Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
www.minlnv.nl

Begroting 2005 Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

21 september 2004

*

'Van zorgen voor naar zorgen dat'

De uitgaven in de begroting van 2005 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nemen per saldo met ¤ 61,2 mln. toe ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2004. De verhoging bestaat vooral uit ¤ 50 mln. extra budget voor de uitvoering van EU-beleid, onder meer het voldoen aan de Nitraatrichtlijn van de EU en de uitvoering en handhaving van het hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Daarnaast blijft het Rijk anders dan voorzien bijdragen aan de destructiekosten (¤ 15,4 mln.) en is er ¤ 9,8 mln. overgeheveld van VROM naar LNV voor de subsidiëring van gebiedsgericht beleid. De loon- en prijsbijstelling leidt tot een toename van ¤ 24,7 mln.

Tegenover deze verhoging staat onder andere een verlaging voor de verwerving EHS (- ¤ 22 mln.). Dit is mogelijk door de grondverwerving voor de EHS niet rechtstreeks uit de begroting te financieren maar gebruik te maken van leningen. De leningen worden aangegaan en afgelost door buiten de overheid staande terreinbeherende organisaties. Daarnaast zijn uitgaven op het gebied van duurzame landbouw, intensieve veehouderij en kwaliteit EHS naar latere jaren verschoven (-¤ 17,0 mln.). Ook vindt er een overheveling plaats aan V&W in verband met natte natuur (- ¤ 10,3 mln.).

Veranderingen in de richting van een duurzame landbouw moeten vooral door de agrarische sector zelf tot stand worden gebracht, stelt minister Veerman in de toelichting op zijn begroting. De staat houdt geen kippen en teelt geen suikerbieten. Dat betekent niet dat de overheid geen rol te spelen heeft, het betekent wel dat die rol niet langer gezocht moet worden in het alleen maar vervaardigen van nóg meer wetten en regels. De complexiteit van de moderne productiewijzen maakt regelgeving al snel ingewikkeld en fraudegevoelig. Regelgeving moet uitvoerbaar én handhaafbaar zijn; er moet niet een situatie ontstaan waarin de ene helft van Nederland de andere helft controleert. Nederland opereert in een internationale markt, als we in Nederland strenger zijn dan in het buitenland, dan verplaatst de productie zich daarheen en wordt er niet werkelijk iets opgelost.

Echte veranderingen komen tot stand door het met alle betrokkenen eens te worden over de richting die het op moet. Daarvoor heeft LNV onder andere het debat over de intensieve veehouderij gestart, dat het komend jaar wordt vervolgd. De dialoog is niet het einddoel, het gaat er uiteindelijk om dat gezamenlijk concrete en werkbare oplossingen worden gevonden. 'We zijn het er in brede kring over eens dat het anders moet en we moeten met elkaar verder spreken over ieders verantwoordelijkheid hierin', constateert Veerman. LNV denkt dan overigens niet alleen aan de sector, maar ook aan consumenten: zij houden met hun koopgedrag bijvoorbeeld een veehouderij in stand die zij wellicht niet wensen.

Op alle beleidsterreinen, van voedselveiligheid tot natuurbeheer, probeert LNV zoveel mogelijk het creatieve potentieel van alle maatschappelijke actoren te benutten. Maar uiteraard heeft ook de overheid een rol te vervullen. 'Van zorgen voor naar zorgen dat' is het adagium: niet dirigerend maar faciliterend en stimulerend. Zo geeft LNV honderden miljoenen uit aan groen onderzoek en onderwijs, LNV schrapt regels die ontwikkelingen naar duurzaamheid belemmeren, LNV stimuleert particulieren en agrariërs om aan natuurbeheer te gaan doen.

Financieel kader voor 2005

Uitgaven
De begroting van de uitgaven voor 2005 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2004 bijgesteld met ¤ 58 mln, zoals de tabel laat zien.

Bedragen x ¤ 1 mln.200420052006200720082009
Stand begroting 2004191519182107209820782078

1EHS-25-22-54-50-36-34

2Gevolgen EU-beleid185096714743

3Intertemporele compensaties-5-12-54141818

4Destructie-515-8-1-10

5Loon en prijsbijstelling242527272727

6Efficiencytaakstelling -2-4 -6 -6 -6

7Overig1144-21-7-61
Stand begroting 2005203619762089214621212127

* EHS

* De neerwaartse bijstelling is enerzijds het gevolg van een daling van de gemiddelde (agrarische) grondprijs in 2003. Anderzijds wordt bespaard door grondverwerving voor de EHS niet rechtstreeks uit de begroting te financieren maar gebruik te maken van leningen met een looptijd van 30 jaar. Deze leningen worden aangegaan en afgelost door particuliere terreinbeherende organisaties als Natuurmonumenten. De uitgaven voor rente en aflossing worden door het Rijk vergoed.


* Gevolgen EU-beleid

* De meerjarige verhoging heeft betrekking op: het opzetten en invoeren van een nieuw systeem voor het mestbeleid om te voldoen aan de Nitraatrichtlijn van de EU; ICT-investeringen, ontwikkelingskosten, extra handhavingskosten en bezwaarschriften voor de uitvoering van het hervormde GLB; apparaatskosten (met name VWA en AID) voor de verplichte uitvoering en handhaving van diverse nieuwe EU-verordeningen.


* Intertemporele compensaties

* Bij voorjaarsnota 2004 heeft op een tweetal beleidsterreinen (intensieve veehouderij en kwaliteit EHS) fasering van de budgetten plaatsgevonden.


* Destructie

* Voor de extra destructie-uitgaven in 2005 vindt binnen de LNV-begroting een verschuiving met andere begrotingsjaren plaats.


* Loon- en prijsbijstelling

* De loon- en prijsbijstellingstranche 2004 is structureel over de diverse artikelen verdeeld.


* Efficiencytaakstelling

* Dit is de nog nader in te vullen efficiencytaakstelling voor LNV als gevolg van de besluitvorming over de uitgaventaakstelling van ¤ 750 mln. m.i.v. 2005.


* Overig

* Het budget in 2004 is met ¤ 21 mln. opgehoogd voor de laatste uitgaven voor de Vogelpestcrisis in 2003 (uitvoeringskosten, schadeloosstellingen, bijdrage Noodfonds) en de MKZ-crisis in 2001 (slachtpremie). Voorts is het budget met ¤ 49 mln. verhoogd voor de uitfinanciering van de laatste tranche Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), beleidsvoorbereidende activiteiten voor het nieuwe mestbeleid en de evaluatie van de meststoffenwet 2004. De overige ¤ 44 mln. verhoging is het gevolg van technische wijzigingen, onder meer met betrekking tot uitvoerings- en handhavingskosten van het mestbeleid.


* De verlaging in 2006 wordt met name veroorzaakt door een overboeking naar V&W in het kader van natte natuur (- ¤ 10 mln.), de verzelfstandiging van de OVB (- ¤ 6 mln.) en de genomen maatregelen bij het hoger onderwijs (- ¤ 4 mln.) in het kader van de uitgaventaakstelling van ¤ 750 mln. m.i.v. 2005

Ontvangsten

De begroting van de ontvangsten voor 2005 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2004 technisch neerwaarts bijgesteld met ¤ 24 mln.

Bedragen x 1 mln200420052006200720082009
Stand begroting 2004432443405361358358

1.Vogelpest4141

2.Overig9617-9-9-10-6
Stand begroting 2005569419396352348352

* Vogelpest

* In 2004 komen de voor 2005 geraamde EU-ontvangsten vogelpest vervroegd binnen.


* Overig

* De verhoging van de ontvangsten in 2004 heeft voor het merendeel (¤ 49 mln.) betrekking op een onttrekking aan het O&S-fonds voor de Landbouw ten behoeve van de uitfinanciering van de RBV. Daarnaast is de raming voor ontvangsten aan landbouwheffingen verhoogd met ¤ 15 mln door een volume-effect. Verder is de raming met ¤ 32 mln. verhoogd door enkele technische wijzigingen, onder meer met betrekking tot de uitfinanciering van de 2e tranche RBV en uitvoerings- en handhavingskosten in het kader van het mestbeleid.


----------

'Groen ondernemen, innovatieve kracht'

Voor de land- en tuinbouw is het noodzakelijk een omslag naar meer duurzaamheid te maken. Het uiteindelijke streven is het bereiken van een duurzaam en maatschappelijk geaccepteerd landbouwcomplex in 2030. Voor 2005 en 2006 staat bij LNV in dit kader onder andere op de agenda:
* regels in kaart brengen die de overgang naar duurzaam ondernemen belemmeren en deze vereenvoudigen of afschaffen
* vernieuwende ondernemers processteun en onderzoek op maat bieden
* de voortgang en inspanningen van alle betrokkenen monitoren en zichtbaar maken. In het najaar van 2004 krijgt het debat over de toekomst van de intensieve veehouderij een vervolg en wordt de balans opgemaakt. De activiteiten van LNV in 2005 zullen in belangrijke mate afhangen van de initiatieven die maatschappelijke actoren nemen.

Aanpassing Europees landbouwbeleid
Kern van het nieuwe Europese landbouwbeleid is dat de EU financiële steun aan boeren niet meer koppelt aan de hoeveelheden gewassen of dieren, maar afhankelijk maakt van het naleven van regels op het gebied van milieu en natuur, dierenwelzijn en diergezondheid. Het nieuwe systeem wordt per 1 januari 2006 ingevoerd, in 2005 wordt de invoering verder voorbereid.

Herziening mestbeleid
Nederland staat voor de opgave een mestbeleid te ontwerpen en te implementeren dat aan de eisen van de Europese Nitraatrichtlijn beantwoordt. De invoering hiervan gebeurt vanaf 1 januari 2006. Het budget voor herziening van het mestbeleid bedraagt in 2005 ¤ 15,8 mln., inclusief de kosten voor uitvoering en handhaving.

Diergezondheid en dierenwelzijn
Dierziektebestrijding moet gebaseerd zijn op methoden die maatschappelijk geaccepteerd zijn. In dat kader blijft LNV zich ook in 2005 inzetten voor aanpassing van het Europese non-vaccinatiebeleid. De bestrijding van dierziekten is en blijft de eerste verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. De kosten die hieraan verbonden zijn, worden dan ook zoveel mogelijk bij het bedrijfsleven in rekening gebracht. Dit geldt niet voor de kosten van dierziektebestrijding bij particulieren en de kosten van opsporing en toezicht; deze blijven voor rekening van de overheid. LNV en het bedrijfsleven willen vóór 2005 de afspraken over de financiering van de dierziektebestrijding aangepast hebben, voor de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2010. Van invloed op deze afspraken is onder andere de nieuwe mogelijkheid om vaccinatie in te zetten bij de bestrijding van mond- en klauwzeer (MKZ). Voor vogelpest (AI) is nog geen effectief vaccin beschikbaar. Bij een eventuele uitbraak daarvan moet nog steeds preventief worden geruimd. Eén van de belangrijkste risicofactoren in de bestrijding van een dierziekte-uitbraak is een lange periode tussen besmetting en ontdekking. De bestaande monitoring wordt in 2005 aangepast en de LNV-crisisorganisatie wordt in 2005 verder verbeterd. In 2005 wordt een nieuw I&R-systeem voor runderen opgeleverd. Het aantal niet geregistreerde runderen moet dalen tot onder de 10.000. Per 1 juli 2005 worden de nieuwe I&R-voorschriften voor schapen en geiten geïmplementeerd. Met het landelijk scrapie-fokkerijprogramma moet eind 2005 het grootste deel van de fokdieren ongevoelig zijn voor scrapie.

Dierenwelzijn
De inzet van LNV op het terrein van dierenwelzijn is een goed voorbeeld van een beleid gericht op 'zorgen dat' in plaats van 'zorgen voor'. Fokkers, verkopers, eigenaren en maatschappelijke organisaties worden nadrukkelijk op hun verantwoordelijkheden aangesproken. Uiteraard blijft de overheid zelf handelend optreden bij excessen. LNV organiseert in het najaar van 2004 een werkconferentie over het welzijn van gezelschapsdieren. Deze conferentie moet aangrijpingspunten opleveren voor verdere implementatie van de nieuw in te zetten lijn. Voor landbouwhuisdieren is en blijft het streven dat de gehouden dieren hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen en de houderijsystemen zijn aangepast aan het dier, in plaats van het dier aan het houderijsysteem. De normstelling voor dierenwelzijn komt op EU-niveau tot stand.

Voor de verhoging van het diergezondheidsniveau, dierenwelzijn en de effectieve bestrijding van dierziekten is in 2005 ¤ 18,5 mln. beschikbaar.

Biologische landbouw
De doelstelling van de Beleidsnota biologische landbouw 2001-2004 is: de ontwikkeling van een internationaal concurrerende duurzame sector, die midden in de samenleving staat en toonaangevend is in Europa. In de beleidsnota werd gekozen voor het stimuleren van de vraag naar biologische producten Het beleid van de afgelopen jaren is geëvalueerd. Op basis van die evaluatie wordt het beleid voor de periode 2005-2007 bepaald. In het najaar 2004 gaat een nota hierover naar de Tweede Kamer. In het Hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet eerder als ambitie uitgesproken dat in 2010 op 10% van de totale oppervlakte landbouwgrond biologisch wordt geteeld. Het budget voor het bevorderen van biologische landbouw bedraagt in 2005 ¤ 6,7 mln.

Plantenziekten en gewasbescherming
Nederland is kwetsbaar voor de insleep van ziekten en organismen die schadelijk zijn voor de gezondheid van planten. Dit kan grote gevolgen hebben voor de Nederlandse productie- en handelspositie. Daarom is in 2004 de inzet op dit beleidsterrein versterkt. In 2005 wordt een begin gemaakt met het beter en efficiënter organiseren van keuringen. De overheid en enkele relevante maatschappelijke organisaties hebben in het Convenant gewasbescherming afgesproken samen een programma uit te voeren dat moet leiden tot meer duurzame gewasbescherming. Dit is een belangrijk onderdeel van de nota Duurzame gewasbescherming die het kabinet voorjaar 2004 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. Duidelijker dan voorheen zijn in het nieuwe beleid rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen vastgelegd. De noodzakelijke veranderingen kunnen alleen worden bereikt als ook maatschappelijke organisaties zich er medeverantwoordelijk voor voelen. Doelstellingen zijn:
* in 2010 is de milieubelasting t.o.v. 1998 met 95% verminderd; in 2005 met 75%
* in 2010 is het aantal knelpunten voor drinkwaterwinning uit oppervlaktewater t.o.v. 1998 met 95% verminderd; in 2005 met 50%
* in 2010 is de overschrijding van residunormen t.o.v. 2003 verminderd met 50%
* in 2010 voeren alle teeltbedrijven hun gewasbescherming en werkzaamheden in behandeld gewas uit conform een goedgekeurde risico-inventarisatie en -evaluatie. Het budget voor gewasbescherming bedraagt in 2005 ¤ 4,5 mln.

Visserij
De visserij is in sociaal-economisch en cultureel opzicht waardevol voor Nederland. Het is dan ook belangrijk dat de visserijketen economisch rendabel blijft. Tegelijkertijd streeft LNV naar een visserij die de gevolgen voor het ecosysteem beperkt en daar zelf verantwoordelijkheid voor neemt. In een aantal situaties is vermindering van de vangstcapaciteit noodzakelijk. Dat kan als een aantal vissers vrijwillig stopt. LNV steunt dat proces: in 2005 is ¤ 5 mln. beschikbaar voor vrijwillige sanering van de zeevisserij (vermindering met 2400 Bruto Ton) en ¤ 1,9 mln voor vrijwillige sanering van de IJsselmeervisserij (vermindering van de capaciteit met minstens 35%).

Zee- en kustvisserij
De EU streeft enerzijds naar een biologisch verantwoord niveau voor de visbestanden, anderzijds naar een blijvend sociaal-economisch perspectief voor de visserijsector. Rigoureuze schommelingen in de toegestane vangsthoeveelheden zijn daarbij ongewenst. Daarom wordt in EU-verband gewerkt aan meerjarige herstelplannen voor visbestanden die onder druk staan (o.a. voor de Noordzeeschol). Het nieuwe EU-visserijbeleid stelt vermindering van de vlootcapaciteit niet verplicht. De verwachting is echter dat in de rondvis-, platvis- en garnalensegmenten van de vloot een aanhoudende behoefte aan capaciteitsvermindering blijft bestaan. Daarom wordt de mogelijkheid onderzocht om verplaatsing van vlootcapaciteit van het ene naar het andere segment toe te staan. Om het zeemilieu te ontlasten, stimuleert LNV de ontwikkeling van milieuvriendelijker visserijtechnieken. Het gaat daarbij met name om het doorontwikkelen van de zogenaamde elektropulskor, die in 2005 in de praktijk zal worden getest. De komende jaren wordt fraude met motorvermogens van vissersschepen aangepakt door de introductie van niet-fraudegevoelige meetapparatuur.

Viskweek
LNV stimuleert de ontwikkeling van de Nederlandse viskweeksector, maar stelt daarbij wel randvoorwaarden. Het accent ligt onder andere op welzijnsvriendelijke productie- en dodingsmethoden. De lijst van diersoorten die voor productie mogen worden gehouden, wordt uitgebreid met een aantal kansrijke vissoorten. Ook wordt een aantal noodzakelijke diergeneesmiddelen toegelaten.

In 2005 is voor visserijbeleid op de LNV-begroting een budget beschikbaar van ¤ 15,7 mln.

Kennis en innovatie
Het wetenschaps- en kennisbeleid van LNV is gericht op een kwalitatief hoogstaande kennisinfrastructuur voor de agrofoodsector, de natuur en het platteland. Er is meer regie gewenst op de kennisontwikkelingsagenda van overheid en bedrijfsleven voor het brede terrein van voeding en gezondheid. LNV zal zich ervoor inzetten dat die sterkere regie tot stand komt. Totaal is voor kennis en innovatie in 2005 een budget van ¤ 831 mln. beschikbaar.

Onderzoek
Binnen het onderzoek dat LNV financiert, zijn er drie stromen: het fundamenteel onderzoek (kennisbasis), het beleidsondersteunend onderzoek en de wettelijke onderzoekstaken. Het onderzoeksprogramma sluit aan op de vier beleidsthema's van LNV.

KennisbasisBeleids- ondersteunend OnderzoekWettelijke onderzoekstakenTotaal Groen ondernemen¤ 8 mln.¤ 67 mln.¤ 14 mln.¤ 89 mln Natuur¤ 5 mln.¤ 17 mln.¤ 5 mln.¤ 27 mln
Platteland¤ 4 mln.¤ 5 mln.-¤ 9 mln
Voedsel/diergezondheid¤ 10 mln.¤ 5 mln.¤ 32 mln.¤ 47 mln Totaal¤ 27 mln. ¤ 94 mln.¤ 51 mln.¤ 172 mln

Kennisbasisonderzoek
Nieuwe wetenschappelijke inzichten uit fundamenteel onderzoek zijn onontbeerlijk voor vernieuwingen en innovatie. LNV financiert daarom de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO), als onderdeel van Wageningen UR. Daarnaast financiert LNV strategische speerpuntprogramma's bij andere kennisinstellingen en samenwerkingsverbanden. Het budget voor fundamenteel onderzoek (kennisbasis) is in 2004 van start gegaan met ¤ 17 mln. In 2005 wordt dit verhoogd met ¤ 4,1 mln. De uiteindelijke omvang van de kennisbasis zal ¤ 35 mln. gaan bedragen in 2007.

Beleidsondersteunend onderzoek
LNV verstrekt onderzoeksopdrachten aan publieke en private instellingen, ter ondersteuning van het beleid. In 2005 wil LNV onderzoeksresultaten beter (laten) benutten. De voorgenomen fusie tussen de LNV-onderdelen Directie Wetenschap en Kennisoverdracht en Expertisecentrum draagt hieraan bij.

Wettelijke onderzoekstaken
Bij wettelijke onderzoeksverplichtingen en verplichtingen uit internationale verdragen gaat het om onderzoek naar diergezondheid, voedselveiligheid, visserij, natuur en milieu en genetische bronnen en om economische informatievoorziening. LNV stelt deze taken veilig door structurele financiering In 2005 is hiermee ruim ¤ 51 mln. gemoeid.

Onderwijs
Doel van het LNV-onderwijsbeleid is het waarborgen van kwalitatief goed 'groen' beroepsonderwijs en universitair onderwijs. Het groene onderwijs heeft van oudsher goede netwerken met het regionale midden- en kleinbedrijf. LNV gaat regionale innovatieprojecten van het groene onderwijs subsidiëren die passen binnen het LNV-beleid.


----------

'Nieuwe paden, vitale natuur'

Het versterken van de biodiversiteit en het vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving: dat is waar het in het natuurbeleid om draait. De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018 is hiervoor cruciaal. Het kabinet hecht veel waarde aan de totstandkoming van de EHS en heeft daarom extra geld uitgetrokken voor de realisatie ervan. In deze kabinetsperiode gaat het om ¤700 mln. extra (voor de EHS en reconstructie samen) en vanaf 2008 om ¤ 250 mln. per jaar extra.

Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) omvat belangrijke natuurgebieden en robuuste verbindingen tussen deze gebieden. Zonder de robuuste verbindingen is een goed functionerende EHS onmogelijk. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk (Natura 2000) en bestaat uit verschillende soorten terreinen: bestaande en nieuw aan te leggen natuurterreinen, beheersgebieden, de Noordzee, grote wateren, rivieren en robuuste verbindingen. Het streven is om van het totale gebied dat EHS moet worden, 60% via aankoop van grond te realiseren en 40% via agrarisch en particulier beheer. Van die 40% moet 75% gerealiseerd worden via particulier natuurbeheer en 25% via agrarisch natuurbeheer. In 2005 wordt extra aandacht besteed aan het informeren van agrariërs en particulieren over de mogelijkheden. Ook wordt meer samenhang gebracht in de regelgeving en subsidiemogelijkheden op dit terrein (Programma Beheer). Wat de kwaliteit van de EHS betreft stuurt het Kabinet op het realiseren van 27 soorten natuur (natuurdoelen). Op de landelijke natuurdoelenkaart is aangegeven waar in Nederland de realisatie van de verschillende natuurdoelen wordt nagestreefd. Eind 2005 wordt de kaart in overleg met provincies en beheerders definitief vastgesteld. Voor verwerving en inrichting van droge EHS is in 2005 ¤ 106,2 mln. beschikbaar, voor de verwerving en inrichting van natte EHS ¤ 24,8 mln. Voor het beheer van de EHS is in 2005 ¤ 154 mln. beschikbaar (inclusief nationale parken en inclusief de rijksbijdrage aan Staatsbosbeheer).

OmschrijvingStreefwaarde 2005
Uitbreiding beheer droge natuur exclusief particulier natuurbeheer3 000 ha Uitbreiding particulier natuurbeheer800 ha
Uitbreiding beheer natte natuur850 ha
Uitbreiding agrarisch natuurbeheer22 000 ha

Aanwijzing gebieden VHR
De komende jaren (2005-2008) wordt de Vogel- en Habitatrichtlijn verder uitgevoerd. De aanwijzingsbesluiten voor de Habitatrichtlijngebieden worden opgesteld, de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden concreet gemaakt en er worden beheerplannen opgesteld. Het Kabinet zal de voor nationale afwegingen beschikbare beleidsruimte benutten. Er wordt de komende periode extra geïnvesteerd in communicatie over de implementatie van de richtlijnen met betrokken partijen.

Beschermde planten en dieren
Voor de meeste soorten die van nature in Nederland voorkomen is op dit moment een 'duurzame staat van instandhouding' gewaarborgd, maar circa 3% van de circa 36.000 bekende soorten in Nederland heeft speciale aandacht nodig. In 2005 wordt daarom gestart met de uitvoering van het Werkprogramma Impuls Soortenbeleid. Onderdeel van dit werkprogramma is een nieuw Meerjarenplan Soortenbescherming, waarin de samenwerking tussen verschillende partijen concreet wordt vastgelegd. In 2005 wordt verder uitvoering gegeven aan het Beleidskader Faunabeheer. Daarbij gaat het om duurzaam beheer van ganzen en smienten en om een ombuiging van de sterk stijgende uitgaven voor schadevergoeding. De monitoring en evaluatie van het beleid wordt in 2005 gestart. Ook wordt in 2005 het beleid voor beheer en bestrijding van niet-inheemse soorten die schadelijk (kunnen) zijn voor de duurzame instandhouding van inheemse plant- en diersoorten verder vormgegeven.

Nationale Landschappen
Voor behoud en versterking van waardevolle landschappen heeft de rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid. Daarom is het rijk in de nationale landschappen medefinancier van de aanleg en het beheer van karakteristieke landschapselementen en recreatieve voorzieningen. LNV en VROM stellen in de periode 2005-2007 daarvoor een bedrag van ¤ 30 mln. beschikbaar.

Wadden
Het kabinet trekt ¤ 500 mln. uit voor aanvullende investeringen in de Waddenzee en het Waddengebied. Dit geld wordt verdeeld over de onderwerpen natuurherstel en -ontwikkeling, vermindering van bedreigingen, duurzame economische ontwikkeling en kennisinfrastructuur. Het kabinet stelt het investeringsplan voor het zomerreces van 2005 vast. De mechanische kokkelvisserij wordt per 1 januari 2005 niet langer toegestaan in de Waddenzee. Op korte termijn wordt een plan opgesteld voor beëindiging ervan. Een commissie zal advies uitbrengen over de hoogte van de schadevergoeding. Het kabinet wil afspraken maken met de mosselsector over de ontwikkeling van alternatieve bronnen van mosselzaad. Daarmee kan de sector zich minder afhankelijk maken van de natuurlijke dynamiek en kunnen op een termijn van 10 tot 15 jaar delen van het ecosysteem in de Waddenzee extra worden ontzien.


----------

'Veilig voedsel, bewuste keus'

Toezicht op controle
Een van de belangrijkste Europese verordeningen op het gebied van voedselveiligheid is de General Food en Feed Law. Deze wet eist van het bedrijfsleven dat het garandeert dat zijn producten voldoen aan de wettelijke eisen In het kader van de verschuiving van 'zorgen voor' naar 'zorgen dat' stimuleert LNV verdergaande samenwerking in de keten, bijvoorbeeld in de vorm van ketengarantiesystemen. De overheid blijft eindverantwoordelijk voor controle en handhaving. Waar ketengarantiestelsels door het bedrijfsleven zelf worden ontwikkeld, kan de overheid mogelijk overgaan van direct toezicht naar toezicht op controle. Dit kan in die situaties waarin het bedrijfsleven zelf zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor het opzetten van erkende bedrijfscontrolesystemen. Met deze werkwijze is zowel voor de overheid als voor het bedrijfsleven voordeel te behalen. Bedrijven die de controlesystemen goed op orde hebben, zullen minder vaak worden gecontroleerd, de overheid kan de beschikbare controlecapaciteit gerichter inzetten op de 'achterblijvers'.

Veterinair toezichtnetwerk
In de EU wordt steeds meer de nadruk gelegd op het verkrijgen van inzicht in huidige en toekomstige risico's voor diergezondheid en voedselveiligheid. LNV gaat zich dan ook inzetten om een veterinair netwerk van de grond te krijgen, met als doel risicovermindering in de keten en verbetering van het toezicht op de naleving van de veterinaire voorschriften. In dit toezichtsnetwerk zijn de hoofdrolspelers de primaire bedrijven en de particuliere dierenartsen.

Voedsel en Waren Autoriteit
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) werkt aan risicoreductie op het gebied van voedsel en consumentenproducten in relatie tot volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn. De VWA is opgericht om het vertrouwen van consumenten en burgers op een hoog niveau te houden. De VWA zal vanaf 1 januari 2006 volledig zijn geïntegreerd tot één baten-lastendienst. Hierdoor worden de toezichtstaken, die onder andere de gehele keten van voedselveiligheid beslaan, nog efficiënter en effectiever uitgevoerd. De VWA heeft onder andere tot taak bestaande en mogelijke toekomstige risico's voor de voedselveiligheid in kaart te brengen (risicobeoordeling). Voor deze taken van de VWA is de Wet Onafhankelijke Risicobeoordeling Voedsel en Waren Autoriteit in voorbereiding. Hiermee wordt de onafhankelijke status van de risicobeoordeling en de daarmee samenhangende advisering aan LNV en/of VWS vastgelegd. De VWA is voor Nederland het eerste contactpunt naar de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). In 2005 houdt de VWA zich voor LNV met onder andere de volgende onderwerpen bezig: roodvlees, levende dieren, export van dierlijke producten, dierenwelzijn, diervoeders, dierlijke bijproducten, aquacultuur, dierziekten, toezicht op controle en het watergehalte in pluimveevlees.

Consumentenbeleid
Het LNV-Consumentenplatform wordt ook in 2005 ingezet om een bijdrage te leveren aan de beleidsontwikkeling van LNV op het terrein van voedselveiligheid en voedselkwaliteit. Aan het platform nemen onder meer wetenschappers, trendwatchers, koks en consumentendeskundigen deel. Zij komen jaarlijks drie maal bijeen om het departement van adviezen te voorzien over actuele onderwerpen in de beleidsontwikkeling, vanuit het perspectief van de consument. Daartoe vindt voorafgaand aan de bijeenkomsten zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek onder verschillende groepen consumenten plaats. De uitkomsten hiervan worden meegenomen in de advisering.

Destructie
Herziening van het destructiebestel geeft ondernemers meer ruimte voor hun eigen verantwoordelijkheid om dierlijke bijproducten (slachtafval en kadavers) op een veilige en wellicht meer kosteneffectieve manier te verwerken. Met het oog daarop wordt gekeken naar de mogelijkheden van een versterkte marktwerking op het terrein van het verwijderen en verwerken van dierlijke bijproducten (project Herziening Destructiebestel). De huidige destructieregels kunnen dat nog in de weg staan. Op korte termijn ontvangt de Tweede Kamer concrete voorstellen voor de herziening van de destructiewet- en regelgeving. De uitvoering wordt in 2005 ter hand genomen.Er komt ook een lange-termijnvisie op de medefinanciering van destructiekosten door de overheid. Die wordt in het najaar van 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden. In afwachting daarvan blijft in 2005 de overheidsbijdrage op transport en verwerking van kadavers gehandhaafd. In 2005 is een programmabudget van ¤ 31,9 mln. beschikbaar voor voedselveiligheid, exclusief de bijdrage aan agentschappen.


----------

'Vertrouwd platteland, verrassend perspectief'

Met de Agenda Vitaal Platteland (AVP) heeft het kabinet voor het eerst een integrale visie gegeven op een vitaal platteland: economisch, ecologisch en sociaal-cultureel. Uitgangspunt van het plattelandsbeleid is 'decentraal wat kan; centraal wat moet'; het kabinet wil op hoofdlijnen sturen. De uitwerking moet op gebiedsniveau plaatsvinden, zodat beter rekening kan worden gehouden met de sociaal-culturele en economische dimensies van de regio's. Om de provincies in hun regisseursrol te ondersteunen komt er één investeringsbudget voor het landelijk gebied (ILG).

Plattelandsontwikkeling
Eind juli 2004 heeft de Europese Commissie voorstellen gepresenteerd voor een nieuw 'plattelandskader', voor de periode 2007 tot en met 2013. Het Europese plattelandsbeleid richt zich op drie doelstellingen:
* verbetering van de concurrentiekracht van de landbouw
* verbetering van de kwaliteit van milieu, natuur en landschap op het platteland en
* verbrede plattelandsontwikkeling.
De Europese Commissie wil tegelijkertijd de uitvoering van het plattelandsbeleid belangrijk vereenvoudigen, onder andere door de vorming van een Europees Plattelandsfonds. Al deze doelstellingen sluiten op hoofdlijnen goed aan bij de prioriteiten van Nederland. LNV werkt ondertussen aan het opstellen van een nieuw Plattelands Ontwikkelingsprogramma (POP) voor de periode na 2006, waarin de Europese steunmogelijkheden worden uitgewerkt. Dit ontwerp-POP 2007-2013 wil het kabinet rond de jaarwisseling 2005-2006 ter goedkeuring aan de Europese Commissie aanbieden.

Groene diensten
Het belangrijkste subsidie-instrument voor het beheer in het landelijk gebied is het Programma Beheer. Dit wordt verder uitgebouwd tot het nieuwe beheersinstrument Groene Diensten. Dat is dan niet alleen bestemd voor agrarische ondernemers, maar in principe voor elke economische actor die een extra bijdrage levert aan de kwaliteit van natuur en landschap, de recreatieve toegankelijkheid van het platteland en aan waterbeheer. LNV wil dit instrument per 2007 in kunnen zetten, in aansluiting op zowel de nieuwe Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling als het hierop gebaseerde nieuwe Plattelands Ontwikkelingsprogramma (POP).

Recreatie en groen in en om de stad
Er is behoefte aan meer mogelijkheden voor dagrecreatie. LNV draagt daarom bij aan de realisatie van nieuwe recreatiegebieden: in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), in en om de stad, in de reconstructiegebieden en in nationale landschappen. In de periode 1994-2013 wordt 15.891 ha recreatiegebied aangelegd in de buurt van steden. Verder wordt in de periode 2004-2010 492 ha recreatiegebied aangelegd in de buurt van nieuwe woonwijken met meer dan 5.000 woningen. In 2005 wordt hiervoor 360 ha grond verworven en 255 ha ingericht. LNV subsidieert daarnaast projecten gericht op het vergroten van de recreatiemogelijkheden en de bereikbaarheid van het Groene Hart vanuit de stedelijke gebieden (Regeling Kwaliteitsimpuls Groene Hart). LNV subsidieert de realisatie van een landelijk, aaneengesloten routenetwerk voor wandelen, fietsen en varen. De lengte van het totale netwerk is ca. 13.000 km. Dit is bijna geheel gerealiseerd, maar er moet nog wel veel geïnvesteerd worden in de kwaliteit ervan. Voor 2005 is voorzien in een bijdrage voor kwaliteitsverbetering voor ongeveer 1.000 km, verdeeld over wandel-, fiets- en vaarroutes. LNV financiert het beheer van recreatiegebieden door Staatsbosbeheer en draagt bij aan de financiering van het beheer door rijksrecreatieschappen van de recreatiegebieden Midden-Delfland en Grevelingen.

InstrumentAantal prestatiesTotale uitgaven
(x ¤ 1 000)
Landelijke routenetwerken (RVR)
Wandelen260 km1610*
Fietsen464 km
Varen283 km
Beheer recreatieve voorzieningen natuur- en bosgebieden 23.172 Staatsbosbeheer217.015 ha
Midden-Delfland & Grevelingen4.287 ha
Versterking recreatie sector (overig RVR)Projecten2.040 Bevorderen kennis- en deskundigheid (KIC)45
Overige projecten30


* Exclusief bijdrage V&W voor vaarroutes

Milieu: water en bodem
De overheid staat de komende jaren voor de opgave om het watersysteem op orde te brengen. Voor de kwantiteitsproblemen is nieuw beleid ingezet: meer ruimte voor water, die vooral in het landelijk gebied moet worden gevonden. Tegelijkertijd is de waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewater nog steeds niet voldoende. Voor de waterkwaliteit is de Europese Kaderrichtlijn Water leidend. Het kabinet werkt aan een grotere samenhang tussen het natuurbeleid (verdroging en natte natuur), het landbouwbeleid (watervoorziening en groene diensten), het mest- en gewasbeschermingsbeleid (waterkwaliteit) en het recreatiebeleid (schoon en toegankelijk). Ook het bodembeleid is onderwerp van aandacht. Een gezonde bodem is de basis van een vitaal platteland. De Europese Commissie stelt een Europese bodemstrategie op. Daarbij wordt onder andere gekeken naar bodemverontreiniging, organische stoffen, bodembiodiversiteit en erosie. De verwachting is dat de Europese Commissie begin 2005 met voorstellen komt.

Herinrichting zandgebieden
De grote zandgebieden in de provincies Utrecht, Limburg, Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel worden heringericht (reconstructie). Hiermee kan een aantal zaken tegelijkertijd worden aangepakt, zoals het verbeteren van de bodemkwaliteit en het extensiveren van de melkveehouderij en de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het extra geld van het rijk voor de reconstructie wordt in deze kabinetsperiode vooral ingezet op
* de integrale aanpak van de verdrogings-, stikstof- en fosfaatproblematiek in en rond de grote natuurgebieden van de EHS
* duurzame landbouw: extensiveren van de melkveehouderij en het concentreren van intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden en
* water: voldoende schoon water voor alle functies in het landelijk gebied. Deze rijksdoelen worden aangevuld met regionale doelen, zodat onder regie van de provincies een samenhangende, gebiedsgerichte aanpak wordt gerealiseerd. Onder regie van de provincies worden twaalf reconstructieplannen uitgewerkt. In april 2004 is het eerste reconstructieplan (Limburg) goedgekeurd. In de loop van 2004 en de eerste helft van 2005 zullen de overige reconstructieplannen aan het rijk ter goedkeuring worden voorgelegd. Het rijk zal daarbij alle plannen toetsen aan het rijkskader voor reconstructie. De uitvoering van deze plannen zal in 2005 en 2006 geregeld worden. Voor reconstructie is in 2005 een budget beschikbaar van ¤ 14 mln.

Groene Hart
Het kabinet werkt aan samenhang tussen projecten van verschillende departementen op het gebied van ruimtelijk beleid. Eén van deze programma's betreft het Groene Hart. LNV gaat dit coördineren. Dit zal in nauwe samenwerking met de bestuurders en betrokkenen in het Groene Hart gebeuren, aangezien de provincie de regierol op zich zal nemen voor de verdere ontwikkeling van het nationale landschap het Groene Hart. Binnen het Groene Hart vraagt de problematiek van de veenweidegebieden bijzondere aandacht. Alleen door een goed samenspel met de grondgebruikers en inzet van alle overheden kan een duurzaam landgebruik en een aantrekkelijk landschap voor de toekomst worden gerealiseerd.

InstrumentAantal prestatiesGemiddelde kosten
per prestatieTotale Uitgaven
( x ¤ 1 000)
Grootschalig groen
Verwerving360 ha¤ 70.00025.045
Inrichting220 ha afgerond 17.653

2.190 ha onderhanden
Regionaal groen
Kaderwet LNV projectbijdragen35 ha 2.922
Groene Hart Impuls35 Projecten 2.663

De begroting 2004 van het ministerie van LNV en een samenvatting zijn te vinden op www.minlnv.nl