Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Begroting Economische Zaken inteken van Economische Groei
Datum: 21-9-2004


Begroting Economische Zaken inteken van Economische Groei


1. GROEI MOET!

Het groeivermogen is afgenomen

Het vermogen van de Nederlandse economie om extra welvaart te creëren is de afgelopen
jaren sterk afgenomen. Was het groeivermogen nog bijna 3% in de periode 1995-1998,
voor de periode 2004-2007 is het teruggelopen naar 2¼%. Door krapte op de arbeidsmarkt
en een relatief trage groei van de arbeidsproductiviteit zijn de loonkosten per
eenheid product eind jaren negentig te sterk gestegen. Toen het vervolgens economisch
minder ging, hebben de lonen zich niet snel genoeg aangepast. Zo zijn de arbeidskosten
per eenheid product van 1998 tot 2004 met 12% meer toegenomen dan die van onze
belangrijkste Europese concurrenten, waardoor de concurrentiepositie van het Nederlandse
bedrijfsleven ten opzichte van de buitenlandse concurrenten is verslechterd. Door
de stijging van de arbeidskosten is ook de ruimte voor bedrijven om te investeren
fors afgenomen. Deze ontwikkelingen zijn een serieuze bedreiging voor de werkgelegenheid
en de welvaart. Op korte termijn kan alleen loonmatiging de verhouding tussen
de lonen en de arbeidsproductiviteit herstellen.

Lange termijn kansen en bedreigingen van het groeivermogen
Loonmatiging is geen middel om het groeivermogen op lange termijn op peil te
houden. Op lange termijn is het groeivermogen afhankelijk van onze reactie op
de vergrijzing en internationalisering. Door de vergrijzing moeten relatief steeds
minder mensen voor steeds meer mensen het geld verdienen, terwijl een groeiende
groep mensen een sterker beroep doet op relatief steeds duurdere voorzieningen
zoals de gezondheidszorg. Bij ongewijzigd beleid worden deze voorzieningen (voor
grote groepen) onbetaalbaar, ofwel moeten de belastingen en premies drastisch
omhoog.

Door de snelle opkomst van economieën als China en India, de verdere vrijmaking
van de internationale wereldhandel en de uitbreiding van de EU, ondervinden Nederlandse
bedrijven steeds meer concurrentie uit een groeiend aantal landen. Deze ontwikkeling
moeten we niet met angst en beven tegemoet treden, maar met inzet en durf. Dus
geen protectionisme, maar juist de strijd aangaan door onze sterktes uit te bouwen
en te benutten. De toenemende concurrentie biedt vooral nieuwe mogelijkheden tot
welvaartscreatie. Dat vraagt om versterking van de economische structuur en dus
om versterking van het groeivermogen.

Het groeivermogen wordt bepaald door de groei van de arbeidsparticipatie en van
de arbeidsproductiviteit. De essentie van de groeibrief is dat meer mensen aan
het werk gaan en dat mensen met een baan langer en slimmer gaan werken.
Om meer mensen aan het werk te krijgen, richt het kabinet zich vooral op bepaalde
bevolkingsgroepen, zoals vrouwen en ouderen. Die moeten niet langer worden gehinderd
om te gaan of te blijven werken. Dat betekent betere kinderopvang en meer mogelijkheden
voor ouderen op de arbeidsmarkt. Ouderen langer actief houden, is ook het middel
om de trend te doorbreken dat we steeds eerder stoppen met werken, terwijl we
wel ouder worden.

Verder werken Nederlanders veel minder uren dan hun collegas in het buitenland.
De totale arbeidsparticipatie in uren is laag en wordt steeds lager. Deze trends
wil het kabinet doorbreken door korter werken niet langer te stimuleren maar langer
werken aan te moedigen.

Dat Europeanen en dan met name Nederlanders zoveel minder werken dan bijvoorbeeld
Amerikanen of Japanners, kan niet alleen verklaard worden uit de culturele en
persoonlijke voorkeuren. Met publieke en collectieve arrangementen is korter werken
jarenlang gestimuleerd. Gegeven de noodzaak tot groei wil het kabinet nú langer
werken stimuleren én mogelijk maken

. Of mensen uiteindelijke langer of korter willen werken blijft hun individuele
keuze. Alleen komt de prijs die voor extra vrije tijd betaald moet worden, meer
overeen met de maatschappelijke kosten ervan.

Tenslotte moeten we slimmer en innovatiever gaan werken. De groei van de arbeidsproductiviteit
in Nederland ligt structureel lager dan in bijvoorbeeld de VS. Over 1995-2001
groeide de arbeidsproductiviteit met gemiddeld 2% per jaar in de VS en slechts
met 1,3% in Nederland. Dit is maar ten dele te verklaren uit het relatief hoge
niveau van de arbeidsproductiviteit in Nederland. Landen met een vergelijkbaar
niveau van de arbeidsproductiviteit  zoals de Scandinavische landen, realiseren
een hogere groei van de arbeidsproductiviteit dan Nederland. Door meer te investeren
in kennis, bestaande kennis beter te benutten, door  ICT-toepassingen beter in
te zetten, door versterking van het ondernemingsklimaat én door betere werking
van markten is dit te ondervangen.

De Europese context

Het versterken van het groeivermogen is geen unieke Nederlandse uitdaging en
kan niet anders dan in Europees perspectief gezien worden. Alle landen van de
EU kampen immers met de problemen van de vergrijzing en de uitdaging van de toenemende
concurrentie. In de EU wordt algemeen onderkend dat versterking van het groeivermogen
essentieel is om de EU-doelstellingen op milieu, sociaal en economisch vlak, zoals
vastgelegd in de Lissabon-agenda, te realiseren. Volledig in lijn hiermee heeft
de volgende Europese Commissie van de EU versterking van het groeivermogen centraal
op haar agenda voor de komende jaren geplaatst. De EU biedt ook de beleidskaders
waarbinnen de lidstaten het groeivermogen dienen te bevorderen. Zo heeft de Europese
Grondwet geplande inwerkingtreding 1 november 2006 duidelijk gemaakt dat versterking
van het groeivermogen en gezonde overheidsfinanciën de twee pijlers zijn van het
economisch beleid. De EU heeft bij het monetaire beleid (ECB) en de kaders voor
het begrotingsbeleid (SGP) -cruciaal voor de macro-economische stabiliteit in
de Unie- een duidelijk eigenstandige rol.

Een stabiel macro-economisch klimaat is een noodzakelijk, maar geen voldoende
voorwaarde voor herstel van het groeivermogen van de EU. Vergroting van het Europese
groeivermogen vereist ook substantiële structurele hervormingen, zowel binnen
de lidstaten als op EU-niveau. En op dat punt schieten de lidstaten tekort. Er
wordt nog onvoldoende van elkaar geleerd. Zo kennen Zweden en Denemarken een duidelijk
hogere ouderenparticipatie dan het Europees gemiddelde, is het Verenigd Koninkrijk
verder qua flexibiliteit op de arbeidsmarkt en is de innovatiegraad in enkele
(bijvoorbeeld Scandinavische) landen veel hoger dan in Nederland.
In het hervormingsproces zorgt de Raad voor Concurrentievermogen voor een integrale
aanpak van het concurrentievermogen. Zo behandelt de Raad voorstellen gericht
op het versterken van de interne markt (bijvoorbeeld dienstenrichtlijn), het versterken
van onderzoek en ontwikkeling in de EU en het verbeteren van het ondernemersklimaat
voor het Europese bedrijfsleven (o.a. betere regelgeving en chemische stoffenrichtlijn
REACH). Van groot belang is tevens een verbetering van de governance van het
Lissabon-proces. Een high-level group onder leiding van oud-premier Kok zal in
het najaar van 2004 aan de Commissie voorstellen doen voor verbeteringen in het
Lissabon-proces. Op de Voorjaarstop van 2005 besluit de Europese Raad vervolgens
over de inzet tot 2010. Om de doelstellingen te realiseren dient binnen de Lissabon-agenda
focus aangebracht te worden: first things first . Zaak is ook dat  alle lidstaten
zich aan deze geprioriteerde agenda committeren. Alleen dan kan Europa de in Lissabon
gestelde doelen op het gebied van duurzame groei en werkgelegenheid daadwerkelijk
realiseren.

Om het doorvoeren van hervormingen te bespoedigen, dienen de procedures rondom
nationaal te implementeren Europese wetgeving hierop meer te worden toegesneden.
Snellere besluitvorming kan alleen plaatsvinden als die ook op nationaal niveau
democratisch is gelegitimeerd. Om de implementatie van Europese richtlijnen te
versnellen is een wetsvoorstel ingediend om het parlement in een zo vroeg mogelijk
stadium te betrekken bij de keuzes die in de Unie moeten worden gemaakt (Kamerstuk
2003/2004 29474, nr. 3).

Uitgangspunten van het economisch beleid

Het groeivermogen wordt gestimuleerd door marktwerking te bevorderen via het
compenseren of wegnemen van marktimperfecties en publieke belangen efficiënt
te borgen. Marktwerking wil niet zeggen dat de overheid alles maar aan de markt
moet overlaten. Goede marktwerking vraagt juist om een actieve, een sterke overheid.


Private partijen krijgen zo veel mogelijk ruimte én verantwoordelijkheid om hun
doelstellingen te verwezenlijken. Vanuit dit uitgangspunt zoekt het kabinet naar
een balans tussen individuele en collectieve verantwoordelijkheid. Dit komt samen
in de notie een sterke markt en een sterke overheid: de markt heeft het primaat
waar dat kan, en de overheid grijpt in waar dat moet.
Voor de uitvoering van dit beleid zijn verschillende instrumenten beschikbaar
met ieder hun specifieke waarde bij het wegnemen van bepaalde marktimperfecties.
Zo zijn financiële instrumenten als de WBSO zeer geschikt voor het compenseren
van positieve externe effecten van kennisontwikkeling, kan de overheid via kredieten
en garantiestellingen de onverzekerbare risicos van export naar bepaalde landen
opvangen en is wet- en regelgeving geschikt om misbruik van marktmacht tegen te
gaan en de mededinging te bevorderen. Of een bepaald instrument uiteindelijk ook
wordt ingezet hangt af van de vraag of de kosten van ingrijpen opwegen tegen de
baten. Dit vraagt om voortdurende evaluatie en waar nodig aanpassing van het EZ-instrumentarium.
Zo zullen - mede naar aanleiding van de moties Hessels c.s. en Van Dam c.s. 
in de te verschijnen Industriebrief de contouren worden geschetst van het gemoderniseerde
bedrijfsgerichte financiële instrumentarium.

Naast deze economische principes kiest het kabinet bij het opstellen van zijn
agenda bewust voor het stimuleren van excellentie en kwaliteit. De politiek heeft
te lang te veel aandacht gehad voor het herverdelen van de welvaart, waardoor
mensen onvoldoende gestimuleerd werden om hun talenten te ontwikkelen en ontplooien.
Dat is slecht voor het groeivermogen van de economie en voor de vitaliteit van
de maatschappij.

Daarom verschuift de aandacht in het nieuwe ruimtelijk economisch beleid bijvoorbeeld
van het wegwerken van achterstanden naar het beter benutten van de kansen en sterke
punten in alle regios. Zo worden de middelen voor bedrijventerreinen niet langer
meer evenredig verdeeld, maar gericht op 50 topprojecten van bovenregionale betekenis
en cruciaal voor de Nederlandse economie. En richt het innovatiebeleid zich steeds
meer op specifieke sterktes in de economie, die van strategisch belang zijn.
Leidend bij de invulling van groeiagenda is voor het kabinet het streven naar
een duurzame economische groei. Daarom kiest het kabinet voor ingrijpende maatregelen
nu, om de welvaartscreatie op de lange termijn zeker te stellen. Ook dient de
synergie tussen de dimensies economie, milieu en sociaal optimaal benut te worden,
waarvoor technologische en institutionele innovaties het middel zijn. Dat synergie
kan worden bereikt, illustreert het beleid rondom de Waddenzee. Om de duurzame
bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied te garanderen bleek
een offensieve strategie noodzakelijk hetgeen is uitgemond in het instellen van
een Waddenfonds van ¬ 500 mln. (onder regie van de minister van VROM) voor onder
meer natuur, vermindering externe bedreigingen en duurzame economische ontwikkeling.
Tegelijkertijd wordt de mechanische kokkelvisserij vanaf 1 januari 2005 beëindigd
en wordt gaswinning onder de Waddenzee onder strikte voorwaarden toegestaan. In
het klimaatbeleid is het systeem van verhandelbare emissierechten een goed voorbeeld
hoe synergie te bereiken is tussen economische en milieudoelstellingen. Ook het
beleid gericht op een transitie naar een duurzame energiehuishouding,  en het
in kaart brengen van economische en maatschappelijke aspecten van nanotechnologie
zijn goede voorbeelden waarbij op een inventieve manier publieke en private, economische
en milieu, en huidige en toekomstige belangen efficiënt tegen elkaar worden afgewogen.


Kabinetsnotitie Kiezen voor groei

In de notitie Kiezen voor Groei heeft het kabinet in juli 2004 19 activiteiten
aangekondigd ter bevordering van duurzame en structurele economische groei. Rond
de aanstaande jaarwisseling wordt een kabinetsnotitie aan de Tweede Kamer verzonden
met de uitwerking van de aangekondigde acties, waarin wordt aangegeven door wie
en wanneer bepaalde activiteiten uitgevoerd en afgerond zullen worden.
Box 1:    Uitwerking van de groeiagenda

Het beleid gericht op groeiversterking is uiteengezet in de volgende brieven:
Groeibrief Kiezen voor groei (Kamerstuk 2003-2004, 29 696, nr. 1) is de brede
hervormingsagenda van het kabinet. De brief schetst van uitgangspunten op macroniveau,
plaatst verschillende structurele hervormingen in perspectief.
De Industriebrief onderschrijft het belang van de industrie voor de Nederlandse
(kennis-) economie en bevat acties om de concurrentiepositie van de industrie
en de verschillende industriële sectoren te versterken.
Met de nota Pieken in de Delta (Kamerstuk 2003-2004, 29 697, nr. 1) wordt het
regionaal economisch beleid meer gericht op versterking van het groeivermogen.
Niet het wegwerken van achterstanden, maar het beter benutten van sterktes voor
alle regios komt centraal te staan.

De Innovatiebrief In actie voor innovatie ( Kamerstuk 2003-2004, 27 406, nr.
4) geeft de agenda voor het Innovatiebeleid tijdens deze kabinetsperiode. Uitwerking
van de acties vindt plaats in nauw overleg met het Innovatieplatform.
De Ondernemerschapbrief In actie voor ondernemers (Kamerstuk 2003-2004, 29200-XIII,
nr. 36) geeft op basis van een analyse van knelpunten  een overzicht van de acties
gericht om het ondernemerschap te versterken. Er wordt aandacht gegeven aan de
start van bedrijven, de groei en de  een succesvolle overdracht van bedrijven.
Het actieplan Internationaal Ondernemen bevordert het internationaal ondernemen
door Nederlandse bedrijven. Belangrijk onderdeel van het plan is een herziening
van het buitenland instrumentarium en een betere publiek private samenwerking
op dit beleidsterrein.

In de Rijksbrede ICT-agenda Beter presteren met ICT (Kamerstuk 2003-2004, 26643,
nr. 47) en de Breedbandnota, Een kwestie van tempo en beter benutten (Kamerstuk
2003-2004, 26 643, nr. 53) worden acties aangekondigd om de rol van ICT-netwerken
en het stimuleren van ICT-toepassingen te bevorderen. Betere benutting van ICT
kan de arbeidsproductiviteitsgroei en daarmee de groei fors versnellen.
In 2005 staat de uitvoering van de acties uit de Groeibrief en de daaraan verwante
brieven (zie box) centraal. Deze acties worden geordend rond drie themas::
1. Dynamiek,

2. Een concurrerend ondernemingsklimaat,

3. Vernieuwing.

2. Dynamiek

Ter bevordering van meer dynamiek en een sterke borging van publieke belangen
heeft het kabinet in 2005 de volgende drie prioriteiten:
1. Betere werking internationale markten,

2. Bevorderen dynamiek op (semi-publieke) markten,

3. Beschermen van de belangen van de consument. 

1. Betere werking internationale markten

Eind juli 2004 hebben de WTO-leden in Genève een raamwerkakkoord bereikt voor
verdere onderhandelingen in de WTO Doha Ronde voor de onderwerpen landbouw (met
daarbij speciale aandacht voor katoen), marktoegang voor industriegoederen, handelsfacilitatie
en de ontwikkelingsdimensie van de ronde. Daarnaast was er specifieke aandacht
voor het belang van diensten, waarbij een datum is genoemd voor het indienen van
(verbeterde) aanbiedingen (mei 2005). Dit raamwerk zal in de aanloop naar de WTO-top
in Hong Kong in december 2005 verder uitonderhandeld worden. Na het verlies aan
momentum vanwege Cancún, kan nu de blik weer op de toekomst gericht worden. Het
belang van dit akkoord mag om velerlei redenen niet onderschat worden.
Positieve ontwikkeling is dat ontwikkelingslanden steeds volwaardiger onderhandelingspartners
zijn geworden. Duidelijk is ook dat ontwikkelingslanden niet meer over één kam
geschoren kunnen worden. Tussen ontwikkelingslanden bestaan grote verschillen,
die tot uiting komen in verschillende onderhandelingsposities.
Het kabinet streeft als voorzitter van de EU in 2004 en daarna naar een constructieve
inbreng van de EU in het WTO-onderhandelingsproces. Het kabinet zal de aanstaande
bilaterale EU-toppen in het najaar van 2004 met o.a. China, India en Zuid-Korea
gebruiken om de voortgang in de onderhandelingen te stimuleren.
2. Bevorderen dynamiek op (semi-publieke) markten

Ambitie van het kabinet is om in 2007 voor alle netwerksectoren tot de top vijf
van Europa te behoren qua dienstverlening. In 2005 komt het Energierapport uit
dat ingaat op de thema's voorzieningszekerheid, Europeanisering en de kosteneffectiviteit
van overheidsingrijpen in de energiemarkt. In 2005 ontvangt de Tweede Kamer tevens
de gasvisie, waarin de vraag centraal staat hoe de publieke belangen op de gasmarkt
geborgd kunnen worden en hoe een effectieve concurrentie op de groothandelsmarkt
wordt gerealiseerd.

De belangrijkste acties voor 2005 zijn:

Splitsing en privatisering energiebedrijven; in 2004 is besloten om privatisering
van regionale energienetwerken te verbieden tot aan 1 januari 2007. Energiebedrijven
mogen wel hun commerciële activiteiten voor 1 januari 2007 afsplitsen. Deze voorwaarden
worden nader uitgewerkt in wetgeving (splitsing energiebedrijven) die eind 2005
in werking dient te treden.

Leveringszekerheid en voorzieningszekerheid; conform de richtlijnen rapporteert
in juli 2005 het kabinet voor de eerste keer aan de Europese Commissie over de
ontwikkeling van de vraag en aanbod op de energiemarkt en over de kwaliteit en
de staat van onderhoud van de netten.

Ontwikkeling regionale energiemarkt Noordwest Europa: Nederland werkt samen  met
België, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk aan een grote regionale energiemarkt.
Ook wordt gewerkt aan een verbinding met Noorwegen (elektriciteit) en een verbinding
met Groot-Brittanië (gas en elektriciteit).

Energietransitie;begin 2005 start de Unieke Kansen Regeling (totaal budget ¬
35 mln), waarmee de gezamenlijke projecten van bedrijven, kennisinstellingen en
maatschappelijke organisaties worden ondersteund. De beste voorstellen zullen
worden beloond.

Groene stroom; In 2005 vervalt de gedeeltelijke vrijstelling van de Energie Belasting
voor groene stroom, wordt de MEP op grond van de tussenevaluatie aangepast en
worden de MEP-subsidietarieven verhoogd. In 2005 zal het uitgiftestelsel wind
offshore inwerking treden. Ook wordt de ingebruikname van het Near Shore Windpark
Egmond verwacht.

Uitgifte frequenties voor digitale radio en televisie; in 2005 vindt de uitgifte
van digitale radiofrequenties (TDAB) plaats en wordt een begin gemaakt met de
omschakeling van analoge naar digitale ethertelevisie (DVBT).
Nieuwe Postwet: in 2005 wordt een nieuwe Postwet opgesteld. Hierin worden de
rechten en plichten van alle marktpartijen vastgelegd en wordt de universele dienst
wettelijk gewaarborgd. In 2006 wordt het bestaande monopolie voor brievenpost
teruggebracht naar brieven tot 50 gram

Tegengaan oneigenlijke concurrentie door overheden; om oneigenlijke concurrentie
door overheden en non-profitorganisaties te voorkomen worden in de loop van 2005
gedragsregels opgesteld en geïmplementeerd.

3. Betere bescherming consument

Voor een goede marktwerking zijn kritische én sterke consumenten noodzakelijk.
Om de belangen van consumenten te borgen worden in 2005 de volgende acties uitgevoerd:
Uitwerking Strategisch Actieprogramma voor de Consument; het opzetten van een
publiekrechtelijke consumentenautoriteit, voor effectieve handhaving van consumentenrecht
ten aanzien van inbreuken met een collectief karakter. Daarnaast het opzetten
van een centraal informatieloket dat consumenten met vragen, klachten of een geschil
doorverwijst naar de juiste instantie. Tenslotte zal een adequate klachtafhandeling
bij bedrijven en het aangesloten zijn bij geschillencommissies worden gestimuleerd.


Betere consumentenbescherming in netwerksectoren; om de consument op de energiemarkt
beter te beschermen tegen onrechtmatige gedragingen wordt het toezicht en de handhaving
op de energiemarkten in 2005 verder uitgebreid met procedures voor o.a. bestuurlijke
boetes. De consumentenbescherming op de telecommunicatiemarkt is verbeterd in
de nieuwe Telecomwet en wordt verbeterd door de lagere regelgeving (2005) te wijzigen.
Ook wordt gewerkt aan een betere bescherming van de consument op internet en wordt
meer aandacht besteed aan het stroomlijnen van klachten- en geschilprocedures,
verbeteren van de vergelijkbaarheid van aanbieders, verlagen van overstapdrempels
en zaken als spam en veilig internetgebruik.

3. Een concurrerend ondernemingsklimaat

De concurrentiekracht van het Nederlands bedrijfsleven en het investerings- en
vestigingsklimaat zijn snel verslechterd. Om het ondernemingsklimaat te versterken
en het vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven te verbeteren heeft het kabinet
gelijk na zijn aantreden al een aantal belangrijke acties in gang gezet. In 2005
heeft het kabinet op dit terrein de volgende 3 prioriteiten:
1.  Verbetering van de regelgeving,

2.  Meer ruimte voor ondernemerschap,

3.  Een nieuw regionaal economisch beleid


1. Verbetering van de regelgeving

Om het ondernemingsklimaat in Nederland te verbeteren is het van belang te kijken
naar de kwaliteit en de kwantiteit van de regelgeving, en naar de administratieve
lasten en andere kosten die deze regelgeving voor ondernemers opleveren. Voor
2005 staan daarvoor de volgende acties gepland:

Vermindering van de administratieve lasten; in de brief Meer ruimte voor ondernemers
door minder lasten geeft het kabinet de voorstellen waarmee een administratieve
lastenreductie van ¬ 3 mld. in 2007 wordt gerealiseerd. Op het terrein van EZ
is in totaal voor ¬ 126 mln. aan voorstellen ingediend om de administratieve lasten
te verminderen. Dat is ongeveer 19% van de totale administratieve lasten die de
EZ-regelgeving veroorzaken (zie tabel in §5). Er wordt gezocht naar verdere mogelijkheden
om de administratieve lasten te verminderen, onder meer door ICT-toepassingen.
Binnen het programma ICT en Administratieve Lasten (ICTAL) zijn generieke ICT-voorzieningen
ontwikkeld -zoals het Bedrijvenloket, het Basis Bedrijvenregister en de Overheidstransactiepoort-
die door overheden worden ingezet in hun informatieverkeer met het bedrijfsleven
om zo de administratieve lasten te verlichten.

Verminderen tegenstrijdige regelgeving; strijdige regelgeving wordt momenteel
onder de loep genomen in een aantal gemeenten. Streven is om in december 2004
de meest relevante strijdigheden te hebben opgelost. Deze oplossingen zullen landelijk
bruikbaar moeten worden gemaakt door andere gemeenten en uitvoeringsorganisaties.


Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen; de taskforce Vereenvoudiging Vergunningen
komt in het begin van 2005 met voorstellen voor het terugdringen van de (administratieve)
lasten, beperking van de doorlooptijden van vergunningen en stroomlijning van
verschillende vergunningen.

Vermindering nalevingskosten; bedrijven moeten vaak omvangrijke investeringen
doen en hoge kosten maken om aan bepaalde regels te kunnen voldoen. Eind 2004
wordt in kaart gebracht of en hoe de nalevingkosten van regelgeving kunnen worden
gemeten (cf. motie-Aptroot/Smeets (29515, nr. 18)).

2. Meer ruimte voor ondernemerschap

In 2005 voert het kabinet de volgende acties voor versterking van het ondernemerschap:
Aanpassing BBMKB; veel starters en MKB hebben geen toegang tot kleine kredieten.
Om dit op te lossen wordt gedacht aan het verhogen van het garantiedeel voor borgstellingkredieten
(BBMKB) onder de ¬ 100.000. Ook zal de promotie van de BBMKB aan banken en starters
worden vergroot.

Een concurrerend corporate governance stelsel; in 2005 vindt een fundamentele
herbezinning op het structuurregime plaats, wordt gewerkt aan het slechten in
Europees verband van barrières voor grensoverschrijdende activiteiten van ondernemingen
en wordt een monitoringcommissie ondersteund die gaat toezien op de follow-up
van de aanbevelingen van de commissie Tabaksblat. In 2005 wordt tevens gewerkt
aan de vereenvoudiging en flexibilisering van het vennootschapsrecht, ondermeer
door aanpassing van het BV recht.

Bedrijfsoverdrachten; om te zorgen dat meer bedrijven bij de pensionering van
de ondernemer succesvol worden overgedragen wordt samen met ondernemersorganisaties
o.a. een toolkit voor bedrijfsoverdrachten ontwikkeld.
Het actieplan veilig ondernemen; het kabinet heeft samen met VNO/NCW, MKB-Nederland
en het Verbond van Verzekeraars het Actieplan Veilig Ondernemen gelanceerd. Kern
van dit plan is een vermindering van de criminaliteit in 2008 met 20%. EZ is daarbij
verantwoordelijk voor het project Aanpak Transportsector en het project Aanpak
Urgente bedrijvenlocaties.

Actieprogramma Internationaal ondernemen; het Actieprogramma Internationaal Ondernemen
heeft tot doel de positie van het Nederlands bedrijfsleven op internationale markten
te versterken. De oprichting van een Dutch Trade Board moet leiden tot krachtenbundeling
en daarmee tot een versterking van de exportbevordering. Tevens wordt in 2005
het instrumentarium van EZ en Ontwikkelingssamenwerking beter op elkaar afgestemd.
Ook komt er meer aandacht voor hoogwaardige export in het exportinstrumentarium.


3. Een nieuw regionaal economisch beleid

De regionale welvaartsverschillen in Nederland zijn klein en beleid om deze verschillen
verder te verkleinen blijkt nauwelijks effectief. Daarom richt het kabinet in
het regionaal economisch beleid de aandacht op het grijpen van economische kansen
en niet langer op het wegwerken van welvaartsverschillen. Zo zal het kabinet samen
met andere overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven extra aandacht besteden
aan innovatieve regios, de zogenaamde hotspots: brainport Eindhoven/Zuidoost-Brabant,
Oost-Nederland (Twente/Gelderland) en de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad.
Een goede bereikbaarheid van economische kerngebieden (incl. mainports) vormt
een sleutelfactor voor een internationaal concurrerend ondernemingsklimaat. In
2005 wordt in samenwerking met V&W een economische visie ontwikkeld op de lange termijn concurrentiekracht van Schiphol.
In voorbereiding op de volgende periode van Europese Structuurfondsen wordt in
2005 een nationaal strategiedocument opgesteld en zal bijvoorbeeld de bijdrage
van grensoverschrijdende samenwerking aan de versterking van de economische structuur
meer aandacht krijgen. Bijzondere aandacht in 2005 gaat uit naar:
Versterking stedelijke economie; om de stuwende economische kracht van steden
stevig te benutten zet het kabinet in het kader van het onderdeel economie van
het GSB III (2005-2009) ¬ 160 mln. in. Hiermee worden vanaf 2005 economische programmas
gestimuleerd in de 30 grote steden die onder andere gericht zijn op vermindering
criminaliteit tegen ondernemers, de aanpak van verouderde bedrijventerreinen en
versterking van de innovatiekracht. 


Bedrijventerreinen; voor een sterk en gevarieerd aanbod van bedrijventerreinen
wordt in 2005 gestart met de realisatie van de 50 Topprojecten. Dat zijn bedrijventerreinen
die van nationaal belang zijn voor de concurrentiekracht. Daarnaast werkt het
kabinet aan het verbeteren van de kwaliteit, veiligheid en uitstraling van de
bedrijventerreinen in Nederland.

Een betere uitvoering van beleid in de regio; de effectiviteit van het regionaal
economisch beleid wordt verbeterd door de werkzaamheden van uitvoerende organisaties
zoals de ROMs en Syntens beter op elkaar te laten aansluiten. In 2005 zal deze
stroomlijning starten, mede geïnitieerd vanuit het project Andere Overheid (PAO).


4. Vernieuwing

Uit verschillende analyses en studies blijkt dat de Nederlandse economie onvoldoende
profiteert van de hoge kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek, van de hoog
opgeleide beroepsbevolking en van het toepassen van de (goede) ICT-voorzieningen.
Mede om dit te veranderen heeft het kabinet het Innovatieplatform ingesteld. In
de tweede helft van 2004 komt het Innovatieplatform met adviezen over het stimuleren
van innovatie in het MKB, het dynamiseren van de kennisketen, het verbeteren van
het beroepsonderwijs en het analyseren van de strategische innovatiegebieden voor
de Nederlandse economie. Voor het groeivermogen is het van groot belang dat op
basis van deze adviezen knelpunten in het innovatiesysteem snel worden aangepakt.


Het kabinet op dit beleidsterrein de volgende 3 prioriteiten:
1.       Meer innovatieve bedrijven,

2.       Meer strategische innovatiegebieden en versterking kennisinfrastructuur,
3.       Stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van ICT en breedband.


1. Meer innovatieve bedrijven

Slechts 1/3e van de MKB-bedrijven innoveert. Tegelijkertijd neemt de innovativiteit
van het industriële MKB af. Om deze ontwikkeling te keren voert het kabinet de
volgende acties uit:

Stimulering innovatie in het MKB; om de interactie tussen MKB-bedrijven en kennisaanbieder
te bevorderen worden in het najaar van 2004 de eerste honderd vouchers uitgereikt
als onderdeel van een pilotproject. In 2005 wordt het experiment verbreed. Om
het MKB een verdere impuls te geven worden de mogelijkheden onderzocht om in Nederland
de Amerikaanse SBIR-aanpak toe te passen. Bij deze methode worden overheden verplicht
om een bepaald percentage van hun uitgaven aan externe onderzoeksopdrachten te
besteden bij het MKB.

Start TechnoPartnerprogramma; als onderdeel van het TechnoPartnerprogramma start
per januari 2005 de Seed faciliteit om privaat durfkapitaal voor starters te
mobiliseren. Daarnaast starten de eerste projecten in het kader het SKE- programma,
gericht op het professioneel ondersteunen van technostarters.
2. Meer strategische innovatiegebieden en versterking kennisinfrastructuur
Excellente clusters worden een steeds belangrijkere vestigingsplaatsfactor voor
R&D-intensieve bedrijven en kenniswerkers. Hiertoe zet het kabinet in 2005 met name in op de volgende acties:
Nieuwe strategische samenwerkingsverbanden; vanaf 2005 ondersteunt EZ samen met
OCW vanuit de smart mix nieuwe publiek-private samenwerkingsverbanden op gebieden
die aansluiten bij onze sterktes en excellent onderzoek. Bij de keuzes zullen
de wetenschappelijke excellentie en het valorisatieperspectief worden meegewogen..
Andere financiering en aansturing TNO en GTIs; In lijn met de evaluatie zullen
TNO en de Grote Technologische Instituten (GTI's) zich meer gaan richten op de
vraag van bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid. Het is hiermee
van belang dat deze vraag in de aansturing en financiering meer centraal en dat
de kloof tussen bedrijven en kennisinstellingen fors verkleind wordt. De ervaringen
met het opstellen van de Energie Onderzoek Strategie (EOS) en met programmatische
sturing in het kader van ICES/KIS zullen hierbij worden betrokken. 
Verbeteren toegankelijkheid Nederland voor internationaal toptalent; het kabinet
heeft besloten tot één loket, kortere procedures en beperkte leges voor het toelaten
van kenniswerkers met een arbeidscontract. Het kabinet zal nog dit jaar bezien
welke belemmeringen er zijn voor kennismigranten om zich als zelfstandige te vestigen
in Nederland en op welke wijze die belemmeringen kunnen worden weggenomen.
3. Stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van ICT en breedband
Nederland behoort qua ICT-netwerken tot de top, maar profiteert nog onvoldoende
van de kansen die ICT biedt om de productiviteit te versnellen. Acties om dit
te verbeteren zijn uitgewerkt in de ICT-agenda (Beter presteren met ICT) en
de Breedbandnota (Een kwestie van tempo en betere benutting). In het najaar
van 2004 komt de Impulscommissie Breedband met aanbevelingen om de ontwikkeling
van breedband in Nederland te stimuleren.

De belangrijkste acties voor 2005 zijn:

Mobiel betalen en betalen via internet; samen met financiële instellingen, telecom-
en ICT-bedrijven en de zogenaamde merchants (thuiswinkels, mediabedrijven, ANWB,
parkeerbedrijven) wil het kabinet een infrastructuur opzetten die mobiel betalen
en betalen via internet mogelijk moet maken. In 2005 wordt een analyse gemaakt
van de maatschappelijke kostenbaten van de verschillende infrastructuren en wordt
een aantal demonstratieprojecten gestart.

Ontwikkeling ICT-diensten; op terreinen als het onderwijs, de zorg, mobiliteit
en veiligheid actie zal actie worden ondernomen om de daar bestaande knelpunten
aan te pakken door gebruik van innovatieve breedbandige ICT-toepassingen.
Regieorgaan ICT voor onderzoek en innovatie; in 2005 zal het regieorgaan ICT
voor onderzoek en innovatie starten met de eerste projecten die moeten leiden
tot meer samenwerking in het ICT-onderzoek en een sterkere aandacht voor benutting
van onderzoek.

5. Slotparagraaf

Onderstaand is een selectie van de belangrijkste wijzigingen (kasuitgaven en
ontvangsten) opgenomen ten opzichte van de begroting 2004. Een volledig overzicht
van de majeure beleidsmatige verplichtingenmutaties is opgenomen in de verdiepingsbijlage.


Uitgaven (in ¬ mln)


2004


2005


2006


2007


2008


2009


Stand ontwerpbegroting 2004


1 643,5


1 499,3


1 405,0


1 420,7


1 411,9


Artikel 2 Innovatiekracht


Fes-bijdrage Bsik innovatie (deels VJN)


29,2


43,4


44,1


44,1


35,4


Fes-bijdrage IS-regeling


9,1


9,1


9,1


9,1


9,1


Kennisenveloppe (VJN)


7,3


31,6


75,0


92,7


Vermogensnormering NIVR


4,6


4,5


4,4


4,3


Artikel 3 Ondernemingsklimaat


Scheepsbouw (VJN)


30,0


30,0


10,0


Artikel 4 Energiehuishouding


Fes-bijdrage Bsik energie (deels VJN)


4,5


8,1


7,7


7,6


6,2


Joint Implementation (VJN)


-13,6


-19,5


-15,9


-15,1


-16,3


COVA


-4,0


-10,0


-6,0


Artikel 9 CBS


Europese statistieken (deels VJN)


3,8


5,3


5,7


5,9


5,6


Artikel 10 Elektronische comm. en post


ICTAL


6,0


4,2


0,7


Diverse artikelen


Geparkeerde taakstelling Vpb-verlaging


-53,0


-104,0


-120,0


Rijksbrede aanvullende PIA-taakstelling


-35,0


-50,0


-100,0


-100,0


Invulling rijksbrede PIA-taakstelling


19,1


28,4


28,4


28,4


28,4


(Extra) Efficiencytaakstelling


-2,2


-3,3


-4,3


-4,3


Diverse mutaties VJN


23,4


8,3


14,0


14,6


14,8


Overige mutaties (deels VJN)


17,7


-0,7


-0,1


-3,0


-2,9


Stand ontwerpbegroting 2005


1 762,7


1 582,4


1 436,2


1 384,1


1 364,9


1 374,0


Ontvangsten (in ¬ mln)


2004


2005


2006


2007


2008


2009


Stand ontwerpbegroting 2004


2 536,0


2 025,2


1 981,8


2 081,1


2 080,8


Artikel 1 Economie en markten


Boetes Nma (deels VJN)


25,0


110,0


65,0


30,0


30,0


Artikel 2 Innovatiekracht


Fes-bijdrage Bsik innovatie (deels VJN)


29,2


43,4


44,1


44,1


35,4


Fes-bijdrage IS-regeling


9,1


9,1


9,1


9,1


9,1


Twinning


-15,9


Vermogensnormering NIVR (deels VJN)


20,0


Artikel 4 Energiehuishouding


Gasbaten (deels VJN)


380,0


877,0


615,0


293,0


381,0


Fes-bijdrage Bsik energie (deels VJN)


4,5


8,1


7,7


7,6


6,2


COVA


-4,0


-10,0


-6,0


Diverse artikelen


Diverse mutaties VJN


-114,0


-137,5


-132,5


-130,6


-130,5


Overige mutaties (deels VJN)


7,5


2,0


3,3


-1,1


-1,5


Stand ontwerpbegroting 2005


2 877,4


2 927,3


2 587,5


2 333,2


2 410,5


2 573,0


Onderstaand worden de belangrijkste mutaties kort toegelicht.
Intensiveringen

Vanuit het Fes zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de regeling Besluit
Subsidies Investeringen kennisinfrastructuur (Bsik). EZ stimuleert zo ontwikkeling
en overdracht van kennis op belangrijke kennisgebieden. 
Ook voor de regeling Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten (IS) is vanuit
het FES voor de jaren 2004 tot en met 2008 een bijdrage verleend. Betreft doorwerking
vanuit de investeringsimpuls 1998.

Aan de EZ-begroting zijn middelen toegevoegd vanuit de kennisenveloppe uit het
regeerakkoord. De middelen worden gebruikt voor TechnoPartner en publiek-private
samenwerking binnen de Smart Mix.

EZ verleent ¬ 50 mln productiesteun voor scheepsbouw via verlenging van de TROS-regeling
en heeft ¬ 20 mln gereserveerd voor een garantieregeling.
Het CBS moet regelmatig voldoen aan nieuwe Europese statistische verplichtingen.
Voor verdere uitvoering van het programma ICT en administratieve lasten (ICTAL)
is een bedrag van ¬ 10,9 mln nodig.

Overige mutaties

De subsidies aan bedrijven worden gekort om een deel van de verlaging van de
vennootschapsbelasting (Vpb) te kunnen compenseren. In afwachting van een nadere
verdeling over de betrokken departementen is deze Vpb-taakstelling vooralsnog
op de EZ-begroting geparkeerd.

In het kader van de rijksbrede vermogensnormering is in 2004 een bedrag van ¬ 20 mln
van het Revolving Fund van het NIVR afgeroomd. Deze middelen komen met rente terug
voor lucht- en ruimtevaartbeleid in de jaren 2005 tot en met 2009.
Door de lagere marktprijs voor CO2-reductie kan de raming voor aankoop van CO2-reductie-eenheden
in het kader van de Nederlandse Kyoto-doelstelling omlaag.
Omdat de inkomsten uit de heffing van de Stichting Centraal Orgaan Voorraadheffing
Aardolie (COVA) hoger zijn dan de kosten, kan de heffing omlaag.
Van de op de EZ-begroting geparkeerde taakstelling Professioneel Inkopen en Aanbesteden
(PIA) van ¬ 50 mln structureel, is inmiddels ¬ 30 mln structureel met maatregelen
belegd en over alle departementen verdeeld.

Het aandeelhouderschap en de ontvangstramingen voor Holland Casino, Twinning
en UCN zijn aan het Ministerie van Financiën overgedragen.
Aanpassing raming van ontvangsten NMa boetes.


---