelijke samenwerking in het kader van Matra versterking van
lokaal bestuur centraal worden gesteld. Het bestaande GST-programma
zal op deze basis worden omgevormd tot een nieuw deelprogramma, mits
de toegevoegde waarde ten opzichte van de reeds aanwezige
mogelijkheden van de Matra-subsidieregeling kan worden aangetoond. De
centrale doelstelling van de gemeentelijke samenwerking binnen Matra
(in welke vorm dan ook) zal zijn:
Institutionele versterking en capaciteitsopbouw van (het management
van) lokaal bestuur in het kader van de decentralisatie van bestuur.
Evenals in het verleden zal dit programmaonderdeel worden gedragen
door partnerschap tussen Nederlandse decentrale bestuursorganisaties
en hun tegenhangers in de regio. Aan bij de uitvoering betrokken
Nederlandse partners zullen zwaardere professionaliteitseisen worden
gesteld. Hun expertise moet immers voldoende zijn voor de realisering
van het gestelde doel. Tripartite samenwerking - in het kader waarvan
deskundigen uit een nieuwe lidstaat worden ingezet in een minder
geavanceerd Matra-land - zal worden gestimuleerd.
Voor lokaal en regionaal bestuur is meerjarig EUR 2 miljoen per jaar
gereserveerd.
3.3 Matra Programma Internationaal Natuurbeheer / BBI
Natuurbeheer is geen Matra-thema, maar het is wel een thema waarbij
veel niet-gouvernementele organisaties zich sterk betrokken voelen.
Dat maakt het thema relevant voor de opbouw en versterking van de
`civil society'. Doel van het programma is de bevordering van de
biodiversiteit in de Matra-regio. In 2000 is de eerste fase van het
PIN-programma geëvalueerd. De evaluatie was positief en beval aan tot
voortzetting. Inmiddels is een nieuwe evaluatie (over de periode
2000-2004) in uitvoering. Op basis van de uitkomsten van deze
evaluatie zal worden besloten over voortzetting en financieel volume.
Onder voorbehoud van een positieve uitkomst, de totstandkoming van een
nieuw Actieplan en sluitende afspraken over financiëel beheer, ga ik
voorshands uit van van een nieuwe committering van EUR 4 miljoen per
jaar voor de periode 2005-2008, waarbij het niet meer mogelijk is
nieuwe subsidieaanvragen in te dienen voor projecten in de nieuwe
lidstaten van de EU.
3.4 Matra Politieke Partijen Programma
Politieke partijen spelen in het democratiseringsproces van de
doellanden een essentiële rol. Sinds jaar en dag wordt ook het netwerk
tussen de in het Nederlandse parlement vertegenwoordigde politieke
partijen en hun zusterpartijen in Midden- en Oost-Europa ondersteund.
De samenwerking is gericht op versterking van het partijwezen in de
jonge democratieën door middel van kadervorming. Ook hier wordt
ingezet op partnerschap tussen doorgaans gelijkgezinde partijen. Op
verzoek van Uw Kamer heb ik in december 2003 besloten het budget 2004
voor dit programma te verhogen tot EUR 1,7 miljoen. Dit bedrag zal in
2005 oplopen tot tot EUR 2 miljoen. Aangezien het management van het
programma in 2000 is overgedragen van het ministerie van BZK naar mijn
departement zal het komende jaar een evaluatie plaatvinden. De
uitkomsten van deze evaluatie zullen bepalend zijn voor de plaats die
kadervorming politieke partijen in de toekomst zal innemen in het
Matra-programma. Daarop vooruitlopend is het programma per 1 juli 2004
op experimentele basis opengesteld voor Marokko en Jordanië.
3.5 Matra Kleine Plaatselijke Activiteiten
Het Matra/KPA-programma is uitgegroeid tot een gewaardeerd onderdeel
van Matra. Dit deelprogramma is een logische aanvulling tussen het
Matra Projecten programma (MPP) en Matra/KAP. Het heeft een
mobiliserend effect op met name kleinere ngo's in Nederland en de
gemeenschappen waarvan zij deel uitmaken. Bovendien speelt de
voorlichtingsfunctie van het programma een rol t.a.v. de bewustwording
over de EU-uitbreiding bij het Nederlandse publiek. De regelmatige
publiciteitsacties van de voor de uitvoering verantwoordelijke
instantie, de Nederlandse Commissie Duurzame Ontwikkeling (NCDO),
hebben een belangrijk positief effect op de publieke opinie. Het
draagvlak voor het Europese integratiebeleid wordt daardoor versterkt.
Met dit programmaonderdeel zal de komende jaren EUR 1 miljoen op
jaarbasis gemoeid zijn.
3.6 Matra Kleine Ambassade Projecten
Uit een reeks recent uitgevoerde evaluaties blijkt de grote waardering
voor het instrument Matra/KAP van de kant van de geïnteresseerde
lokale organisaties. Vandaar dat ik heb besloten dit deelprogramma in
de nieuwe EU-lidstaten niet per 1 mei 2004 stop te zetten, maar over
een periode van drie jaren (2004-2007) uit te faseren. In samenwerking
met de betrokken ambassades is de voor het Matra/KAP-programma
geldende procedure de laatste jaren ingrijpend verbeterd. Op basis
daarvan kon het dagelijkse management van dit programmaonderdeel
worden gedelegeerd aan de Nederlandse ambassades in de Matra-landen.
Het gevoel van eigenaarschap en het enthousiasme bij de ambassades is
daardoor nog sterker geworden, zoals blijkt uit de eerdergenoemde
evaluaties.
Tegenover de uitfasering in de nieuwe lidstaten staat de recente
openstelling van Matra/KAP voor zes Arabische landen van Noord-Afrika
en het Midden-Oosten, waarmee een groeiperspectief is geopend. Daar de
omvang van het programma in de overige kwalificerende landen eveneens
zal groeien zal het beschikbare bedrag in 2004 en in 2005 stabiel
blijven. Het maximum-bedrag per project zal worden verhoogd van
EUR11.500,- naar EUR15.000,-. Het totaalbedrag per jaar blijft
vooralsnog EUR 3 miljoen.
4. Het nieuwe Matra-beleid vertaald naar landengroepen:
Nieuwe lidstaten, kandidaat-lidstaten en buren
Met de toetreding van de nieuwe lidstaten dient zich voor Matra de
noodzaak aan tot een heroriëntatie op het `wijdere Europa'. Dit heeft
gevolgen voor de landenkeuze. Gegeven de beperkte omvang van het
Matra-budget zou het voeren van een Matra-landenbeleid tot
versnippering leiden, terwijl dit ook ten koste zou gaan van de
flexibiliteit. Vandaar dat wordt volstaan met differentiatie van het
beleid per landengroep. Vijf landengroepen worden onderscheiden:
- de nieuwe lidstaten
- de kandidaat-lidstaten
- de staten met uitzicht op het kandidaat-lidmaatschap (incl.
de `potentiële kandidaat-lidstaten')
- de oosterburen
- de zuiderburen
Volgt een schets op hoofdlijnen van de plannen t.a.v. deze
landengroepen. De opbouw van sociaal kapitaal met het oog op de
transformatie, d.w.z. de versterking van instituties en capaciteit,
blijft hierbij centraal staan. Dit streven wordt gedragen door
netwerken voor Europese samenwerking en goed bestuur, die door Matra
worden gebruikt zowel als gestimuleerd.
4.1 De nieuwe lidstaten
De samenwerking met de acht landen die per 1 mei jl. zijn toegetreden
tot de Europese Unie verandert van karakter. Aan de criteria van
Kopenhagen is immers voldaan en daarmee is transformatiegerichte
samenwerking overbodig geworden. De komende jaren zal door Nederland
worden ingezet op samenwerking en coalitievorming met deze landen in
de uitgebreide EU. Met het oog hierop zullen in het kader van
Matra-partnerschap nog beperkte middelen beschikbaar worden gesteld
voor kortdurende activiteiten van het type dat is opgenomen in de
nieuwe instrumenten voor Matra-trainingen voor Europese samenwerking
(MTES) en Matra-flex. Het partnerschap, waarin een belangrijk aandeel
zal worden genomen door de vakdepartementen, is opgezet als een
logisch complement op de 'Transitional Facility for Institution
Building' van de Europese Commissie en zal daarom beschikbaar blijven
tot medio 2007. Daarmee wordt op flexibele wijze tegemoet gekomen aan
een wederzijds geconstateerde behoefte tot voortgezette samenwerking
op ambtelijk niveau tussen Nederland en de nieuwe lidstaten. De
lopende samenwerking in het kader van zowel het Matra Pre-accessie
Projecten-programma als in het kader van Matra Goed Bestuur wordt in
dezelfde periode uitgefaseerd. Dit loopt gelijk op met de uitfasering
van de pre-accessieprogramma's van de Europese Commissie.
4.2 De kandidaat-lidstaten
In de samenwerking met de overblijvende kandidaat-lidstaten die over
een toetredingsperspectief per 2007 beschikken - te weten Bulgarije en
Roemenië - zal de laatste jaren voor toetreding het accent vooral
liggen op de voorbereiding van die toetreding (pre-accessie). De
afgelopen jaren is hiermee al een begin gem aakt.Zoverdubbeldehet
voor deze landen in het kader van het MPAP beschikbare budget in de
periode 2002-2004. Een verdere substantiële groei is voorzien, mits de
absorptiecapaciteit dit toelaat. In pre-accessiekader is ook ruimte
voor de opbouw van `thematisch partnerschap' met Roemenië en
Bulgarije. Hierover zijn in 2002 Memoranda of Understanding (MoU's)
afgesloten, die voorzien in kortdurende, flexibele samenwerking tussen
Nederlandse vakdepartementen en Roemeense, respectievelijk Bulgaarse
ministeries bij de voorbereiding op onderhandelingen, de implementatie
van onderhandelingsresultaten en de voorbereiding op het lidmaatschap.
Na de eventuele toetreding van deze landen kan het thematische
partnerschap nog enkele jaren worden voortgezet als Matra-partnerschap
voor nieuwe lidstaten. Financiering vindt plaats uit Matra-trainingen
en Matra-flex. Gegeven de stand van de transformatie in deze landen
blijven de bevordering van goed bestuur en de versterking van de civil
society ook de komende jaren nog belangrijk. Het relatieve aandeel van
het deelprogramma voor Goed Bestuur in het Matra-budget is de
afgelopen jaren dan ook toegenomen. Binnen het voor dit deelprogramma
geldende vraaggestuurde kader zal deze groeilijn de komende jaren
worden doorgetrokken.
Turkije blijft een kandidaat-lidstaat met een bijzondere positie. Het
land is onmisbaar voor de veiligheid en stabiliteit van de `Wider
Europe'-regio. Het kandidaat-lidmaatschap van Turkije is in 1999
bevestigd. Sindsdien zijn belangrijke hervormingen van de wetgeving
tot stand gekomen. In 2000 is besloten steun te geven aan Turkije in
het kader van Matra Pre-accessie zowel als in het kader van Matra Goed
bestuur. Dit ter verdieping van de bilaterale relatie met Turkije en
ter ondersteuning van het aanpassingsproces in Turkije op weg naar het
EU-acquis. De pre-accessiesamenwerking is de laatste jaren sterk
toegenomen.Voor de komende jaren wordt een verdere groei voorzien. In
het kader van het Matra Goed Bestuur volgt de Turkse overheid de op de
versterking van de `civil society' gerichte samenwerking met een
kritische blik. Dit heeft een redelijke groei van dit
programmaonderdeel niet in de weg gestaan. Verdere groei voor de
komende jaren wordt voorzien, waarbij onder meer aandacht zal kunnen
worden besteed aan de civiele controle over de strijdmacht.
4.3 De staten met uitzicht op het kandidaat-lidmaatschap.
Momenteel kwalificeren twee op de Westelijke Balkan gelegen landen
voor steun uit het Matra-programma, te weten Kroatië en
Servië/Montenegro. De verschillen tussen deze landen zijn groot.
Kroatië heeft in 2003 een aanvraag voor EU lidmaatschap ingediend en
heeft onlangs de status van van EU-kandidaat-lidstaat verworven. Als
potentiële kandidaat-lidstaat had het land de afgelopen jaren reeds
toegang tot een deel van het Matra Pre-accessie-instrumentarium.
Hierbij is uitzicht geboden op toegang tot het Matra Pre-accessie
Projectenprogramma (MPAP). Deze toezegging doe ik hierbij gestand.
Daarmee staan alle mogelijkheden van Matra voor Europese Samenwerking
en Matra Goed Bestuur voor Kroatië open.
Sinds begin 2003 heeft Servië/Montenegro toegang tot Matra Goed
Bestuur. Gegeven de stand van de transformatie aldaar zal in de
Matra-samenwerking met dit land de nadruk blijven liggen op inzet via
civil society en lokaal bestuur. De eerste ervaringen hiermee zijn
positief en er is ruimte voor groei, temeer daar de
ontwikkelingssamenwerking recentelijk werd beperkt tot het regionale
kader. Servië/Montenegro is een potentiële kandidaat-lidstaat. Binnen
de huidige grenzen van het land bevindt zich Kosovo, de status waarvan
geldt als het belangrijkste onopgeloste probleem van de Westelijke
Balkan. Versterking van de instellingen van democratie en rechtsstaat
in Servië/Montenegro en in Kosovo heeft hoge politieke prioriteit. Dit
temeer gegeven het recent door de Commissie ontwikkelde burenbeleid
(ENP), waarbij de regering wil aansluiten. Daarom zal de nieuwe
faciliteit voor Matra-nabuurschap worden opengesteld voor
Servië/Montenegro. In dit kader zullen beperkte financiële middelen
beschikbaar worden gesteld voor kortdurende, flexibele samenwerking
tussen Nederlandse vakdepartementen en ministeries in
Servië/Montenegro (en Kosovo), gericht op de voorbereiding van het
kandidaat-lidmaatschap. Financiering vindt plaats uit MTES en
Matra-flex.
De mogelijkheid tot openstelling van Matra-nabuurschap voor andere
potentiële kandidaat-lidstaten (zoals Macedonië, dat in maart 2004 een
aanvraag voor lidmaatschap indiende) zal worden onderzocht.
Hierbij zal worden gelet op aansluiting bij lopende uit ODA
gefinancierde activiteiten, met name op het terrein van goed bestuur
en in het kader van de kiesgroeprelaties. Een heldere verdeling van
aandachtsvelden (zoals in het geval van kiesgroepland Oekraïne is
gerealiseerd) zou hiertoe de sleutel kunnen zijn. Zie voor een recente
weergave van het relevante beleid van de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking de Notitie Regionale Benadering Westelijke
Balkan en de Kiesgroepnotitie.
4.4 De oosterburen
Er zijn goede argumenten voor prioritaire hulp aan de meer oostelijk
gelegen landen. De maatschap-pelijke transformatie is daar immers
minder ver gevorderd dan in Midden-Europa. De IOB-evaluatie van 1999
onderstreepte het belang van deze verschuiving, die de afgelopen jaren
geleidelijk aan vorm heeft gekregen. Het relatieve aandeel van de
Rusland, Oekraïne en Belarus in Matra Goed Bestuur is namelijk in die
periode substantieel toegenomen. Gegeven de stand van de transformatie
in deze landen is er zeker nog ruimte voor verdere groei. Versterkte
samenwerking met de oosterburen blijft immers van groot belang al was
het alleen maar om de onwenselijkheid van nieuwe scheidslijnen in
Europa te onderstrepen. In het geval van Rusland komt daarbij, dat de
historische positie van dat land in de wereld en in het bijzonder in
de regio Midden- en Oost-Europa zodanig is, dat het niet mag worden
veronachtzaamd. Voor Oekraïne geldt als additionele overweging, dat
dit land de toenadering zoekt tot de EU en Nederland. Vandaar de
bereidheid van de Nederlandse regering de op de transformatie in de
richting van een pluriforme democratie en een functionerende
rechtsstaat gerichte samenwerking te intensiveren. In weerwil van
hoopvolle tekenen van verandering staan Rusland en Oekraïne nog aan
het begin van een proces vantoenaderingtotdeEU.De
Matra-samenwerking blijft dan ook op meer maatschappelijke leest
geschoeid dan die met de (potentiële) kandidaat-lidstaten.
Aansluitend bij het European Neighbourhood Policy (ENP) van de
Europese Commissie zullen Rusland en Oekraïne in de nabije toekomst
gebruik kunnen maken van flexibele steun in het kader van
Matra-nabuurschap. Aanknopingspunten hiertoe zijn te vinden in de in
2003 met deze landen overeengekomen Gemeenschappelijke Actie
Programma's. Financiering van nabuurschapsactiviteiten kan
plaatsvinden uit MTES en Matra-flex.
In het kader van de aansluiting bij de ENP zal de toepasselijkheid van
Matra-nabuurschap op buurland Moldova en op de landen van de Kaukasus
op korte termijn worden bezien. Hierbij zal worden gelet op
aansluiting bij lopende uit ODA gefinancierde activiteiten, met name
op het terrein van goed bestuur en in het kader van de
kiesgroepnotitie. Voor kiesgroepland Oekraïne is dit laatste verzekerd
door een heldere verdeling van aandachtsvelden.
De bijzondere positie van Wit-Rusland heeft de afgelopen jaren meer
profiel gekregen. Het ziet ernaar uit dat de mogelijkheden voor
transformatiegerichte samenwerking in dit land eerder verminderen dan
toenemen. Dit betekent dat de nadruk in de bilaterale samenwerking
vooralsnog beperkt zal blijven tot inzet via de `civil society' en
lokaal bestuur. Hierbij zal worden nagegaan op welke punten de
transformatiegerichte benadering, die immers een zekere mate van
democratisering veronderstelt, aanpassing behoeft. De situatie in het
land zal daarom actief worden gevolgd, zodat vanuit Matra actiever kan
worden ingespeeld op de veranderende actualiteit dan tot nog toe
mogelijk was. Periodieke verlegging van de thematische focus op basis
van overleg met de naastbetrokkenen (Matra-uitvoerders en de ambassade
Warschau) zou hiertoe een passend middel kunnen zijn. Daarnaast zullen
de mogelijkheden van tripartite samenwerking (bij voorbeeld met
inschakeling van Poolse deskundigen) worden onderzocht.
4.5 De zuiderburen
In het kader van het Europese Nabuurschapbeleid (Wijdere Europa) werkt
Nederland er al aan mee, dat aan de Arabische Mediterrane landen de
mogelijkheid wordt geboden tot intensivering van de relatie met de EU,
voorzover dit niet leidt tot verdergaande EU-uitbreiding. In het
verlengde hiervan ligt de Nederlandse wens tot versterking van de
bilaterale betrekkingen met deze landen, terwijl ook het belang wordt
onderkend van een maatschappelijke transformatie aldaar. Dit laatste
conform de aanbevelingen in de Arab Human Development Reports van het
United Nations Development Programme (UNDP). De relaties met deze
`zuiderburen' vragen om een voorzichtig begin met het type
constructieve samenwerking dat door Matra kan worden gefaciliteerd.
Daarom heb ik besloten dat het Matra-programma zal worden ingezet voor
zowel versterking van de bilaterale betrekkingen als voor de
versterking van de 'civil society' in de Arabische buurlanden ten
zuiden van de EU.
Met het oog op de stimulering van initiatieven ter versterking van de
`civiele maatschappij' is een Matra/KAP-budget van 50.000,- per post
toegekend aan zes posten in de Arabische wereld die onder de de
European Neighbourhood Policy vallen, te weten: Rabat, Amman, Tunis,
Algiers, Beiroet en Damascus. Voor de versterking van de
bilaterale betrekkingen komen vooralsnog alleen Marokko en Jordanië in
aanmerking. De keuze is op deze landen gevallen, omdat daar het
transformatieperspectief relatief gunstig is. Financiering van
kortstondige interventies zal mogelijk zijn uit MTES en Matra-flex.
Mocht de samenwerking met deze landen zich zodanig ontwikkelen dat er
aanleiding is omvangrijker projecten voor financiering voor te dragen
dan kunnen deze op ad hoc basis worden voorgelegd aan de behandelende
afdeling van mijn departement. Als de kwaliteit en kwantiteit van de
voor een bepaald land ingediende projectvoorstellen hiertoe aanleiding
geeft volgt de beslissing dit land toe te voegen aan de
Matra-landenlijst.
5. Financiële consequenties, monitoring en evaluatie.
In de Matra-strategie wordt benadrukt dat Matra zal winnen aan
effectiviteit, efficiëntie en legitimiteit als het verband tussen
beleid en uitvoering wordt versterkt en als de strategische positie
van het programma tussen de pre-accessieprogramma's van de Europese
Commissie en de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking beter zal worden
benut. De voorgestelde beleids- en structuurwijzigingen zijn hierop
gericht. Handhaving van het verband tussen beleid en uitvoering brengt
met zich mee, dat de nieuwe opzet na invoering periodiek wordt
getoetst op doelmatigheid en doeltreffendheid. Een voorwaarde daartoe
is inzicht in de met de uitvoering van Matra gepaard gaande kosten. De
periodieke toets moet deel uitmaken van een systeem van monitoring en
evaluatie.
5.1 De huidige meerjarenraming (in mln euro's)
Jaar 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Matra voor Europese Samenwerking
15
13
12
12
12
--
Matra voor Goed Bestuur
28
27
25
28
28
--
Totaal
43
40
37
40
40
--
Toelichting
De voorgestelde beleids- en structuurwijzigingen zullen binnen de
bestaande meerjarenramingen voor Matra Pre-accessie en Matra Goed
Bestuur worden gefinancierd. In de cijferopstelling is namelijk
rekening gehouden met de omstandigheid, dat budgettaire ruimte zal
ontstaan door de uitfasering van de projectenprogramma's in de nieuwe
lidstaten. De financiële consequenties van de fusie van ADEPT en MOP,
alsmede van de eventuele totstandkoming van een nieuw deelprogramma
voor lokaal bestuur zijn op dit moment nog niet helemaal te overzien.
Het is vrijwel zeker, dat deze tot een verschuiving tussen de
budgetten voor Matra voor Goed Bestuur (beleidsartikel 3) en Matra
voor Europese Samenwerking (beleidsartikel 3) zullen leiden.
5.2 Monitoring en evaluatie als sluitstuk
Teneinde een stevige basis te leggen voor de heroriëntatie van Matra
na de eerste uitbreidingsgolf is de laatste jaren prioriteit gegeven
aan de evaluatie van het het pre-accessieinstrumentarium. Drie
deelprogramma's (MPAP, PUA, GST) werden geëvalueerd. De voorgestelde
beleids- en structuurwijzigingen zijn deels gebaseerd op de uitkomsten
van deze evaluaties. Zie hiervoor ook de trendanalyse in bijlage 2. De
vereenvoudiging van de opzet zal handhaving van het verband tussen
beleid en uitvoering, alsmede de toets op doelmatigheid en
doelstreffendheid van de inzet in het kader van "Matra voor Europese
Samenwerking" gemakkelijker maken.
Diverse deelprogramma's onder "Matra voor Goed Bestuur" werden eerder
geëvalueerd. Sommige van deze deelprogramma's (MPP, PIN, Matra
Politieke Partijen Programma) zullen in de nabije toekomst opnieuw
worden geëvalueerd. Ook die evaluaties zullen weer tot aanpassingen in
het programma kunnen leiden, waarmee de hand wordt gehouden aan de
cyclus beleidsontwikkeling>uitvoering>
evaluatie>beleidsontwikkeling.
Monitoring van de voortgang van de projecten en programma's is verder
stevig verankerd in een systeem van voortgangs- en eindrapportages,
aangevuld met projectbezoeken en voortgangsoverleg met de uitvoerders.
De rol van de ambassades bij de monitoring van de projectvoortgang en
de voortgang in het transformatieproces zal worden versterkt.
Matra is momenteel operationeel in zestien landen, te weten:
Polen, Hongarije, Slowakije, Tsjechië, Slovenië, Estland,
Letland, Litouwen, Bulgarije, Roemenië, Turkije, Kroatië,
Servië&Montenegro, Rusland, Oekraïne en Belarus. Acht van deze
landen zijn per 1 mei jl. toegetreden tot de EU. Kroatië heeft
onlang de status van kandidaat-lidstaat verworven. In deze brief
wordt het begrip `potentiële kandidaat-lidstaat' gereserveerd voor
een staat die uitzicht heeft op het EU- kandidaat-lidmaat-
schap en daartoe een stabilisatie- en associatieakkoord heeft
getekend. Dat laatste is voor Servië&Montenegro niet het geval.
Kwalificerende thema's (12 in totaal):Wetgeving/recht; Openbaar
bestuur/Openbare orde/politie; versterking milieu-
NGO's;Versterking milieu-overheden; Volkshuisvesting; Onderwijs;
Voorlichting en media; Cultuur; Welzijn;
gezondheidszorg; Arbeid en sociaal beleid;
Mensenrechten/minderheden.
Kandidaat-lidstaten van de EU moeten bij toetreding het Acquis
Communautaire hebben overgenomen en geïmplementeerd. Met het
oog hierop worden de overheid en het rechtstelsel in deze landen
versterkt (`institution building'). Het belangrijkste, specifiek op
dit doel gerichte EU-programma is twinning. Het wordt uitgevoerd door
publieke instellingen in de lidstaten. Zij delen hun ervaring
betreffende het overnemen en toepassen van het acquis met
zusterinstellingen in de kandidaatlidstaten.
In de beleidsbrief Matra van 10 juli 2000 werden `partnerschappen'
aangekondigd met de verst gevorderde kandidaat-lidstaten.
Naast de Utrecht-conferentie met Polen zijn sinds die tijd
thematische partnerschappen opgestart met Hongarije, Tsjechië en
Slowakije. In een later stadium zijn daarnaast MoU's over
`partnerschappen' overeengekomen met Roemenië en Bulgarije.
De EVD is de organisatie voor internationaal ondernemen en
samenwerken van het Ministerie van Economische Zaken.
Met ingang van 2005 wordt de naam van het Programma Internationaal
Natuurbeheer (PIN) gewijzigd in Beleidsprogramma Biodiversiteit
Internationaal (BBI)
Egypte en de Palestijnse autoriteit worden uit ODA-middelen
bediend.
Ministerie van Buitenlandse Zaken